Leesfragment: De vernuftige etser

26 maart 2019 , door Henk van Nierop
| | |

17 april verschijnt De vernuftige etser. Het scandaleuze leven van Romeyn de Hooghe van Henk van Nierop. Lees bij ons alvast een fragment!

Romeyn de Hooghe was de meest creatieve en productieve prentmaker van de late Gouden Eeuw. Zijn morele reputatie is tweeslachtig. Werd hij vanouds weggezet als een oplichter, een dief, een pornograaf en een atheïst, tegenwoordig beschouwen historici hem als een aanhanger van radicale verlichtingsideeën. In deze biografie treedt hij naar voren als een doortastend ondernemer, een spindoctor voor de Oranjepartij en een opportunistische sociale stijger. In een ongekend vileine pamflettenstrijd probeerden de Amsterdamse regenten zijn reputatie te vernietigen, maar dankzij zijn eigen vindingrijkheid en de steun van stadhouder-koning Willem iii overleefde hij de lastercampagne.
Regenten, kunstenaars en broodschrijvers maakten op originele wijze gebruik van de beeldende kunsten en literaire technieken om hun tegenstanders te overtuigen en hun aanhangers te mobiliseren. Spotprenten en pamfletten waren wapens in het politieke debat. Het picareske levensverhaal van Romeyn de Hooghe werpt een onverwacht licht op de schaduwzijden én de meer humoristische kanten van de politieke cultuur van de zeventiende eeuw.

 

Dubbelspion

Als meester in de kunst van het promoten van het imago van de stadhouder-koning was Romeyn onmisbaar voor de Oranjepartij. Maar het omgekeerde was ook het geval. Romeyn had geleerd dat zijn veiligheid, welzijn en misschien zijn leven afhingen van de voortdurende steun van de prins en zijn entourage. Misschien om die reden besloot hij zich op meer dan één gebied nuttig te maken. Hij zette een spionagenetwerk op en vond zichzelf opnieuw uit als geheim agent. Hierdoor intensiveerde hij zijn relaties met de leiders van de Oranjepartij, maar dit bracht niet de voordelen waarop hij gehoopt had.
In december 1692 berichtte secretaris Willem van Schuylenburg aan zijn meester dat Romeyn hem had verteld dat hij een samenzwering op het spoor was gekomen en dat hij de koning persoonlijk in Londen wilde adviseren hoe deze in de kiem te smoren. In een bijgesloten brief beschreef Romeyn hoe hij rond 1680 in het huis van een Italiaan genaamd Romano, ‘de koffieman bij de Beurs’, had kennisgemaakt met een schimmige Romein genaamd Borghese. Deze leefde nu onder de naam Caraffa – en in Duitsland als ‘Baron Borgers’ – nabij de vismarkt in Rotterdam met een zekere dame ‘met wie hij zei getrouwd te zijn, een volle nicht van Madame Powis, de gouvernante van de zogenaamde Prins van Wales’. In december 1690, toen Romeyn druk bezig was met de triomfbogen voor de feestelijke intocht van Willem iii in Den Haag, had deze Borghese hem gepolst ‘of ik niet mocht hebben enige dispositie ten dienste des Fransen konings’, en hem een schriftelijke machtiging getoond van zowel Lodewijk xiv als Jacobus ii. Romeyn had onmiddellijk Van Schuylenburg op de hoogte gebracht. Met Borghese ontwierp hij ‘een chemisch alfabet’ (een met onzichtbare inkt geschreven code) waarmee ze in het geheim konden communiceren. Hij deelde deze code met Bentinck.
Het duurde meer dan een jaar voordat de agent (die ‘van plaats naar plaats reisde, de bovengenoemde dame meevoerende’) hem in februari 1692 opnieuw benaderde. Bentinck en Van Schuylenburg moedigden Romeyn aan nauwere betrekkingen aan te knopen om zo zijn plannen tegen hem te keren. Als dubbelagent slaagde hij erin het vertrouwen van Borghese te winnen door hem valse informatie te leveren.
Het resultaat was dat Borghese en twee andere Franse agenten – de een noemde zich Markies de Blagny, de andere Blavet – met een concreet plan kwamen om overstromingen te veroorzaken door de Maasdijk bij Rotterdam en de IJdijk bij Amsterdam door te steken. Dit zou zo veel verwarring veroorzaken dat de ‘malcontenten’ in opstand zouden komen. Zij zouden hulp ontvangen van een Frans expeditieleger van 25.000 man. De rol van Romeyn was de samenzweerders te adviseren over de beste locaties en timing voor het plan. Volgens hen was hij een expert omdat hij kaarten van de hoogheemraadschappen Rijnland en Schieland had gemaakt. Ze beloofden twee petardiers te sturen (soldaten die met springstoffen werken), vermomd als hugenotenvluchtelingen, om hem te helpen de klus te klaren.
Romeyns verhaal klinkt buitengewoon ongeloofwaardig. Hij had vijf jaar eerder inderdaad een nieuwe uitgave van een kaart van het Rijnland gemaakt door correcties aan te brengen in een bestaande kaart en een fraaie rand met de wapenschilden van de hoogheemraden toe te voegen. Maar dit maakte hem niet plotseling tot een deskundige op het gebied van de waterbouwkunde. Bovendien had hij nooit een kaart van Schieland gemaakt, die voor de onderneming aan de Maas nodig was – misschien bedoelden ze zijn wandkaart van Rotterdam. Waren de Franse agenten slecht geïnformeerd, of had Romeyn het hele verhaal verzonnen? En waarom benaderden ze uitgerekend Romeyn, die bekendstond als cliënt van de stadhouder?
Romeyns activiteiten als dubbelagent waren nauw verbonden met een ander project, dat niet minder ver afstond van zijn werk als etser. In april 1692 slaagde hij erin een privé-audiëntie bij de stadhouder te krijgen in Het Loo, waar hij een plan openbaarde om de haven van Duinkerke aan te vallen. De Franse marine was geen partij voor de gecombineerde Britse en Nederlandse vloten, maar Franse kapers in Saint-Malo, Calais en Duinkerke bleven zware verliezen toebrengen aan de Britse en Nederlandse koopvaardij. Romeyns plan bestond eruit een konvooi afgedankte vissersschepen, volgeladen met vaten buskruit, op een van deze havens af te sturen en ze daar tot ontploffing te brengen. De prins voelde hier wel wat voor en belastte de explosievendeskundige en uitvinder Willem de Meester met de uitvoering. Verschillende pogingen liepen uit op een mislukking, maar De Meester kreeg de schuld en Romeyn ging vrijuit.
In een brief aan de stadhouder wekte Romeyn de indruk dat hij een belangrijke rol in deze onderneming speelde. Hij had zijn kennis gedeeld met de Franse spionnen, die hem paspoorten hadden overhandigd waarmee twee schepen in Duinkerke konden aanmeren en ze hadden hem aangemoedigd de prins over te halen een aanval te ondernemen met behulp van de vuurschepen. Romeyn moest de precieze tijd en omstandigheden aan de agenten doorgeven. Van tevoren gewaarschuwd, zou het Franse leger de geallieerden in een hinderlaag lokken.
De agenten beloofden Romeyn een royale beloning voor zijn diensten, boven op de compensatie die hij zou ontvangen voor het verlies van zijn bezittingen in Holland. Zijn vrouw en dochter zouden veilig uit Gent of Aken naar de dichtstbijzijnde door Frankrijk veroverde gebieden worden gevoerd. Ze hoopten dat Romeyn zelf de leiding zou nemen over de operatie. Hij moest met de vuurschepen in Duinkerke deserteren en van daaruit met signalen de geallieerde troepenmacht misleiden om hen zo naar de slachtbank te leiden.
Ook dit project klinkt te fantastisch om waar te zijn. Waarom zou de stad - houder een complexe maritieme operatie toevertrouwen aan iemand zonder enige militaire ervaring? Toch namen de prins en zijn ministers Romeyns informatie serieus. Op 22 januari 1693 liet Romeyn Bentinck opnieuw weten dat hij de zaak persoonlijk met de koning wilde bespreken. Een week later had hij een vergadering met Heinsius, Van Schuylenburg en de secretaris van de Amsterdamse Admiraliteit, Hiob de Wildt. Ze moedigden hem aan zijn geheime correspondentie met de vijand voort te zetten en beloofden dat ze geen maatregelen met betrekking tot de Maas- en IJsluizen zouden nemen zonder zijn voorkennis, ‘omdat men dat punt heel doenlijk vond’. Maar Heinsius uitte zijn twijfel aan Bentinck en verklaarde dat het plan hem ‘zeer groot en onzeker’ voorkwam.
Vier maanden later stuurde Heinsius aan Bentinck twee door Romeyn opgestelde geheime memoranda. Het eerste, getiteld ‘Project der vijanden’, zette in detail uiteen hoe de petardiers de sluizen in het IJ en de Maas zouden opblazen, hoe de Franse troepen naar Rotterdam zouden oprukken en hoe Romeyn zelf met twee vuurschepen naar Duinkerke zou koersen. Het tweede memorandum, getiteld ‘Project der onzen’, beschreef in nog meer detail hoe men zich hiertegen teweer moest stellen: hoe de petardiers en de Franse spionnen te arresteren, hoe de Franse troepen in Zuid-Holland in de val te lokken en te vernietigen, en hoe in Duinkerke verwoestingen aan te richten. Ondanks de uitgebreide instructies, is geen van deze plannen ooit uitgevoerd.
Twee jaar later, in juli 1694, stuurde Romeyn opnieuw een brief aan Bentinck waarin hij hem informeerde over een ander spionagenetwerk dat hij aanstuurde. Hij sprak zijn voldoening uit dat Heinsius hem had toegestaan zich te ontdoen van een agent met de naam Cleran. Deze persoon was ‘buiten krediet en affaires’ en koesterde meer belangstelling voor in het incasseren van zijn beloning dan voor het leveren van nieuws. Hij was nu bezig met een andere agent, Du Ruel genaamd, en hij raadde een zekere La Feuillie aan, die al lang betrouwbaar nieuws leverde, veel wist van de malcontenten bij de vijand en een grondige kennis had van het oorlogsgebied. Hij was ‘zeer eerlijk, godvruchtig en een ijverig hater van de Franse koning’. En misschien wel het belangrijkste: hij bood zijn diensten kosteloos aan.
Weinig dingen in de Republiek waren gratis, en de loyaliteit van Romeyn behoorde daar niet toe. De tweede helft van zijn brief nam dan ook een andere wending. ‘Uwe Excellentie zal verrast zijn,’ schreef hij, ‘dat ik, eens afgestapt schijnende van het vacante pensionarisschap van Haarlem, wederom daarover spreek.’ De pensionaris was een bezoldigd ambtenaar en de belangrijkste functionaris van de stad. Hij trad op als de woordvoerder van de stad in de Statenvergadering, rapporteerde rechtstreeks aan de vroedschap en vertegenwoordigde continuïteit binnen een stadsregering die elk jaar opnieuw werd gekozen. Pensionaris Matheus van Valckenburgh was in maart 1694 overleden en er was nog geen opvolger benoemd. Blijkbaar had Romeyn Bentinck eerder over de vacature benaderd, maar zonder succes. Hij probeerde het nu nog eens en vinkte zes redenen af waarom hij de beste keuze zou zijn:

Dat ik ten eerste, meer dan iemand anders, erom bekendsta dat ik het belang van de middelen van bestaan en het welvaren van de burgers versta. Ten tweede dat ik, omdat ik van het mijne goed kan leven, zonder last van familie, ongekrenkt zal durven pousseren de goede sentimenten [d.w.z. de agenda van de Oranjepartij]. Ten derde, met meer éclat en splendeur [glans en luister] dat ambt bedienen. Ten vierde aan alle regerende heren (uitgezonderd enigen van Amsterdam die ik om Uwe Excellentie heb verloren) familiair en welkom ben, gelijk in het bijzonder aan de heer Raad - pensionaris, zoals zijn Hoog Edele Genade mij betuigt. Ten vijfde meer talen ken dan een van de pretendenten. Ten zesde in buitenlandse zaken en hoven beter dan een van hen ingedrongen ben.

De belangrijkste reden waarom Bentinck hem voor het ambt moest aanbevelen kwam als laatste:

Maar bovenal [omdat ik] geëngageerd ben, en nog meer wil worden, in de belangen van Uwe Excellentie. Zo deze of meer andere consideraties bij Uwe Excellentie plaats vatten, laat toch bovenal in Uwe Excellenties gedachten komen met welke vigeur ik, zonder perikelen aan te zien, alles heb opgevolgd wat mijn heer goed vond, en dat ik daarom alleen tot nog toe ben geweest het doel van al Zijne Excellenties vijanden; en of het niet van Uwe Excellenties generositeit behoort te zijn, [mij] te avanceren.

Het is onbekend of Bentinck zich verwaardigd heeft te antwoorden. Het staat echter vast dat het pleidooi van Romeyn aan dovemansoren gericht was.
De precieze aard van Romeyns activiteiten als dubbelspion blijft in nevelen gehuld. Toch laat zijn korte loopbaan als geheim agent twee dingen duidelijk zien. Ten eerste zijn goede relaties met de leiders van de Oranjepartij, waaronder de koning-stadhouder zelf. Het is verbluffend hoeveel vertrouwen ze in hem bleven investeren. Ten tweede toont dit aan dat Romeyn zijn project om zich - zelf in de maatschappij omhoog te werken nooit uit het oog heeft verloren.
Een ander beproefd middel om datzelfde doel te bereiken was het sluiten van een strategisch huwelijk. Het vinden van een voorname partner met goede politieke en familierelaties voor Maria Romana, die de huwbare leeftijd naderde, zou zijn huidige en toekomstige status ongetwijfeld verhogen.

 

© 2019 Henk van Nierop

pro-mbooks1 : athenaeum