Leesfragment: Ik wil je laten weten dat we er nog zijn

14 maart 2020 , door Esther Safran Foer
| |

17 maart verschijnt Esther Safran Foers Ik wil je laten weten dat we er nog zijn. Memoir, in de vertaling van Robert Neugarten. Wij publiceren voor.

Esther Safran Foer groeide op in een gezin met een verleden dat te verschrikkelijk was om over te spreken. Als kind van ouders die beiden de enige overlevenden uit hun gezin waren, was de Holocaust altijd aanwezig maar nooit bespreekbaar. Het resultaat was een jeugd die werd gekenmerkt door pijnlijke stiltes en constant verdriet. En terwijl Esther carrière maakte, trouwde en drie kinderen kreeg, bleef ze toch altijd zoekende naar sporen van de schimmen uit haar verleden.

Als haar moeder op een dag terloops meldt dat Esthers vader voor de oorlog al een vrouw en dochter had die tijdens de Holocaust zijn vermoord, besluit ze op zoek te gaan naar antwoorden. Wie waren deze onbekende vrouw en dochter, en hoe overleefde haar vader als enige de gruwelijkheden van de Holocaust? Haar zoon schreef eerder de roman Alles is verlicht over het onbekende leven van zijn grootouders, waarop veel reacties kwamen. Gewapend met een zwartwitfoto, de vele nieuwe inzichten van brievenschrijvers en een handgetekende kaart reist Esther nu zelf naar Oekraïne, vastbesloten de sjtetl te vinden waar haar vader tijdens de oorlog ondergedoken zat. De antwoorden die ze daar vindt zullen niet alleen helpen haar eigen identiteit te ontdekken, maar bieden ook de mogelijkheid het verleden beter te begrijpen.

Ik wil je laten weten dat we er nog zijn is het meeslepende en diep ontroerende verhaal van vier generaties die leven in de schaduw van de Holocaust. Vier generaties overlevenden, verhalenvertellers en bewaarders van herinneringen, vastbesloten het verleden levend te houden en het leven maximaal te leven.

 

1

Volgens mijn geboorteakte ben ik op 8 september 1946 geboren in Ziegenhain in Duitsland. Het is de verkeerde datum, de verkeerde stad, het verkeerde land. Ik had er jaren voor nodig om te begrijpen waarom mijn vader deze verzinsels bedacht. Waarom mijn moeder elk jaar op 17 maart mijn kamer binnenkwam, me kuste en fluisterde: ‘Gefeliciteerd met je verjaardag.’
Ik probeer al mijn hele leven een coherent verhaal te maken van de fragmenten van mijn familiegeschiedenis. Ik ben een kind van overlevenden van de Holocaust. Dat betekent per definitie dat het een tragisch, gecompliceerd verhaal is. Mijn jeugd was gevuld met stiltes die zo nu en dan werden onderbroken voor schokkende onthullingen. Ik begreep dat er afgezien van het geheim van mijn gefingeerde verjaardag veel was wat ik niet wist. Mijn ouders spraken niet graag over het verleden en ik leerde moeilijke onderwerpen te vermijden.
Toen ik me – ik was begin veertig – voorbereidde om een lezing te geven in een plaatselijke synagoge, besloot ik dat dit een goede gelegenheid was om een aantal lege plekken in onze familiegeschiedenis op te vullen. Ik ging met mijn moeder in de roze keuken zitten van haar rijtjeshuis uit de jaren vijftig, in een voorstad waar ook veel andere huizen werden bewoond door families van overlevenden van de Holocaust. We zaten aan haar nepmarmeren gelamineerde keukentafel en ik zag de stapeltjes keurig uitgeknipte kortingsbonnen klaarliggen voor haar volgende boodschappenronde. In het kastje eronder lag een enorme voorraad meel en ontbijtgranen, allemaal – met korting – gekocht om een ramp te overleven.
Ik begon met een paar vragen over mijn vader en zijn oorlogservaringen. Hij was een enigma geweest, een ongrijpbare man om wie alle gesprekken heen dansten, zelfs in mijn eigen hoofd. Mijn moeder nam een slokje van haar geliefde oploskoffie en vertelde nonchalant dat mijn vader in het getto had gewoond met zijn vrouw en dochter. Ze waren allebei door de nazi’s vermoord terwijl hij dwangarbeid verrichtte. Ik was verbijsterd en riep uit: ‘Wat? Hij had een vrouw en een dochter? Waarom heb je me dat nooit verteld? Hoe is het mogelijk dat je daar nu pas mee komt?’
Ik was in mijn jeugd omringd door geesten; familieleden over wie zelden werd gesproken, verhalen die niemand wilde vertellen. Nu was er een nieuwe geest waarvan ik geen weet had gehad: mijn eigen zus. Ik drong bij mijn moeder aan op meer informatie, maar ze zei dat het gesprek was afgelopen. Genug shoyn. Het is mooi geweest. Ik weet niet eens hoeveel ze wist over zijn gezin. Ik vermoedde dat zij en mijn vader niet veel over het verleden hadden gesproken, zelfs niet met elkaar. Ze keken alleen vooruit.
Verdwaasd verliet ik het huis van mijn moeder.
Ik wist het nog niet, maar dat was het begin van een zoektocht die bepalend zou zijn voor de volgende fase van mijn leven.
Ik was vastberaden om meer te weten te komen en speurde databases over de Holocaust af op zoek naar gegevens over de geboorte of de dood van mijn zus. Het leverde niets op. Ik huurde Oekraïense detectives in. Ik nam een agent van de fbi in de arm om foto’s te analyseren. Al mijn speurwerk leidde tot niets. Ik sprak met iedereen die ik maar kon bedenken om uit te vinden wat ze wisten, maar ik kreeg steeds hetzelfde antwoord: ‘Er zijn zoveel mensen vermoord, zoveel baby’s... hoe kunnen we ons al hun namen herinneren?’
Ik wilde niet al hun namen. Ik wilde de naam van mijn zus.
Over mijn naaste verwante die tijdens de Holocaust was vermoord, mijn halfzus, wist ik niets. Ik wist niet hoe ze heette, had geen foto. Er was niemand die zich haar herinnerde. Ze was een kind, een van de minstens zes miljoen joden – waaronder bijna anderhalf miljoen kinderen – die tijdens de Holocaust zijn vermoord, en er was geen enkele manier om te herdenken dat ze had bestaan.
Hoe herdenk je iemand die geen enkel spoor heeft nagelaten?
Mijn zoektocht bracht me naar plaatsen die me hielpen begrijpen hoe en waarom de Holocaust tot generaties lang na de bevrijding bleef nagalmen. Het was in wezen een zoektocht die me naar plaatsen in mezelf bracht, die me angst inboezemden.
Er wordt weleens gezegd dat joden geen belangstelling hebben voor de geschiedenis, dat ze zich meer bekommeren om herinnering dan om geschiedenis. Het Hebreeuws heeft merkwaardig genoeg geen woord dat exact overeenkomt met geschiedenis. Zikaron en zakhor, de woorden die meestal worden gebruikt, laten zich vertalen als ‘herinnering’. Het woord voor geschiedenis in het Ivriet, de moderne versie van Hebreeuws, is ontleend aan het Engelse woord history, dat is ontleend aan het Griekse historia. Herinneringen zijn persoonlijk en hebben te maken met verhalen en specifieke ervaringen. Geschiedenis is het einde van iets. Herinneringen zijn het begin van iets.
‘Joden hebben zes zintuigen. Gevoel, smaak, gezicht, reuk, gehoor... geheugen.’ Zo vatte mijn zoon Jonathan het samen in zijn in 2002 verschenen roman Alles is verlicht. ‘Bij een speldenprik denkt de jood onmiddellijk aan andere speldenprikken... Ziet een jood een speld, dan vraagt hij niet slechts: hoe voelt dit, maar ook hoe herinnert dit?
Het lijkt misschien een abstractie om het kruispunt van geschiedenis en geheugen te analyseren, een zuiver taalkundige kwestie, maar voor mij is het onderscheid heel werkelijk. Ik heb een groot deel van mijn leven besteed aan het opgraven van herinneringen die me ontglippen.
Op de schoorsteenmantel in mijn woonkamer staat een zorgvuldig samengesteld stilleven van glazen potjes. Een willekeurige bezoeker zou kunnen denken dat ik een altaar heb ingericht voor modder en puin. Helemaal ongelijk zouden ze niet hebben. Elk potje is zorgvuldig gelabeld, en bevat aarde uit mijn moeders sjtetl in Kolki in Oekraïne; zandsteen van de reusachtige rotsformatie Uluru in Centraal-Australië; brokstukken van de Berlijnse Muur; resten uit het getto van Warschau. Toen ik ooit tijdens een reis naar het Turkse Sardis zag dat een gedeelte van het marmermozaïek op de vloer loszat, liet ik stiekem een stukje tegel in mijn handtas glijden toen mijn man niet keek. Hoewel hij me regelmatig waarschuwt dat ik geen relieken mag stelen – laat staan er de grens mee oversteken – weet mijn echtgenoot, Bert, dat het zinloos is om gehoorzaamheid van me te verwachten. Ik ben een agressieve verzamelaar, een vrouw met een missie, die altijd en overal stukjes persoonlijke geschiedenis in afsluitbare plastic zakjes laat verdwijnen.
Mijn hele huis is gevuld met herinneringen. De eenentwintig potjes in mijn woonkamer maken deel uit van een verzameling die zich uitstrekt tot in mijn keuken, waar nog eens bijna veertig potjes staan uitgestald op de vensterbank.
Die obsessie is een familietrekje.

[...]

 

© 2020 Esther Safran Foer
© 2020 Nederlandstalige uitgave: Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum bv, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum