Leesfragment: Handboek voor natuurwandelingen

08 maart 2018 , door Koos Dijksterhuis
|

10 maart is Koos Dijksterhuis te gast bij Teylers Ontmoet natuur (u bent van harte welkom!). Vandaag brengen we een fragment uit zijn nieuwe Handboek voor natuurwandelingen.

In Handboek voor natuurwandelingen laat Koos Dijksterhuis je kennis maken met de meest uiteenlopende landschappen: duinen, stranden, heiden, bossen, akkers, heuvels, rivieren, meren en moerassen. Elk landschap heeft zijn eigen planten, bloemen, insecten en zoogdieren. In verruigde rietvelden tref je blauwborsten aan, in vochtige duinvalleien en op zilte strandvlakten vind je de zeldzame parnassia, in drassige heidevelden hoor en zie je in het prille voorjaar heikikkers, die in paartijd prachtig blauw kleuren. In elk jaargetijde en bij elk weertype valt er weer iets anders te ontdekken.

Koos Dijksterhuis attendeert je op wat er zoal te zien is tijdens deze lange wandeltochten, en waar je op kunt letten. Het is het ideale natuurboek voor iedereen die graag meer wil waarnemen tijdens het wandelen, maar niet goed weet waar te beginnen.

 

1
Strand en duin

Moderne winters halen het niet bij ouderwetse, maar soms wijkt de regenachtige zuidwester voor een oostenwind met sneeuw, zoals vandaag. Hoewel een sneeuwstorm niet het meest aanlokkelijke wandelweer is, hul ik me in mijn hoge wandelschoenen en winterjas. Buitenlucht, daglicht en beweging zijn drie dingen die ik bijna evenzeer nodig heb als eten, drinken en slapen.
Eind januari is het. De lente kondigde zich vorige week al aan met een hartverwarmend zonnetje en met opzwellende knoppen, maar nu is het weer even volop winter. Het is mijn bedoeling een ronde te maken door de duinen, en wel een van de duingebieden die het minst worden geplaagd door parkeerterreinen, paviljoens en huisjesparken: de brede duinstrook bij Bergen en Schoorl. Vanuit Bergen zal ik in een wijde boog van 9 kilometer naar zee lopen, waarna een zuidwaartse tippel van 3 kilometer over het strand mij in Bergen aan Zee zal brengen. Het strand is altijd interessant, maar in de winter misschien wel het aantrekkelijkst, omdat er dan weinig wandelaars zijn en des te meer vogels. In de winter zijn strand en zee voor mij vooral mooi vanwege hun desolaatheid, met die horizon die verdwijnt onder duistere wolken. Uit Bergen aan Zee zal ik over een vrij rechte route van 7 kilometer terugkeren naar mijn beginpunt.

Kaartje Strand en duin uit Koos Dijksterhuis, Handboek voor natuurwandelingen

Bewegen maakt en houdt me warm. Het vriest en dat is te merken: zelfs in de luwte van de dennen en de duinen kruipt de kou om mijn benen en langs mijn buik. Ik had mijn thermo-ondergoed aan moeten trekken – was dat ook eens van pas gekomen! Het begint te sneeuwen, en aan de diagonale dwarrelroute van de vlokken zie ik dat het stevig waait. Het is oostenwind: ik heb de wind in de rug. Dat belooft wat voor de terugweg.
De duinstrook hier is kilometers breed en ligt er al eeuwen. In het oostelijke deel ervan, landinwaarts dus, is ooit bos aangeplant. Daar loop ik eerst doorheen. Het duinbos ruikt naar sneeuw en naar dennennaalden; geen vleugje zoute zeelucht. De zee klotst 7 kilometer verderop, en zeelucht kan geen 7 kilometer tegen de wind optornen.
De dennen in dit bos zijn Corsicaanse dennen. Rond 1900 zijn ze geplant om de duinen minder te laten stuiven. Nu worden ze hier en daar weer gekapt, om de duinen juist meer te laten stuiven. Natuurbeheerders vinden het mooi als duinen net als vroeger weer kunnen verwaaien en van vorm veranderen. Zo zijn ze ooit ook ontstaan. De zee zette zand af op het strand, de westenwind blies dat zand landinwaarts. Achter elke schelp, achter ieder plantje of takje kon het prille begin van een duin ontstaan. Die miniduintjes spoelden of waaiden weer weg, maar sommige ontkwamen aan de vloed en groeiden, zeker als er zeeraket en vervolgens een polletje helmgras op groeide. Helmgras houdt het zand vast en in de luwte van een pol blijft nog meer zand liggen. Naarmate het duin hoger wordt, groeit het gras mee.
Langs het pad steken pollen kraaihei en struikhei door de sneeuw. Op noordwaarts gerichte hellingen staan eikvarens. Dat zijn kleine varens met gevederde bladeren waarop aan de onderkant zwarte bolletjes kleven, alsof ze de bolletjestrui dragen. Die bolletjes zijn hun sporen. Eerder in het jaar waren de sporen nog niet rijp en waren de bolletjes oranje.
Onder aan een hoogbejaarde Corsicaanse den met een door korstmossen turkoois gekleurde stam groeit een gele, ronde zwam. Het is een bovist, een soort stuifzwam, een zak gevuld met sporen. Als die rijp zijn, knapt de zak open en verstuiven de ragfijne sporen. Maar zolang de zak nog strak staat, lijkt de zwam een soort knol. Het is een aardappelbovist, een gele aardappelbovist om nog preciezer te zijn. Aardappelbovisten zijn vooral te zien in de herfst, maar ze kunnen de hele winter present zijn, zeker op een beschutte duinhelling in het bos.
Er zijn zwammen die alleen op naaldhout of op dode dennennaalden groeien, en daar zitten zeer zeldzame tussen. Ook in de Schoorlse Duinen komen die voor. De schrale duingrond is goed voor paddenstoelen. En voor orchideeën. Hier in de buurt groeien zeldzame dennenorchissen, weet ik. Maar nu, in de winter, bloeien die niet.

Boven me klinken hoge, zachte piepjes. Ik blijf staan en tuur. Ja hoor, daar hippen en schieten bolletjes van tak naar tak. Goudhaantjes zijn het, de kleinste vogels van Europa. Ze zijn groenig, maar hebben een felgele streep over hun kruin. Het zijn spinnen- en insecteneters en in dat kleine lijf kunnen ze weinig vetreserves opslaan en dus moeten ze dagelijks te eten vinden, anders gaan ze dood. Als het vriest, kunnen ze in één nacht wel een gram aan lichaamsgewicht verliezen. Dat is een flink deel van hun gewicht, want goudhaantjes wegen maar 4 tot 8 gram. Ze zijn dan ook non-stop in de weer met jagen, en al dat beweeg kost weer energie, terwijl spinnen en insecten voor een deel uit een onverteerbaar chitinepantser bestaan. Om voldoende binnen te krijgen, kunnen goudhaantjes in één dag meer dan hun eigen gewicht aan prooidiertjes op. Dat lukt niet altijd, en de vogeltjes worden zelden ouder dan een jaar.
De goudhaantjes boven mij zijn in deze kou druk doende. Ze zakken af door de takken en ik krijg ze bijna niet in de kijker, zo beweeglijk zijn ze. Ze hebben zelfs geen tijd om mij uit de weg te gaan en fladderen vlak langs me heen. Hoewel goudhaantjes meestal hoog in de kruinen blijven, heb ik vaak oog in oog met ze gestaan – en één keer ging er zelfs eentje op mijn hoofd zitten. Ik stond roerloos en het vogeltje moet mij hebben verward met een paal of boomstronk. Ook nu blijf ik roerloos staan, en hoewel ze niet op me gaan zitten, fladderen ze zo dicht langs me heen dat ik ze niet scherp in de verrekijker zou kunnen krijgen. Wanneer de kou zo penetrant wordt dat ik mezelf warm wil wrijven, maken de goudhaantjes zich uit de vleugels.

Op het witte pad ligt een joekel van een Corsicaanse dennenappel, met een witte kuif van sneeuw. Ik geef hem een schop en hij stuitert voor me uit. Als ze jong zijn, groeien Corsicaanse dennenappels in een kringetje van kleine, rossige kegels rond een oranje stervormig hart, dit alles omkranst door groene dennennaalden. Prachtig! De kegeltjes verharden en vormen samen een dennenappel. Corsicanen zijn geen Nederlanders en volgens de modernste natuurbeheerinzichten horen deze bomen dus niet thuis in de duinen. Kortgeleden moest dit bos daarom gedeeltelijk wijken voor een kapvlakte: een lot dat steeds meer naaldbossen treft, vooral in de duinen.
Op de kapvlakte die ik oversteek groeien tussen de achtergebleven dennentakken en -stronken struikheidestruikjes en pijpenstrootjepollen. De struikhei steekt als bolle, zwarte kussens uit de sneeuw, het pijpenstrootje vormt geelbruine haarbossen. Op de hei verdringen de graspollen van pijpenstrootje de heideplanten, en dat vinden natuurbeheerders niet leuk. Er groeit hier trouwens een vreemde eend in de bijt: een knalgroene struik brem. Of misschien is het ook wel gaspeldoorn, een verwant van brem die stekeliger is en soms in de winter al geel begint te bloeien.

[...]

 

© 2018 Koos Dijksterhuis

pro-mbooks1 : athenaeum