Leesfragment: Canaille

25 maart 2019 , door Jan Cremer
|

Nu in de winkel, een van onze boekenweektips: Canaille van Jan Cremer! Canaille is het derde gedeelte uit de Odyssee-cyclus. Lees bij ons alvast een fragment!

Na het einde van zijn relatie met topmannequin Loes Hamel balanceerde Jan Cremer een periode langs de rand van de afgrond, het ravijn van de liefde. In Amerika ontmoet hij de primaballerina van het New Yorks ballet. Zij wordt Jans nieuwe grote liefde. Hun relatie brengt hen over de hele wereld. Van New York tot de Cote d’Azur en van het Amerikaanse Cape Cod – waar ze een paar jaar lang een voor hen beiden onbekend idyllisch gezinsleven proberen te leiden – tot het rigide huis van de schoonouders in Antwerpen.
Jan Cremer stelt zichzelf ten doel zijn vrouw en hun dochter een eigen thuis te bieden, zijn gezin in stand te houden, weg van haar vijandige familie. Daarbij wordt hij steeds belemmerd door twee zaken: chronisch geldgebrek en de afleiding van andere vrouwen, die hij de ene keer beter kan weerstaan dan de andere. Ondertussen voelt hij de chemie tussen hem en de balletdanseres wegglijden en ontdekt hij een kant van zijn geliefde die hij nog niet meende te kennen.

N.B. Eerder verscheen bij ons een fragment van Odyssee.

 

234

Op goed geluk begin ik mijn speurtocht langs de azuurblauwe Middellandse Zee. Een ziedende opkomende zon bleekt de palmbladeren langs de boulevard. Ik heb twee weken om haar te vinden. Ik heb voor mezelf een pad uitgezet dat ik de komende tijd ga volgen. Ga af op het feit dat als ik soms sterk aan iemand denk, dat die persoon dan meteen ook opduikt, misschien een dierlijk instinct dat in elk mens verborgen zit maar verwaarloosd is, dat ik vaak al weet wie er aan de telefoon is als de bel nog niet eens is overgegaan, dat als ik sterk aan een nummer denk, ik in het casino ook win en met pokeren weet welke stenen er onder de beker liggen. Met dat gevoel ga ik vandaag vanaf Nice naar Cannes. Ik voel dat ik níét de richting van Monaco op moet. Ik heb een pasfoto van Perrine bij me en wil die aan alle kelners en kassajuffrouwen van strandtenten onderweg laten zien.
Het eerst bezoek ik het hoofdbureau van de gendarmerie waar de hotelfiches van die nacht zijn ingezameld. Een fris naar carbolzeep en eau de cologne ruikende wachtcommandant helpt mij: Ah, cherchez la femme. Perrine staat niet als hotelgast in Nice geregistreerd. Ik krijg een beker koffie terwijl hij de kaartjes nakijkt en de naam van een collega in Cannes voor me opschrijft die mij wat sneller kan helpen. Ik ga langs de strandtenten, het is een steeds trager wordende zoektocht. Kelners schudden hun hoofd, de foto wordt steeds beduimelder, ik speur terrassen af en ga verder, te voet, per bus, per taxi, een Corsicaan hoef ik niet te betalen als ik hem vertel waarnaar ik op zoek ben. Ongeduld overvalt me, waar ben ik aan begonnen. Aan het einde van de middag slenter ik over de boulevard in Cannes. Ik boek een kamer in Hotel Splendid en gooi daar m’n tas neer. Morgen ga ik de route Cannes-Saint-Raphaël doen. Ik móét haar vinden. Steeds dieper dringt haar gezicht in mijn brein. Ik loop wat doelloos over de boulevard, peinzend hoe ik de avond en nacht doorkom. Dan, als een godsgeschenk, bots ik bijna tegen Perrine op, die ietwat gebronsd, net van het strand afkomt. Stokstijf blijft ze staan om dan op mij af te rennen en me om de hals te vliegen. We halen mijn tas van Hotel Splendid en slapen die nacht samen in haar hotel Edouard iii terwijl door de luiken de trage golven van de zee klinken.

 

235

Terwijl een ober met regelmaat een nutteloos rondje over het nog lege terras maakt en onzichtbare vliegen of kruimels van de terrastafeltjes slaat, zit ik achter mijn grand crème en croissant avec confiture, de bleke opkomende zon vernist de staalblauwe hemel met matte glans. Ik zit in alle vroegte op het terras van Café de Paris op de Place de Casino in Monte Carlo en heb net Perrine afgezet op weg naar de repetitie. Ik kijk haar na, hoe ze met krachtige pas, haar prachtige benen onder een kort opwaaiend jurkje, schuddende billen, over het plein richting balletstudio verdwijnt.

 

236

We zijn niet naar het schip teruggekeerd. Het jacht van Rebekah Hearst, de Amerikaanse miljonaire die niet alleen de scepter zwaaide over het ballet, maar daarnaast ook vele geërfde eigendommen bezat, zoals kapitale villa’s in Zuid-Frankrijk en de Bahama’s, parken en landgoederen, half Rhode Island en ook een aantal luxejachten onder Panamese vlag die in verschillende Europese havens lagen. Onder andere de Rosamunde in de haven van Cannes. Rebekah zelf was er drie jaar geleden voor het laatst geweest, maar stelde het schip voor vrienden en relaties beschikbaar. Onder meer voor haar advocaat Frosch, die het jacht regelmatig als logeeradres gebruikte om zich te verlustigen aan dure Franse lichtekooien, uit de nabije luxehotels gerekruteerd. Eveneens voor een kleine groep uitverkorenen bij het ballet was het jacht beschikbaar, zoals ook voor Perrine. Ze had er in haar eentje geen gebruik van willen maken, maar nu we er toch waren gingen we een kijkje nemen. We traden aan boord van een uiterst luxueus jacht. Met fluwelen behang beklede wanden, hoogpolig tapijt in het gangboord, zes luxe hutten met ronde bedden, en een spiegel aan het plafond. Vier man crew, vier hofmeesters, stuurman, chef-kok en kapitein.
Ons onverwacht bezoek kwam ietwat ongelegen. De bemanning lag op het bovendek te slapen, stuurman en kapitein waren de wal op en de chef-kok lag in het vooronder z’n roes uit te slapen. De stewards, inmiddels omgekleed in witte jasjes, verzorgden onze cocktails op het achterdek. De kapitein kwam aangefietst en verscheen even later in uitgaansuniform met tal van balken, sterren en strepen, waarbij ik me afvroeg of die zelfgedecoreerde Amerikaanse strooplikker ooit zelf de oceaan was overgevaren. Deze grote, luxe plezierjachten maken vanuit Amerika meestal per vrachtschip de overtocht. Wij deden ons tegoed aan champagne en cocktails en staarden verlangend naar de kade, waar drommen vrolijke wandelaars, kwetterend, lawaaierig en lachend, voorbijliepen, muziek vanaf de terrassen, wij op het achterdek werden met enige jaloezie bekeken. We wachtten en we wachtten, want we waren uitgenodigd door de kapitein voor het diner. Voordat we totaal dronken waren vroegen wij hoe laat de andere passagiers zouden komen. Wij bleken de enige bezoekers die avond. We keken elkaar aan. In de salon was voor twaalf gasten gedekt, achter elke stoel een reeds ontkurkte fles wijn in een koeler. Zilveren cloches en schalen waarin verse kreeften werden warm gehouden. Een koningsmaal terwijl achter onze stoelen vier stewards toekeken op elke beweging die wij richting glas maakten om die razendsnel bij te vullen. Wat gaat er met dit eten gebeuren, vroegen we ons af, nu niemand was komen opdagen. Zou het naar een bejaardenhuis voor de minderbedeelden gaan, misschien naar een goedkoop pension vol armoedzaaiers. Dat was belastingtechnisch niet toegestaan, verklapte een van de dekknechten aan Perrine. Al het voedsel ging straks de incinerator in om doorgedraaid te worden, en de kostbare wijnen, de grand cru’s, gingen overboord linea recta de zee in. Alles moest worden verantwoord mocht de belastinginspecteur ooit komen controleren. Dat het schip met complete bemanning jaar in jaar uit het zomerseizoen werkeloos in de haven lag, elke dag voor twaalf personen een nutteloos luxe diner verzorgde, was allemaal aftrekbaar voor de Amerikaanse belasting. Onze hut was alvast voor ons ingericht, de airco zorgde voor een aangenaam klimaat, champagne stond al in de koeler naast het ronde bed.

 

237

Na de zoveelste kop koffie met een scheutje calvados gingen de letters van ‘Casino de Monte Carlo’ steeds meer glimmen en werd mijn gevoel om een gokje te wagen steeds sterker. Ik was in de winning mood. Ik was grenzeloos verliefd op een prachtige meid en zij op mij, een ballerina van adembenemende schoonheid, lief en aanhankelijk naar mij toe, gedisciplineerd, hardwerkend en onbenaderbaar voor de buitenwereld. Wat zou ik haar verrassen als ze vanavond terugkwam en ik haar op het terras opwachtte met een dikke stapel bankbiljetten. Weliswaar raakte het geld op, moest ik zorgen voor nieuw, maar dat was niet eens mijn goal. Ik wilde winnen zoals ik op de kermis altijd voor de prijzen schoot, zodat mijn vriendinnetje, mijn lief, dan het mottige teddybeertje kon omarmen. Zoals ik vroeger ook vaak, uit pure armoede, noodgedwongen, duistere kroegen met beruchte clientèle waar met grof geld gepokerd werd, binnenging en me door het pokerspel blufte. Waar ik volkomen platzak binnenkwam maar al na een paar rondes een rondje voor de bar kon geven. Kroegen waar de kastelein zijn jachtgeweer met afgezaagde loop even vanonder de toog tevoorschijn haalde als toonbeeld van zijn wapencollectie maar vooral ook om bij voorbaat valsspelers de moed in de schoenen te laten zinken. Nu ging het niet om geld, nu ging ik dat beertje voor Perrine schieten.

 

Copyright © 2019 cinc helvetia ag

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum