Leesfragment: Fantoommerrie

23 januari 2019 , door Marieke Lucas Rijneveld
| |

Donderdag 24 januari verschijnt de nieuwe dichtbundel van Buddingh'-prijswinnaar Marieke Lucas Rijneveld: Fantoommerrie. Wij mogen het eerste gedicht voorpubliceren.

Je zou kunnen zeggen dat Fantoommerrie verder gaat waar Kalfsvlies was opgehouden, maar dat suggereert dat we met een vervolg te maken hebben, en dat is niet zo. Deze bundel is een nieuwe verkenning in het universum van Marieke Lucas Rijneveld, dat paradoxaal genoeg aan de ene kant compleet onnavolgbaar is, maar aan de andere kant ook onmiddellijk herkenbaar en altijd eigen. Over een oma die onsterfelijk had moeten zijn, het noodlottig einde van een onvoorzichtige kat, over dromen natuurlijk: mooie en lelijke, over bidden om speelgoed, de zithouding van de schrijver – en over voorleesvaders, die lastige vragen krijgen: ‘waar komen kinderen vandaan als ouders nooit kussen?’ Fantoommerrie is een dichtbundel om in te verdwalen, en dan te besluiten om er te blijven.

N.B. Eerder besprak Erik Lindner voor ons Kalfsvlies, publiceerden we voor uit De avond is ongemak en namen we Jan van Mersbergens interview met Rijneveld op voor een podcast.

 

Het hart een koelelement

De ijsmeester zegt dat wie de korstjes van zijn boterham niet opeet,
nooit genoegen zal nemen met de rafelranden van het leven, dat een

thermoshirt ervoor zorgt dat je het warme verlangen naar de beste
worden niet snel zal verliezen. Men heeft het ijs getest en de dikte

vergeleken met wanneer je de vriezer moet ontdooien, zakjes wortelsoep
liggen als forse goudvissen op de bodem naast twee paar

sokken en een te heet seizoen. Ik heb mijn schoenen als borg ingeleverd
bij het loket, enkels van Hansaplast en het zelfbeeld zo wankel als een

beginner op klapschaatsen. De ideale kniehoek is die van de geodriehoek,
mijn ruggengraat heeft de vorm van een spade en alle uren tussen

de koeien en het uitmesten maken dat ik moeilijker kan buigen, dat het
soms zo zwart wordt dat ik spreeuwen zie overvliegen, angst draagt

een bivakmuts: ik zie nog maar weinig en ken mijn remmingen te goed.
Op dit ijs werd een schaatser vier keer wereldkampioen en ging daarna

handelen in kachels omdat hij het nooit meer warm had gekregen.
Buurjongen beweerde dat je geen handschoenen moet dragen als het

boven de vijf graden is, dat als de nacht zich als een vorst kleedt en uit
het oosten komt, met zijn gewaad langs rietpluimen schuift om alles

koud en donker te maken, het een goede winter wordt. In de bochten zie
ik het verleden op Friese doorlopers voorbijkomen: nog geen kans op

struikelpartijen en soms zelfs een stoel om je aan vast te houden,
herinneringen van gevulde speculaas. Ooit een schaatsende kat gezien?

Het was geen gezicht. In gesprekken ontdooi ik altijd op het verkeerde
moment, dan weer is het hart een koelelement. De ijsmeester ruimt

colablikjes op, papiertjes van Snickers, blaren, een pot Calvé-pindakaas.
Op een bord naast de baan staat: laat het thuisfront altijd weten dat je weg

en kans op windwakken, alleen schaatsers kunnen aan twijfel bezwijken.

 

© 2019 Marieke Lucas Rijneveld

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum