Leesfragment: Adam

30 januari 2019 , door Wanda Reisel
|

Nu in de winkel: Wanda Reisels roman Adam. Lees bij ons een fragment!

Adam van Wanda Reisel is een filmische roman die het karakter volgt van iemand die vindt dat de wet niet voor hém geldt en daarmee weg denkt te komen. Adam Landau wil uit de fatale cirkel van zijn bestaan breken. Als er onder zijn ogen een aanslag wordt gepleegd, komt hij tot een drastisch besluit om zijn geluk af te dwingen. Hij bedenkt een meesterplan, sluist in het geheim miljoenen naar banken in het buitenland, en begint aan een tocht door de steeds grenzelozer wereld, van Amsterdam, via Zürich en Shanghai, om zich terug te trekken in een doodstil fjord in Noorwegen. Tegen deze achtergronden worstelt hij met de consequenties van zijn daad en zijn zo gewenste vrijheid. Wat zijn goed en kwaad in een wereld die zijn morele grenzen almaar oprekt?

 

3

 

Bijna tien jaar na hun korte relatie botste Adam in de Bijenkorf tegen Keet op.
– Sorry, ik liep te dromen.
Oprechte excuses kostten hem weinig moeite. De waarheid was dat hij haar vanuit de verte op de afdeling lakens en slopen had gespot.
– Loop jij altijd tegen vrouwen aan te biggen als je lakens zoekt?
– Dag Keet.
Ze omhelsden elkaar. Ze rook vertrouwd.
– Niks veranderd.
– Jij gelukkig nog steeds die charmante wijnvlek.
Nog nooit had ze tegen hem gezegd dat hij een charmante wijnvlek had.
– Ik zocht slopen, zei hij, en ik vind jou, dat is geen toeval.
– Is dit soms je pick-upstek? Koffie? Ja toch? Kom op!
Ze haakte haar arm in de zijne, nog even spontaan als altijd. Kriebels van opwinding in zijn haarwortels. Ze dronken een glas wijn in het koffiebarretje, en aten een saucijzenbroodje.
– Waar heb jij al die tijd gezeten?
– O, met knappe mannen saucijzenbroodjes eten, zei ze met haar mond vol, het bladerdeeg sproeide in het rond. Ze lachte hard en likte haar lippen af. En jij?
– O, ober geweest en strandwacht, bananen gelost op Barbados, leren crawlen en aan jou gedacht tijdens een supersaaie accountantsopleiding. En jij?
– Modevakschool, niet afgemaakt, kostuums ontworpen voor theater, me als radio-interviewer tevergeefs proberen in te dringen bij de omroep, in een Finse truienwinkel gestaan en heel véél saucijzenbroodjes gegeten met knappe mannen zónder wijnvlek.
– Heb je een vriend?
– Volgende vraag.
– En hoe was je vorige vriend?
– Wie?
– Niet leuk?
– In het eerste jaar houden ze het autoportier voor je open, in het tweede jaar dragen ze je koffer, verven je slaapkamer en doen een paar sprookjesdingen met je.
– Zoals saucijzenbroodjes eten?
– Of loempia’s. Daarna moet je het met hun ware ik doen. Adam boog zich naar haar toe.
– Mag ik?
Keet knikte en tuitte haar lippen voor een sloppy kiss. Ze wisselden telefoonnummers uit op de achterkant van de vette kartonnetjes. Na een paar dagen schreef hij haar een kaart: ‘Jij was het toen en jij bent het nu: De Vrouw Die Ik Wil. Jij bent Het voor mij, lieverd Keet.’
Na een jaar kregen ze een zoon, Jaffe. Adam werkte al als financiële man bij een cultureel fonds tegen een redelijk salaris. Ze kochten net als ieder modern stadsgezin van hun generatie een Volvo-stationcar, duur in onderhoud maar degelijk en met status. Ze leefden en waren gelukkig. Maar na een paar jaar vond Keet het huis en haar leven te klein. Ze maakte weliswaar mozaïektafels en wc-muurtjes van vazen die ze met veel plezier verbrijzelde, maar naast een parttimebaan in een keramiekwinkel en opvoeden kon ze niet veel anders dan appeltaarten bakken en planten verpotten. Keet was een paar jaar ouder dan Adam. Samen ontdekten ze de aantrekking van tequila. Ze deinden weg van al hun op de lange baan geschoven wensen. Maar ze hadden vertrouwen, de toekomst zou hen met open armen ontvangen. Tot er ongemerkt iets begon te schuiven. Regelmatig geldnood. Overwerk. Adam die steeds vaker acte de présence moest geven op borrels van het werk, bij evenementen, bedrijfsfeestjes. In de kroeg iemand tegenkomen met een snuif cocaïne in de aanbieding, tegen werkdepressie. Inmiddels twee flessen tequila in het weekend met Keet. Onweerstaanbare combinatie met een klein beetje coke. Ze waren geen verslaafden, natuurlijk niet, ze hadden een kind, het bleef bij recreatief gebruik. Alleen op de vrijdag naar de kroeg. Zaterdagavond koken en drinken met Keet en vrienden. Nog steeds seks. Dromen. Irritaties. Zondagochtend na enig porren vrijen. In een dikke trui kleumen bij de junior-honkbalwedstrijden van Jaffe, clean, alles voor de jongen. Vers brood. Familiebezoek. Dollen of gamen met Jaffe. Keets huid werd valer, ze rookte te veel. Zijn wallen bleven. Pogingen tot seks. Goedkope wijn. Het ergste was dat hun humor verdween. Dat was altijd ook hun ontspanning geweest, gekkigheid, een toneelstukje, voor Jaffe, elkaar. Dat werd van komediespelen tot een leugen. Ze waren alle twee niet meer tevreden met de kleur van hun leven. Niet genoeg geld voor hun dromen. Nog goedkopere wijn, zeg maar bocht. Keet verstrakte, de rek was eruit, geen zin, in niks. Treurnis. De was stapelde zich op. Schimmel op van alles. Adam was een man geworden die aan die groeiende verschijnselen geen aandacht meer schonk, ook al waren ze verontrustend. Of misschien juist daarom. Moeilijkheden waren een fase, dat wist iedereen, zouden wel overwaaien. Een nieuw huis konden ze zich niet veroorloven. Adam had al drie banen bij verschillende stichtingen. Keet kon er niet meer tegen. Zijn gezin ontglipte hem. Van het mooie was niks meer over. Dus op een namiddag pakte hij zijn koffer, legde de sleutel op tafel en trok de deur achter zich dicht.
Hij zou Jaffe om het weekend zien. Het ging beter. De ochtend van de dag waarop hij weg was gegaan had hij Keets gezicht in zijn handen genomen en zoende haar op haar mond. Kiss me Kate. Hij huilde. Zij duwde hem weg. Lul. Ze huilde ook, liep naar de andere kamer. Niet dat hij met die zoen iets terug wilde, het was een afscheidszoen, maar toch.
Adam betrok een huurflat, kocht een midisetje en een koffieapparaat. Die eerste nacht viel hij in een peilloos diepe slaap, waaruit hij pas de volgende middag wakker werd. Van die elf jaar die ze bij elkaar waren geweest, had Adam zeker zes jaar heel erg veel van Keet gehouden. Waarschijnlijk hield hij nog steeds van haar, maar iets gooide zand op de rails en hun liefde kwam knarsend tot stilstand. Je moest helemaal niet met je grote liefde willen leven, die gedijde natuurlijk veel beter in het mooi-mistige spel van de verbeelding, niet naast een overbloezende wasmand. Misschien was bij elkaar blijven wel het zeldzame talent om hand-in-hand een breekbaar liefdeskoord te belopen.

De resten van het monument op de Dam waren door een speciale dienst verzameld en afgevoerd naar een van de rijksdepots. Daar stonden ‘de honderd en eenentwintig puinzakken op de binnenplaats te wachten op een bestemming’, zoals de kranten schreven. Verschillende vage groepen – anti-westers, anti-postkoloniaal, anti-Europees – eisten de terreuraanslag op. Er werd een online wedstrijd uitgeschreven: ‘Moet het monument voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog gerestaureerd worden? Of moet er een geupdatet eenentwintigste-eeuws monument komen dat álle slachtoffers van geweld herdenkt? Wat vindt het Nederlandse volk?’ Een discussie brak los op sociale media, televisie, radio en op de straten en de markten: ‘Pijpie krijt noemden wij het monument vroeger, misschien moeten we er een dildo neerzetten, wat mij betreft een dikke lul naar die laffe terroristen!’
‘Een bespottelijk monument uit een achterlijke tijd. Weg ’r mee!’
‘Een leeg plein is het beste antwoord: Vrijheid.’
‘Een rokende joint rechtop op de Dam! Peace man!’
‘Zet ’r een raamhoer neer, daar komen ze toch voor?’
Make Love Not War, uit een stenen neukbed gehakt.’
De wedstrijd verhitte de gemoederen maandenlang en groeide uit tot het ‘Nationaal probleem op de Dam’.
Adam kon het allemaal weinig schelen. Van meningendiarree was dit tijdperk vergeven, het was infecterend en niemand waste zijn handen. Hij speelde intussen het ernstige spel dat de ambtelijke regels omzeilde. Daar had hij verstand van.

 

© 2019 Wanda Reisel

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum