Leesfragment: Het duikersspel

17 januari 2020 , door Jesse Ball
| | |

21 januari verschijnt Het duikersspel (The Divers' Game) van Jesse Ball, in vertaling van Jan Willem Reitsma. Wij publiceren voor!

Het streven naar gelijkheid en rechtvaardigheid heeft de mensheid bijna te gronde gericht. Nu is de wereld verdeeld in twee groepen, de pats en de quads. De pats mogen de quads doden, en dat doen ze ook – ze zetten simpelweg hun gasmasker op en laten het gas zijn vernietigende werk doen.

Het duikersspel beschrijft een maatschappij die ongemakkelijk veel lijkt op de onze, maar waarin gelijkheid en rechtvaardigheid als achterhaalde concepten worden beschouwd. Welke gevolgen heeft een gebrek aan beschaving voor de samenleving, wat betekent het als angst alomtegenwoordig is? Moeten we definitief afscheid nemen van het idee dat compassie een menselijke eigenschap is? Of is er hoop?

Met zijn kenmerkende empathie en vindingrijkheid bevestigt Jesse Ball in deze nieuwe roman zijn faam als een van de meest fascinerende talenten van de hedendaagse literatuur.

N.B. Jesse Ball verblijft op uitnodiging van het Nederlands Letterenfonds in de Schrijversresidentie aan het Spui in Amsterdam, van 24 januari tot 24 februari.

 

Lethe! Als we naar haar op zoek gaan, als we de trap op rennen, haar deur opengooien en in haar bed kijken is ze er niet. Als we over de trap omlaagstormen, de hoek omgaan, langs haar beduusde vader (die ons niet kan zien) naar het tafeltje lopen waar ze zo dol op is, het tafeltje bij het raam, is ze er niet! Ze is er niet! Een bord en een paar kruimels, een leeg glas. We gaan naar buiten, de straat op, en vóór ons – echt waar? – zien we haar onder lindebomen deinen als een kind, want de ochtend deint, want als het ochtend is deint alles toch? Alleen oude mensen, die de luttele adem van de wereld niet meer voelen, zijn stram.

Lethe! Al lopend bekijkt ze haar voeten, observeert ze die – wat zijn ze onvoorspelbaar, zijn ze wel van haar? – en denkt: wat zal ze vandaag gaan doen? Haar voeten bewegen zich daar beneden en wij bewegen met ze mee, en opeens zijn we bij de trein aangekomen. Behendig loopt ze de treden op, de treindeuren gaan open en er is plaats voor haar tussen twee mannen die recht voor zich uit staren, in de leegte als het ware. Ze zijn niet de enigen. De trein zit vol met zulke mensen. Lethe gaat tussen hen in zitten. Ze kijkt recht voor zich uit, maar haar gedachten zoemen. Deze reis maakt ze elke ochtend, en in de tussentijd, altijd in de tussentijd, is ze elders.

De deuren gaan dicht, de trein schuift naar voren en uit de luidspreker klinkt een stem die ze al duizendmaal heeft aangehoord. In een reflex grijpt ze naar het grijze rubberen apparaat aan haar riem en ze recht haar rug. Ze blikt met opgeheven hoofd vooruit, bijna trots. Een diepe en geruststellende stem, de altijd vertrouwde stem, een stem die ze al haar hele leven hoort, doet de luidsprekers trillen en iedereen in de coupé zingt zachtjes:

Een burger weet
dat hij goed leeft
als hij op straat
een masker aan
een riem of arm heeft.
Bij trammelant
uit het kwadrant:
je masker op!
je masker op!

Het gas, dat vloeit,
er bloeit een wolk.
Het legt ze om,
dat lage volk.

Er klinkt een koor van blazers en dan is de coupé weer stil. Hij reist verder, immer voorwaarts. In die richting beweegt de samenleving zich: voorwaarts. Iedereen die haar achteruit probeert te sturen wordt onder de wielen fijngemalen. Zo is het toch altijd gegaan?

Bij elk station schettert het vreugdevolle blazerskoor. Wanneer je zo bent gewend iets op te zeggen, is het dan niet een soort blijdschap om dat gedachteloos van je lippen te laten rollen? Ze stonden in die tinctuur, een weliswaar dunne blijdschap, die je nooit kon aanraken, nooit echt kon voelen, totdat de treindeuren opengingen op hoofdstation Centrum, en naar buiten tuimelden de passagiers, met zovelen – je zou niet hebben gedacht dat de trein zovelen kon bevatten. Ze waren niet in wilde kleuren gestoken, deze burgers, hoewel ze uiteraard volgens de laatste mode gekleed gingen. En ieder van hen, tot de laatste aan toe, droeg een mooi gefabriceerd masker op zijn of haar heup. Heb je ooit zoveel gasmaskers bij elkaar gezien? Stuk voor stuk fraai gesleten door het gebruik bovendien, elk masker het werktuig van een deskundige. Het was een soort hedendaags Sparta, zou je het zo niet noemen? Vind jij dat ook niet?

En vandaag was het de dag vóór Ogiasdag. Er was al vijftig jaar geen Ogiasdag meer gevierd. Dus niemand wist hoe het zou lopen.

Lethe slaagde erin vanaf het perron de trap af te lopen, dook onder een spoor door en nam een binnendoorweggetje langs een groen talud naar een zijstraat die gehaast wegliep van het station. Dit was de weg naar haar school, want ze was nu groot, zestien of zeventien, en mocht haar plaats innemen op een college waar ze zou worden onderricht over alles wat een mens zou kunnen willen weten, alles over wat dan ook. Lethe was het slimme type dat niet zoveel zegt. Ze werd gewaardeerd en geprezen en met rust gelaten. Haar toekomst was veiliggesteld. Maar vandaag was ze te laat op school, iets te laat, en door een soort leemte liep ze door de ingang – de meute had hem drie tellen geleden gepasseerd. Ze kon hem daar bijna voelen, die woeste meute van armen en benen, van duwen en nabijheid. Een, twee, drie – en dan zij!

Het klaslokaal in, en op zoek naar Lois. In de deuropening zag ze Lois in gedachten al voor zich, had ze een beeld voor ogen van haar op een stoel, met een lege plek naast zich. Daarna het klaslokaal in, en daar zat Lois, precies zoals ze haar had gezien, precies zoals Lois altijd was, uitnodigend gebarend met een dunne arm, een arm die er vrijwel precies als die van Lethe uitzag. Ik kon ze niet uit elkaar houden, hoewel het geen zusjes waren. Heb je ooit iemand ontmoet en het gevoel gehad dat die je evenbeeld was? Heb je jezelf weerspiegeld gevoeld? Lethe en Lois gingen zitten en grepen onder het tafeltje elkaars hand vast, eender gekleed in grijze rokken en mosterdgele truien, met één blote schouder. Het licht op het podium flakkerde aan en hun docent Mandred was er. Zijn oude ogen harkten het lokaal af en hij glimlachte flauw.

Zullen we beginnen?

 

Copyright © 2019 Jesse Ball
Copyright vertaling © 2020 Jan Willem Reitsma / Em. Querido’s Uitgeverij bv

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum