Leesfragment: Manhattan Beach

28 september 2017 , door Jennifer Egan
|

3 oktober verschijnt Jennifer Egans Manhattan Beach in de vertaling van Arjaan en Thijs van Nimwegen. Wij publiceren voor!  

New York 1940. Op de marinebasis in Brooklyn wemelt het tijdens de oorlog van de vrouwelijke arbeiders met banen die voorheen niet voor hen waren weggelegd. Onder hen bevindt zich de achttienjarige Anna Kerrigan, dochter van een ondergrondse koerier die zijn gezin onverwachts in de steek liet.

Na een zware duikopleiding waarbij ze veel moed en wilskracht toont, wordt Anna de eerste vrouwelijke marineduikster. Ze is vastbesloten het mysterie rond de verdwijning van haar vader op te lossen – ook al betekent dit dat zij zal moeten infiltreren in de maffiawereld van New York.

N.B. Lees ook een fragment uit Jennifer Egans Pullitzerwinnende Bezoek van de knokploeg.

 

Een

Pas toen ze helemaal naar het huis van Mr Styles waren gereden besefte Anna dat haar vader nerveus was. Eerst had de rit haar afgeleid, ze zoefden over Ocean Parkway alsof ze op weg waren naar Coney Island, al was het vier dagen na Kerstmis en veel te koud voor het strand. En toen het huis zelf: een paleis van gouden bakstenen, drie verdiepingen, aan alle kanten ramen, luidruchtig klapperende groen-geel gestreepte zonneschermen. Het was het laatste huis van een doodlopende straat, die uitkwam bij zee.
Haar vader parkeerde de Model J tegen de stoeprand en zette de motor af. ‘Mop,’ zei hij. ‘Niet gluren naar het huis van Mr Styles.’
‘Natuurlijk ga ik niet naar zijn huis zitten gluren.’
‘Je gluurt nu al.’
‘Nee’, zei ze. ‘Ik knijp mijn ogen half dicht.’
‘Dat is gluren,’ zei hij. ‘Je omschrijft het zelf.’
‘Voor mij niet.’
Met een ruk wendde hij zich tot haar. ‘Niet gluren.’
Toen begreep ze het. Ze hoorde hem moeilijk slikken en voelde een steek van onrust in haar maag. Ze was niet gewend dat haar vader nerveus was. Verstrooid, dat wel. Bezorgd, dat zeker.
‘Waarom heeft Mr Styles iets tegen gluren?’ vroeg ze.
‘Dat heeft iedereen.’
‘Dat heb je me nooit verteld.’
‘Wil je naar huis?’
‘Nee, dank je.’
‘Ik kan je naar huis brengen.’
‘Als ik gluur?’
‘Als je me de hoofdpijn bezorgt die ik voel opkomen.’
‘Als je me nu naar huis brengt,’ zei Anna, ‘dan kom je veel te laat.’
Ze dacht dat hij haar een klap wou geven. Dat had hij een keer gedaan, nadat zij een reeks vloeken had uitgebraakt die ze in de haven had gehoord; onzichtbaar als een zweep haalde zijn hand uit naar haar wang. Het spookbeeld van die klap achtervolgde Anna nog steeds, met het bizarre gevolg dat het desondanks haar stoutmoedigheid vergrootte.
Haar vader wreef over zijn voorhoofd en keek haar toen aan. Zijn zenuwen waren bedaard; ze had hem genezen.
‘Anna,’ zei hij. ‘Je weet wat je te doen staat.’
‘Natuurlijk.’
‘Gewoon aardig zijn tegen de kinderen van Mr Styles als ik met hem praat.’
‘Weet ik toch, papa.’
‘Tuurlijk.’
Ze stapte de Model J uit met opengesperde ogen, tranend van de zon. Het was hun eigen automobiel geweest tot de beurskrach. Nu was hij van de vakbond, die hem weer aan haar vader uitleende als hij vakbondszaken te doen had. Anna ging graag met hem mee, als ze niet op school zat, naar renbanen, eerste communie-ontbijten en bijeenkomsten van de kerk, kantoorgebouwen waar liften hen naar hoge etages tilden, soms zelfs naar een restaurant. Maar nog nooit naar een privéwoning, zoals nu.
Op de trekbel werd opengedaan door Mrs Styles, die de gebeeldhouwde wenkbrauwen van een filmster had en een brede, glanzend rood gestifte mond. Anna, gewend om haar eigen moeder mooier te vinden dan elke andere vrouw die ze tegenkwam, was overrompeld door Mrs Styles’ uitstraling van glamour.
‘Ik had gehoopt Mrs Kerrigan te mogen ontvangen,’ zei Mrs Styles met een hese stem, en ze hield de hand van Anna’s vader in haar beide handen. Waarop hij antwoordde dat zijn jongste dochter die ochtend ziek was geworden en dat zijn vrouw thuis was gebleven om haar te verzorgen.
Geen spoor van Mr Styles.
Beleefd maar (naar ze hoopte) niet zichtbaar onder de indruk pakte Anna een glas limonade van een zilveren dienblad dat een negerdienstmeisje in een lichtblauw uniform haar voorhield. In de glanzend geboende houten vloer van de hal zag ze de weerspiegeling van haar eigen rode jurk, die haar moeder voor haar had genaaid. Achter de ramen van een aangrenzende kamer aan de voorkant tintelde de zee onder een schraal winterzonnetje.
Mr Styles’ dochter Tabatha was pas acht, drie jaar jonger dan Anna. Toch liet Anna het jongere meisje haar aan de hand naar beneden slepen, naar een ‘kinderkamer’, een kamer uitsluitend bestemd om in te spelen, volgestouwd met een ontstellende collectie speelgoed. Met een snelle blik had ze een Flossie Flirt-pop ontdekt, een stel grote teddyberen en een hobbelpaard. In de kinderkamer zat een ‘kinderjuf ’, een sproeterige vrouw met een schorre stem, wier wollen jurk opbolde als een overvolle boekenplank om haar kolossale boezem in toom te houden. Anna vermoedde, gezien haar brede gezicht en de blije blik in haar ogen, dat Juf Iers was, en ze vreesde dat ze doorzien zou worden. Ze besloot afstand te houden.
Twee jongetjes – een tweeling, of in elk geval onderling verwisselbaar – worstelden met het aanleggen van rails voor een elektrische trein. Ten dele om Juf te vermijden, die niet inging op de hulpverzoeken van de jongens, hurkte Anna naast de losliggende rails en bood haar diensten aan. Haar vingertoppen voelden de logica van de mechanische onderdelen; het was zo vanzelfsprekend voor haar dat ze alleen maar kon denken dat anderen niet echt hun best deden. Ze kéken altijd, wat net zo nutteloos was als je dingen in elkaar wilde zetten als een plaatje te bestuderen door het aan te raken. Anna bevestigde het stuk waar de jongens problemen mee hadden, en pakte er nog een paar uit de net geopende doos. Het was een Lionel-trein, je kon de kwaliteit van de rails voelen aan de stevigheid waarmee ze op elkaar aansloten. Terwijl ze bezig was wierp Anna zo nu en dan een blik op de Flossie Flirt-pop, die aan het eind van de boekenplank zat geklemd. Twee jaar geleden had ze er zo graag een willen hebben, dat het was of een stuk van dat wanhopige verlangen was afgebroken en in haar was blijven steken. Het was vreemd en pijnlijk om dat oude verlangen nu, op deze plek te herontdekken. Tabatha wiegde haar nieuwe pop, gekregen met Kerstmis, een Shirley Temple met een jasje van vossenbont. Betoverd keek ze toe hoe Anna de rails van haar broertjes aanlegde. ‘Waar woon jij?’ vroeg ze.
‘Niet zo ver weg.’
‘Aan het strand?’
‘Vlakbij.’
‘Mag ik bij jou thuis komen?’
‘Natuurlijk,’ zei Anna, terwijl ze de rails aan elkaar koppelde, net zo snel als de jongens ze haar aangaven. Er lag bijna een volledige acht.
‘Heb jij broers?’ vroeg Tabatha. ‘Een zus,’ zei Anna. ‘Die is acht, net als jij, maar ze is gemeen. Omdat ze zo mooi is.’
Tabatha keek geschrokken. ‘Hoe mooi?’
‘Ontzettend mooi,’ zei Anna ernstig, en ze ging door: ‘Ze lijkt op onze moeder, die heeft bij de Follies gedanst.’ Meteen wist ze dat die opschepperij fout was. Hou je altijd aan de feiten, tenzij je geen keus hebt. Haar vaders stem in haar oren.
De lunch werd opgediend door hetzelfde negerdienstmeisje, op een tafel in de speelkamer. Ze zaten als volwassenen op hun stoeltjes, de servetten op hun schoot. Anna keek een paar keer naar de Flossie Flirt, peinzend over een voorwendsel om de pop vast te kunnen houden zonder haar belangstelling te laten blijken. Als ze die pop alleen maar in haar armen kon houden, zou ze al tevreden zijn.
Na de lunch gaf Juf hun toestemming, als beloning voor hun goede gedrag, om zich in te pakken in jassen en mutsen en een achterdeur uit te hollen over een pad dat achter het huis van Mr Styles naar een privéstrand liep. Een lange zandhelling vol poedersneeuw liep af naar zee. Anna was in de winter wel vaak in de haven geweest, maar nooit aan het strand. Miniatuurgolfjes schokschouderden onder lagen ijs, die kraakten als ze erop stampte. Zeemeeuwen krijsten en doken met sneeuwwitte buiken in de woelige wind. De tweeling had Buck Rogers-straalpistolen bij zich, maar de wind maakte van hun schoten en doodskreten een pantomime.
Anna keek naar de zee. Ze voelde iets, nu ze aan de rand stond: een opwindende mengeling van aantrekking en angst. Wat zou er zichtbaar worden als al het water opeens zou verdwijnen? Een landschap van verloren voorwerpen: gezonken schepen, verborgen schatten, goud en edelstenen en het bedelarmbandje dat van haar pols in een afvoerput was gevallen. Lijken, voegde haar vader er altijd lachend aan toe. Voor hem was de oceaan een woestenij.
Anna keek naar Tabby, zoals ze werd genoemd, die naast haar stond te bibberen, en wilde haar vertellen wat ze voelde. Het was vaak makkelijker om dingen aan vreemden te vertellen. Maar toch herhaalde ze wat haar vader altijd zei als hij een lege einder zag: ‘Geen schip in zicht.’
De jongetjes sleepten hun straalpistolen over het zand naar de branding, Juf liep hijgend achter hen aan. ‘Niet bij het water in de buurt, Phillip, John-Martin,’ piepte ze schrikbarend luid. ‘Is dat duidelijk, ja?’ Ze wierp Anna, die hen die kant uit had geleid, een boze blik toe en dreef de tweeling in de richting van het huis.
‘Je schoenen worden nat,’ zei Tabby klappertandend.
‘Zullen we ze uittrekken?’ vroeg Anna. ‘Om te voelen hoe koud het is?’
‘Dat wil ik niet voelen.’
‘Ik wel.’
Tabby keek toe hoe Anna de bandjes losmaakte van de zwarte lakschoenen die ze deelde met Zara Klein, van beneden. Ze trok haar lange wollen kousen uit en stak haar witte, benige voeten, lang voor haar leeftijd, in het ijskoude water. Elke voet veroorzaakte een folterende sensatie in haar hart, deels een onverwacht prettige flits van pijn.
‘Hoe is het?’ piepte Tabby.
‘Koud,’ zei Anna. ‘Vreselijk, vreselijk koud.’ Het kostte haar alle inspanning om niet zichtbaar terug te deinzen, en haar tegenstand versterkte de vreemde opwinding. Ze keek naar het huis en zag twee mannen in donkere jassen, die het tegelpad volgden dat langs het zand liep. Ze hielden hun hoed vast tegen de wind en leken op acteurs in een stomme film. ‘Zijn dat onze papa’s?’
‘Pappies praten graag buitenshuis over zaken,’ zei Tabby. ‘Uit de buurt van nieuwsgierige oortjes.’
Anna voelde een welwillend medeleven met de jonge Tabatha, die buiten haar vaders zaken werd gehouden, terwijl Anna mocht meeluisteren wanneer ze maar wilde. Ze kreeg weinig interessants te horen. Haar vaders werk bestond uit het overbrengen van groeten of goede wensen tussen vakbondsmensen en andere mannen die vrienden van ze waren. Die begroetingen omvatten ook een envelop, soms een pakje, dat hij nonchalant afleverde of ontving – als je niet oplette, merkte je het niet eens. In de loop der jaren had hij veel tegen Anna gepraat zonder te beseffen dat hij praatte, en zij had geluisterd zonder te beseffen wat ze hoorde.
Het verraste haar hoe vertrouwelijk, levendig haar vader tegen Mr Styles praatte. Ze waren kennelijk vrienden. Na al dat gedoe.
De mannen sloegen af en begonnen door het zand naar Anna en Tabby toe te lopen. Gehaast kwam Anna het water uit, maar ze had haar schoenen te ver weg achtergelaten om ze nog op tijd aan te kunnen trekken. Mr Styles was een breedgebouwde, indrukwekkende man met zwart brillantinehaar dat onder zijn hoedrand uit stak. ‘Zeg, is dat jouw dochter?’ vroeg hij. ‘Die daar deze pooltemperatuur trotseert zonder zelfs maar sokken aan?’
Anna voelde het ongenoegen van haar vader. ‘Precies,’ zei hij. ‘Anna, zeg Mr Styles eens gedag.’
eAangenaam kennis te maken,f zei ze. Ze gaf hem een stevige hand zoals haar vader haar geleerd had en zorgde ervoor dat ze niet gluurde toen ze naar hem opkeek. Mr Styles zag er jonger uit dan haar vader, zijn gezicht was schaduw. en rimpelloos. Ze voelde een waakzaamheid in hem, een zoemende spanning die zelfs door zijn opbollende overjas te voelen was. Het was of hij wachtte op iets om op te reageren, of om te lachen. En nu was dat Anna.
Mr Styles hurkte naast haar in het zand en keek haar recht in haar gezicht. ‘Waarom die blote voeten?’ vroeg hij. ‘Voel je de kou niet of ben je stoer aan het doen?’
Anna had niet meteen een antwoord. Het was geen van beide: het was meer een instinct om Tabby te verwarren en te imponeren. Maar ook dat kon ze niet zo zeggen. ‘Waarom zou ik stoer willen doen?’ zei ze. ‘Ik ben bijna twaalf.’
Nou, hoe voelt het dan?’ Zijn adem rook naar munt en drank, zelfs in de wind. Ze merkte dat haar vader hun gesprek niet kon horen.
‘Het doet alleen in het begin pijn,’ zei ze. ‘Na een tijdje voel je niks meer.’
Mr Styles grinnikte, alsof haar antwoord een bal was die hij met plezier had opgevangen. ‘Een mooi levensmotto,’ zei hij, en hij richtte zich weer op in zijn hele kolossale lengte. ‘Sterke meid,’ zei hij tegen Anna’s vader.
‘Dat is ze.’ Haar vader ontweek haar blik.
Mr Styles klopte het zand van zijn broek en draaide zich om om weg te lopen. Hij had het moment uitgebuit en ging op zoek naar het volgende. ‘Zij zijn sterker dan wij,’ hoorde ze hem zeggen tegen haar vader. ‘We boffen dat ze het niet weten.’ Ze dacht dat hij zich om zou draaien en haar aankijken, maar hij zou het wel vergeten zijn.

Copyright © 2017 Jennifer Egan
Copyright Nederlandse vertaling © 2017 Arjaan en Thijs van Nimwegen / BV Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum