Leesfragment: De autoritaire verleiding

25 november 2018 , door Casper Thomas
| |

28 november verschijnt van Casper Thomas De autoritaire verleiding. Over de opmars van de antiliberale wereldorde. Wij publiceren voor!

Jarenlang leek de combinatie van democratie, vrijheid en onafhankelijke instituties onaantastbaar. Nu meldt zich een uitdager: de ‘illiberale democratie’ is in opmars en lijkt het grote politieke verhaal van déze eeuw te worden. Wat is de aantrekkingskracht van een autoritaire leider? Casper Thomas zocht een antwoord op de vragen waarom de liberale democratie niet langer kan bekoren en wat haar tegenhanger aantrekkelijk maakt. Dat bracht hem naar Poetins Rusland, dat zijn rol als grootmacht terug wil. Naar het Hongarije van Viktor Orbán, waar Europees liberalisme wordt afgewezen. Naar India, waar Narendra Modi het hindoenationalisme aanwakkert. Naar Erdogans nieuwe Turkije. En naar de Verenigde Staten, waar Donald Trump de Amerikaanse democratie op haar grondvesten doet schudden. De autoritaire verleiding biedt een fascinerende inkijk in de oprukkende antiliberale wereldorde, waarin sterke leiders en een nieuwe middenklasse elkaar gevonden hebben.

 

Inleiding

Hoe de geschiedenis opnieuw begon

 

Iedere generatie wordt volwassen met een gedeeld idee. Voor mijn grootouders, geboren halverwege de jaren twintig, was dat een vrees voor terugval. De Tweede Wereldoorlog, die samenviel met het begin van hun volwassen leven, had op ongekende schaal mensenlevens vernietigd en ontworteld. Het is een van de redenen waarom de tweede helft van de twintigste eeuw een van de meest vreedzame in de geschiedenis van het Westen werd: de ervaring van verwoesting resulteerde in een collectieve drang om herhaling te voorkomen.
Mijn grootouders hadden geen bovengemiddelde invloed op het verloop van de geschiedenis, anders dan dat zij hun rol speelden in de wederopbouw door te werken en een gezin te stichten. Hun politieke bijdrage bestond uit stemmen op landelijke vertegenwoordigers die zich op hun beurt inzetten voor een stabiele internationale orde. Daarmee behoorden mijn grootouders tot de miljoenen stemmen in een historische consensus die ervoor zorgde dat de tweede helft van de twintigste eeuw in West-Europa zonder grote interne conflicten kon verlopen. Die consensus schreef voor dat de combinatie van vrije markten, internationale samenwerking en diep verankerde democratie de beste garantie op voorspoed biedt. Voor zover deze uitgangspunten weerstand ondervonden, bijvoorbeeld in de vorm van links protest, neofascisme en terrorisme, sloeg dat geen diepe deuken in de algemene overtuiging dat de geschiedenis na een periode van duisternis een optimistische fase was ingegaan.
Natuurlijk, niet iedereen kreeg onmiddellijk toegang tot het paradijs. In de Verenigde Staten gold voor de zwarte bevolking tot diep in de jaren zestig geformaliseerd tweederangsburgerschap. En in verschillende Zuid-Europese landen heerste tot in de jaren zeventig een militair bewind. Het IJzeren Gordijn met daarachter een communistische dictatuur was tot aan het begin van de jaren negentig een politieke realiteit. Maar de grote beweging was deze: verandering na de Tweede Wereldoorlog werd alom beschouwd als vooruitgang. Sociale en politieke gelijkheid nam toe. Burgerrechten werden in toenemende mate verleend aan groepen die ervan verstoken waren. Een nieuw soort regime betekende in de meeste gevallen het inruilen van dictatuur voor democratie. De tweede helft van de twintigste eeuw was natuurlijk alles behalve vrij van leed, onzekerheid en verdriet in individuele levens, maar collectieve optelsom viel telkens beter uit.
Dit brengt me op het gedeelde idee van de generatie van mijn ouders. Toen deze naoorlogse generatie volwassen werd, in de jaren zestig en zeventig, begon een groot experiment om oude structuren door nieuwe te vervangen. Sociale verhoudingen, tussen man en vrouw, kind en ouders, baas en ondergeschikte, elite en volk, werden als dobbelstenen in de beker gedaan, door elkaar geschud en opnieuw over de tafel gerold. Het resultaat was een samenleving die ongekend open aanvoelde. Je kon afwijken van vaste patronen die een modern mensenleven vormden en dat was ‘oké’. Die vrijheid kon bloeien vanwege gunstige omstandigheden: stijgende welvaart en het uitblijven van oorlog op Europees grondgebied.
Dat grote experiment werd uiteindelijk gevestigde orde, ook in politiek opzicht. Het ideaal van individuele vrijheid kreeg zijn beslag in een politieke orde die we liberale democratie zijn gaan noemen. De vrijheid van burgers om in gezamenlijkheid te besluiten aan wie de macht tijdelijk in bruikleen te geven, de vrijheid van bedrijven en consumenten om transacties aan te gaan, en de vrijheid van het individu om in de beslotenheid van het eigen leven te doen wat hem goeddunkt zolang anderen daarvan geen schade ondervinden. Dat is de driepoot waar de liberale samenleving op steunt.
Besloten in dat ideaal ligt de impliciete aanname dat het vrijheidsstreven een universele eigenschap is. De liberale democratie rust op de overtuiging dat ieder mens zoekt naar ruimte voor zelfontplooiing en zich wil inzetten om die ruimte voor zichzelf en anderen zo groot mogelijk te maken. Op die manier is de liberale democratie een schema om de loop van de geschiedenis mee in te delen. Kijk door de liberaal-democratische bril naar het verleden en je ziet een proces dat draait om het een voor een omverwerpen van de barrières die staan tussen de mens en zijn vrijheid. Bijgevolg vormt de liberaal-democratische ideologie een richtsnoer voor de toekomst: daar waar vrijheid en democratie ontbreken, moeten ze bevorderd worden.
Van alle twintigste-eeuwse ‘grote ideologieën’ is de liberale democratie de duurzaamste gebleken. Fascisme werd verslagen, communisme stortte langzaam ineen. De liberale democratie bleef over als het enige politieke alternatief. Tot nu toe althans. Inmiddels zijn we op een punt gekomen waarop deze ideologie nieuwe concurrentie heeft gekregen. We leven in een fase van democratische ontbinding. De vraag is waarom. De Indiase intellectueel Pankaj Mishra noemt dit moment een ‘tijdperk van woede’. Die woede schiet alle kanten op: in de richting van elites, in de richting van het Westen, de Europese Unie, het liberalisme, de economie. Ze vreet aan de consensus dat de liberale democratie, van alle mogelijke politieke systemen, de beste keuze is die een politieke gemeenschap kan maken. Het vrijheidsideaal, waarvan we dachten dat het zou leiden tot vreedzame en stabiele verhoudingen tussen individuen, groepen en landen, wordt in toenemende mate afgewezen en in sommige opzichten actief ondermijnd. In plaats daarvan verrijst een bouwwerk, gebaseerd op andere ideeën over de ideale samenleving en de politiek die daarbij hoort. Over dat nieuwe bouwwerk gaat dit boek.

De paradox van de liberale democratie is dat ze veel inspanning vraagt. De vrijheid die onder dit systeem wordt beloofd, kan alleen geleverd worden als een complex weefsel van instituties goed functioneert: een onafhankelijke rechtspraak die zorgt voor een eerlijke oplossing wanneer vrijheid in het geding komt, of wanneer verschillende vrijheden botsen. Liberale democratie vereist vrije en eerlijke verkiezingen, zodat een politieke gemeenschap onderling zelf kan uitmaken wie ze tijdelijk de teugels van de macht in handen geeft. Wat verder nodig is, is een set van regels die zorgen dat het marktverkeer soepel en eerlijk verloopt. En als de liberale democratie op internationale schaal wil functioneren moeten deze instituties zowel nationale als internationale reikwijdte hebben.
In de handleiding voor de liberale democratie staan ook gedeelde normen, zoals het gebruik van het woord ‘eerlijk’ hierboven al aangaf. Sterker nog, normen zijn uiteindelijk alles wat een liberale democratie heeft. ‘Instituties zouden geen instituties zijn – dat wil zeggen “stabiele, gewaardeerde, terugkerende patronen van gedrag” –, als ze niet verder zouden worden versterkt door sociale normen, rituelen en andere psychologische investeringen’, schrijft de politieke wetenschapper Francis Fukuyama in The Origins of Political Order, zijn meesterwerk uit 2011 over hoe politieke systemen tot stand komen.
Een liberale democratie werkt dus alleen als iedereen zich aan bepaalde afspraken houdt, waarvan de overkoepelende afspraak is dat je geen poging doet te zagen aan de driepoot. Als dat toch gebeurt, door een politicus, een partij of een groep burgers, is de enige vraag in hoeverre die normschending ongecorrigeerd blijft. Blijft correctie uit, dan is de eerste stap richting nieuwe normen gezet. De zwakte van de liberale democratie, zo zal in dit boek herhaaldelijk blijken, zit vooral daar: in de zachte grond waarin politieke instituties wortelen. Wie andere normen hanteert kan een liberaal stelsel in de kiem smoren of tot iets anders omtoveren, zeker als daar electorale steun voor is.
Die transformatie is nu volop aan de gang, gedreven door een aanzwellend koor van stemmen dat niet-liberale alternatieven verkiest. Dat koor wordt gevormd door twee groepen: burgers die in veel gevallen de smaak van het liberalisme geproefd hebben en wat anders willen, en een nieuwe politieke elite die actief zoekt naar een niet-liberaal politiek model. In een aantal gevallen hebben die twee elkaar gevonden en een ‘illiberale democratie’ gesticht.
Deze ontwikkeling is niet nieuw. De Amerikaanse politiek commentator Fareed Zakaria muntte de term ‘illiberale democratie’ eind jaren negentig in een essay in Foreign Affairs getiteld The Rise of Illiberal Democracy Zakaria toonde zich destijds bezorgd, omdat de mondiale democratiseringsgolf onverwachte resultaten had. Waar in Europa en de Verenigde Staten volksbestuur hand in hand ging met politieke en economische vrijheid, werden in Rusland, Azië, Zuid-Amerika en Afrika leiders gekozen die veel minder ophadden met vrijheid, gelijkheid en burgerrechten.
Zakaria kwam tot het inzicht dat de gemakkelijke veronderstelling bestaat dat vrijheid en democratie hand in hand gaan. ‘Bijna een eeuw lang heeft het Westen aangenomen dat democratie automatisch liberale democratie betekent, een systeem met niet alleen vrije en eerlijke verkiezingen, maar ook een rechtsstaat, een scheiding van machten en de vrijheid van meningsuiting, vergadering, godsdienst en eigendom,’ schreef hij. ‘In werkelijkheid staat dat pakket aan vrijheden historisch en theoretisch los van democratie.’
Het bewijs voor Zakaria’s stelling is inmiddels onmiskenbaar. De grote politieke beweging die de start van de eenentwintigste eeuw markeert, gaat weg van pluralisme, universele vrijheid als hoogste goed en een stevig verankerde rechtsstaat. Daarvoor in de plaats groeit een model dat één dominante cultuur wil bevorderen, denkt in termen van vijandschap en de wil van de machthebber boven de rechtsstaat stelt. Het verwarrende is dat dit pad via de electorale democratie loopt. Zowel in het Westen als daarbuiten kiezen burgers voor leiders en een politiek systeem die expliciet illiberaal zijn. Het is tijd om de gedachte toe te laten dat het hoogtij van de liberale democratie voorbij is.

[...]

 

© 2018 Casper Thomas

pro-mbooks1 : athenaeum