Leesfragment: De Saoedi's

09 februari 2019 , door Mark Blaisse
|

Vrijdag 15 februari (17:00) wordt De Saoedi's van Mark Blaisse gepresenteerd bij Athenaeum Boekhandel aan het Spui te Amsterdam. Lees bij ons alvast een fragment!

Het moderne Saoedi-Arabië is een mysterie, een land dat bij de meeste mensen alleen bekend is aan de hand van steekwoorden. Olie natuurlijk, en Mekka. Zand, steenrijke sjeiks, kamelen én recentelijk de moord op Khashoggi. Een vrouwonvriendelijk koninkrijk in de woestijn. Dankzij de olie werd Saoedi-Arabië een wereldspeler van formaat, maar het einde van die handel is in zicht. Sinds kroonprins Mohammed bin Salman een even ambitieus als controversieel moderniseringsprogramma begon, is er van alles gaan schuiven. Wat is er precies aan de hand daar? Hoe zal het land zich ontwikkelen?

Mark Blaisse reisde veel en langdurig door het land om te onderzoeken hoe een gesloten woestijncultuur reageert op de uitdagingen van de 21ste eeuw. Hij overnachtte bij prinsen in de woestijn, verkende de weg naar Mekka, bezocht galerieën met verboden kunst en verbaasde zich over het behendig geflirt in winkelcentra. Hij ontdekte een paradoxaal maar ook verbazingwekkend openhartig Saoedi-Arabië, dat we niet kennen uit de krant.

In dit boek ontsluiert hij vakkundig een koninkrijk op de grens tussen Koran en modernisme, tussen streng-conservatieve waarden en een open, vrije samenleving met autorijdende vrouwen, studiemogelijkheden, theaters en pretparken. Zelfs toeristen zijn weer welkom. Of is dit alles een fata morgana?

 

Aarden in de woestijn

Weinig ervaringen brengen de bezoeker zo dicht bij de Saoedische cultuur als een weekendje in de woestijn. Zoals gezinnen in Europa in het weekend naar hun caravan in het bos of huisje aan zee vertrekken, zo gaan de mannen in Saoedi-Arabië op stap met hun v8-bolides richting tentenkamp of boerderij. Vrouwen blijven dan meestal thuis; weekenden zijn een mannenaangelegenheid. En die vriendschappen zijn diep en langdurig. Meestal blijven mannen vanaf de middelbare school met elkaar omgaan, liefst wekelijks, ergens buiten, waar niemand hen lastigvalt.
Ze rijden bijvoorbeeld elke vrijdagochtend vanuit Riyad driehonderd kilometer in noordelijke richting de woestijn in. Daar zetten ze hun Ford Raptor en Nissan Patrol Platinum bij het kamp van Faisal, landmachtofficier buiten dienst, met wie zij van de lagere school tot hun eindexamen in de klas hebben gezeten. Faisal zet telkens begin november zijn tenten op, om deze in maart weer te laten weghalen, wanneer het te warm wordt. Behalve een zwarte, vierkante vergadertent, met een groot vuur in het midden, staan er drie slaaptenten, een eettent, een keukentent, een tankwagen met zoet water, een twintig meter lange caravan op wielen voor het geval er een zandstorm opsteekt en een tent voor de drie windhonden. Met de honden wordt gejaagd op hazen, maar het liefst gaan de vrienden naar Soedan of Mali voor het echte werk: reeën en antilopen. ‘Ze rennen niet harder, maar hebben een betere conditie. Onze honden winnen het altijd,’ zegt Mohammed, een gepensioneerde marmerhandelaar. Net als zijn vrienden draagt hij de Saoedische, rood-wit geblokte ghutrah, de kundig gevouwen hoofddoek, en een lange, bruine winterjas van kamelenhaar (bisht of mishlah). Vrouwen komen hier niet, zonen wel. ‘We bereiden hen voor op een leven onder vrienden, vuur maken, gastvrij zijn, spoorzoeken en navigeren door de woestijn. De jongeren mogen onze tradities niet inruilen voor spelletjes op hun mobieltje.’
Op deze vrijdag zijn er vijf zoons mee, die hun vaders nog op hun voorhoofd en de vrienden twee tot drie keer op de wang kussen. Respect voor ouderen is een hoeksteen van de Arabische beschaving, net als zorgen voor zieken en armen, vreemdelingen royaal onthalen en vijf keer per dag bidden. ‘Hier in de woestijn hoeft het maar twee of drie keer. We zijn tenslotte op reis en onthand.’ Faisal moet zelf lachen om zijn hypocriete excuus. Slechts de helft van het gezelschap trekt zich rond halftwaalf en dan weer iets voor vijven terug in de eettent voor het gebed. De andere helft zit op dikke tapijten te kaarten en aan een waterpijp te lurken. Op zijn hurken zet Hassan boven het vuur koffie. Hij heeft zijn eigen versleten koffiekoffer meegenomen, met gebrande bonen en de juiste lepels en tangen. ‘De Japanners hebben een theeritueel, wij zijn meer van de koffie,’ zegt hij, waarna hij iets mompelt wat op aligato lijkt.
Hassan reist veel, net als zijn kompanen. Ze hebben allen een diploma aan een Amerikaanse universiteit behaald. Saoed en Salman dragen een baseballpet onder hun hoofddoek, een bewijs dat veel Saoedi’s last hebben van een gespleten identiteit. Ze houden van Amerika, maar nog meer van hun eigen land, ook al hebben ze daar minder bewegingsruimte. Ze bewonderen de klasseloze Amerikaanse maatschappij, maar hechten ook aan hun eigen tribale tradities en sociale gelaagdheid. Saoedi’s vinden het soms moeilijk om te kiezen tussen modernisme en traditie. Veranderingen zoals het recht voor vrouwen om auto te rijden, het uit de openbaarheid terugdringen van de religieuze politie, waardoor vrouwen ook zonder sluier over straat kunnen, het toestaan van livemuziek, het allereerste optreden van een vrouwelijke popartiest in Saoedi-Arabië (de Libanese Hiba Tawaji, in december 2017) en het na veertig jaar herinvoeren van de bioscoop zijn door de conservatieven met grote argwaan ontvangen. De islam schrijft immers voor dat niets mag afleiden van het dienen van Allah. Soberheid en reinheid zijn dus vereisten en daar haalt de jonge kroonprins Mohammed bin Salman sinds kort een flinke streep doorheen. ‘Hij kan niet anders,’ zegt de liberale Faisal. ‘Hij is zelf pas drieëndertig, de buurlanden zijn liberaal, de verleidingen die iedereen via de sociale media bereiken, zijn niet tegen te houden. Saoedi-Arabië kan zijn kop niet in het zand blijven steken.’
Het woord ‘traditie’ valt vaak in Saoedi-Arabië. De mannen in het kamp hebben belangrijke banen, er zitten emirs tussen, achterneven van koning Salman, diplomaten, ondernemers en militairen. Maar onder vrienden is iedereen gelijk en in het weekend zijn ze vooral weer trotse bedoeïenen, net als hun voorouders. ‘Ook in Riyad blijven we innerlijk trouw aan de aloude rituelen,’ zegt Faisal, die de woestijn als zijn broekzak kent. Elk jaar zoekt hij een nieuwe plek uit voor zijn kamp, maar altijd in de buurt van zandduinen. Met zijn zoons scheurt hij in de Raptor, soms op twee wielen, over kammen en door beddingen, waar kamelen naarstig naar sprietjes zoeken. ‘Die dienen alleen nog de status van hun eigenaar. Kamelen verwoesten het woestijnlandschap omdat zij al het groen opeten. Maar we kunnen het niet verbieden, ze zijn het symbool van ons land.’
De Jemenitische bedienden zorgen voor muntthee en dadels. Twee aan twee keuvelen de mannen over politiek en de gevolgen van de nieuwste veranderingen. Hoe het zal zijn als vrouwen een auto-ongeluk veroorzaken. Dat wordt een hele organisatie, aangezien alleen vrouwen andere vrouwen mogen ondervragen, fouilleren, arresteren en opsluiten. Vrouwelijk personeel bij de pompstations? Ze kunnen het zich niet voorstellen. ‘Ik zie hen geen band verwisselen bij vijftig graden,’ grapt Saoed.
De koks hebben een schaap geslacht en een grote schaal saffraanrijst klaargezet. Aan een lange tafel eten we maag, long, luchtpijp, hart en teelbal, en door de echtgenote van Faisal gemaakte cake toe. Daarna gaan we weer terug naar de zwarte tent, waar het aangenaam warm is, terwijl de buitentemperatuur gedaald is richting het vriespunt. Straks zullen we ons in met namaakbont gevoerde militaire slaapzakken hullen, maar eerst moet er nog gepraat worden. In het halfdonker lijkt er een geheime vergadering plaats te vinden van stamhoofden die zojuist van hun kameel zijn gestapt, ware het niet dat iedereen tussendoor twittert en appt. In papieren bekertjes wordt buiten de tent een bodem whisky geschonken. De jongens mogen niet zien dat hun vaders drinken, maar een vrijdag zonder drank is een mislukte vrijdag.
Fahd is een voormalige profvoetballer, maar hij heeft de afgelopen decennia zoveel dadels gesnoept dat hij nauwelijks meer vooruit kan. Hij leunt op zijn wandelstok, versierd met een zilveren knop, aait over zijn gigantische buik en begint de modernen uit te schelden. ‘Mijn dochter zou ik nooit naar Amerika sturen om te studeren. Ze zou in bars door mannen worden aangekeken en betast. Dan moet ik helemaal daarnaartoe om wraak te nemen en de familie-eer te redden. Er zijn onder ons vaders die hun dochters toestaan hun gezicht niet te bedekken. Geloof me, dat is het begin van grote ellende. Vrouwen mogen niet het kleinste deel van zichzelf laten zien, ze zijn van hun mannen en van niemand anders.’ Zijn vrienden lachen hem hartelijk uit. Fahd blijkt helemaal geen kinderen te hebben, is gescheiden, leeft alleen, is schatrijk. Net als de anderen heeft hij op de koninklijke school voor prinsen gezeten. Na het behalen van zijn diploma vertrok hij direct naar Pittsburgh op kosten van het koningshuis, dat de ambitie had – en nog steeds heeft – om zo veel mogelijk Saoedi’s hoog op te leiden.
‘Toen Fahd nog mager was, had hij veel succes bij de meisjes. Ze houden in Pittsburgh wel van bruine ogen en zwarte snorren. Na honderd vrouwen kan hij gemakkelijk schijnheilig doen.’ De marmerhandelaar is een geboren pestkop en Fahd is zijn favoriete doelwit. Maar de behoudende provocateur laat zich niet de hoek in praten. Hij blijft foeteren op het besluit dat bioscopen weer open mogen. ‘Romantiek en seks, daar gaat het om in films. Dan komen vrouwen alleen maar op slechte gedachten.’ ‘En mannen?’ vraagt Mohammed. ‘Die bestaan uit slechte gedachten. Maar dat mag.’ Alweer heeft Fahd alle lachers op zijn hand.
De meest uiteenlopende onderwerpen komen aan bod, waarover de vrienden systematisch ruziemaken. Of het nu het milieu betreft of het karakter van Donald Trump, de oorlog in Jemen of de prijs van benzine, er ontstaat altijd discussie. Alleen aan de doorslaggevende rol van de Arabieren in de wereldgeschiedenis wordt niet getwijfeld: zonder hen waren kennis en beschaving nooit onder de mensheid verspreid. ‘De Chinezen waren briljant, maar bleven binnen hun grenzen, terwijl wij, Arabieren, op onze kamelen smaak, cultuur, architectuur, wiskunde en sterrenkunde naar jullie hebben gebracht.’ Na deze woorden straalt socioloog Saoed van tevredenheid. Maar de stemming wordt grimmig als Fahd serieus zegt te twijfelen aan het verhaal van de Holocaust. Hij neemt geen genoegen met de algemene verontwaardiging en blijft beweren dat er sprake is van een slimme marketingtruc. Zijn vrienden worden nijdig en leggen hem uit dat je het aan Duitsers kunt overlaten om exacte statistieken bij te houden. Gastheer Faisal grijpt in: ‘Het doet er niet toe hoeveel joden er zijn vermoord. Maar het staat vast dát ze zijn vermoord. Als hun buren hadden ingegrepen, was het misschien niet gebeurd. Laat het een les voor ons zijn, dat wij nooit zullen toezien hoe medemensen worden afgevoerd.’ In gedachten verzonken nippen de mannen van hun thee.
Ik praat als christen met dertien moslims over collectieve schuld in een tent midden in de woestijn. Palestina, Irak, Afghanistan en Syrië passeren de revue. Vaak vallen de woorden ‘passief’ en ‘medeverantwoordelijk’. Advocaat Mohammed heeft in Californië op een campus een kamer gedeeld met Glenn, een Amerikaanse student. Ze konden het erg goed vinden, totdat hij erachter kwam dat Glenn een jood was. ‘Toen kon ik hem niet meer aankijken. Ik ging bij Arabische vrienden slapen. Ik was zo gehersenspoeld dat ik hem instinctief ging vermijden. Pas jaren later heb ik begrepen dat ik hem pijn moet hebben gedaan. Ja, ik voel me schuldig. Ik zou hem willen schrijven. Maar ik ben hem uit het oog verloren.’
De aanwezige mannen kennen de Europese geschiedenis even goed als die van de Arabieren. Jaartallen, namen van verdragen en ontdekkingsreizigers, citaten uit een rede van president Roosevelt voor koning Ibn Saoed: er wordt gevochten om kennis te mogen etaleren. Voor deze groep vrienden heeft alles kennelijk iets competitiefs. ‘Hebben we in Amerika geleerd,’ geeft Faisal toe.
Het is bijna middernacht als de lijvige Fahd besluit het kamp te verlaten en honderden meters verderop onder de sterren te gaan slapen. Het geluid van de generator ergert hem. Bovendien slaapt hij graag naakt en dat is zelfs in een tent met alleen maar mannen ondenkbaar.

 

Copyright © 2019 Mark Blaisse/Uitgeverij Balans, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum