Leesfragment: Gesprekken met vrienden

28 oktober 2017 , door Sally Rooney
|

Op 30 oktober verschijnt de vertaling door Gerda Baardman van Gesprekken met vrienden, de veelgeprezen debuutroman van Sally Rooney. Lees bij ons alvast een fragment!

Frances is 21 jaar oud, koel en observerend. Ze studeert en doet samen met haar beste vriendin Bobbi aan poetry-slams in Dublin, waar ze gespot worden door journalist Melissa. Frances raakt tegen wil en dank onder de indruk van haar en haar echtgenoot Nick, die nooit echt is doorgebroken als acteur. Wat aan het begin een onschuldige flirt lijkt, groeit al snel uit tot een vreemd soort intimiteit. Frances probeert haar leven geordend te houden, maar haar relaties ontsnappen steeds meer aan haar greep. Dan probeert ze iets radicaals: van moment tot moment leven.

1

Bobbi en ik ontmoetten Melissa voor het eerst in de stad op een poëzieavond waar we samen hadden opgetreden. Melissa maakte buiten een foto van ons waarop Bobbi stond te roken en ik schutterig met mijn rechterhand mijn linkerpols vasthield alsof ik bang was dat hij zou weglopen. Melissa had een grote professionele camera en een speciaal tasje met allemaal verschillende lenzen. Ze praatte en rookte onder het fotograferen. Zij had het over ons optreden en wij hadden het over haar werk, dat we op internet waren tegengekomen. Rond middernacht ging de bar dicht. Het begon te regenen en Melissa nodigde ons uit om bij haar thuis nog iets te drinken.
We stapten alle drie achter in een taxi en deden onze gordel om. Bobbi zat in het midden met haar hoofd opzij om met Melissa te praten, dus ik zag alleen haar nek en haar lepelvormige oortje. Melissa gaf de chauffeur een adres in Monkstown en ik keek uit het raam. Op de radio zei een stem de woorden eighties… pop… klassiekers. Toen kwam er een jingle. Ik was opgewonden, klaar voor de uitdaging van het bezoek aan het huis van een vreemde, en bedacht al complimenten en bepaalde gezichtsuitdrukkingen om leuk over te komen.
Het huis was de helft van een twee-onder-een-kapwoning van rode baksteen met een plataan ervoor. In de straatverlichting leek het alsof de bladeren van oranje kunststof waren. Ik keek graag naar interieurs van andere mensen, vooral als die een beetje beroemd waren, zoals Melissa. Ik nam me voor alles in haar huis te onthouden, zodat ik het voor andere vrienden kon beschrijven en Bobbi het kon bevestigen.
Toen Melissa ons binnenliet, stoof er een kleine rode spaniël de gang in en begon tegen ons te blaffen. Het was warm in de gang en het licht was aan. Naast de deur stond een laag tafeltje, waarop iemand een stapeltje muntgeld, een haarborstel en een lippenstift zonder dop had achtergelaten. Er hing een prent van Modigliani boven de trap, een liggende naakte vrouw. Ik dacht: een heel huis. Hier zou een gezin kunnen wonen.
We hebben bezoek, riep Melissa.
Er kwam niemand, dus volgden we haar naar de keuken. Ik herinner me een donkere houten schaal met rijp fruit, een glazen serre. Rijkelui, dacht ik. Ik dacht in die tijd voortdurend aan rijke mensen. De hond was meegelopen naar de keuken en snuffelde aan onze voeten, maar Melissa zei niets over de hond, dus wij ook niet.
Wijn? vroeg Melissa. Wit of rood?
Ze schonk de wijn in glazen zo groot als kommetjes en we gingen rond een lage tafel zitten. Melissa vroeg hoe we met onze spoken-wordoptredens waren begonnen. We waren net klaar met ons derde jaar aan de universiteit, maar we traden al sinds de middelbare school samen op. De tentamens waren achter de rug. Het was eind mei.
Melissa had haar camera op tafel gelegd en pakte hem af en toe op om een foto te maken, met een lachje vol zelfspot en een opmerking over ‘workaholics’. Ze stak een sigaret op en tikte de as in een kitscherige glazen asbak. Er hing helemaal geen rooklucht in huis en ik vroeg me af of ze altijd binnen rookte.
Ik heb twee nieuwe vriendinnen, zei ze.
Haar man verscheen in de deuropening naar de keuken. Hij stak een hand op en de hond begon te janken en in kringetjes rond te rennen.
Dit is Frances, zei Melissa. En dit is Bobbi. Allebei dichter. Hij haalde een flesje bier uit de ijskast en maakte het op het aanrecht open.
Kom erbij zitten, zei Melissa.
Dat zou ik wel willen, zei hij, maar ik moet nog wat proberen te slapen voordat ik op het vliegtuig stap.
De hond sprong op een keukenstoel naast hem en hij aaide haar afwezig over haar kop. Hij vroeg of Melissa haar al eten had gegeven en zij zei nee. Hij nam de hond in zijn armen en liet toe dat ze zijn hals en kaak likte. Hij zei dat hij haar wel eten zou geven en liep de keuken weer in.
Nick heeft morgen filmopnamen in Cardiff, zei Melissa.
We wisten al dat haar man acteur was. Hij en Melissa werden vaak samen op feestjes gefotografeerd en vrienden van vrienden van ons hadden hen ontmoet. Hij had een groot, knap gezicht en zag eruit alsof hij Melissa moeiteloos onder zijn arm kon nemen en tegelijk met de andere arm belagers kon afslaan.
Wat is hij lang, zei Bobbi.
Melissa glimlachte alsof ‘lang’ een eufemisme voor iets anders was. Niet per se iets vleiends. Het gesprek ging verder. We raakten in een korte discussie verzeild over de overheid en de katholieke Kerk. Melissa vroeg of we gelovig waren en wij zeiden van niet. Ze zei dat ze kerkelijke ceremonies, zoals begrafenissen en huwelijken ‘op een verdovende manier troostend’ vond. Iets gemeenschappelijks, zei ze. Voor de neurotische individualist heeft dat iets fijns. En ik heb op een nonnenschool gezeten, dus de meeste gebeden ken ik nog wel.
Wij hebben ook op een kloosterschool gezeten, zei Bobbi. Dat riep veel discussie op.
Melissa grinnikte en vroeg: zoals?
Nou, ik ben lesbisch, zei Bobbi. En Frances is communist.
Ik geloof niet dat ik de gebeden nog ken, zei ik.
We hebben heel lang zitten praten en drinken. Ik herinner me dat we het over de dichteres Patricia Lockwood hadden, die we bewonderden, en over het verschijnsel dat Bobbi geringschattend ‘gelijkebetalingsfeminisme’ noemde. Ik werd moe en een beetje dronken. Ik kon niets geestigs meer bedenken en het werd steeds moeilijker om een gezicht te trekken waaraan je kon zien dat ik gevoel voor humor had. Ik geloof dat ik veel heb geknikt en gelachen. Melissa zei dat ze aan een nieuwe essaybundel werkte. Bobbi had haar eerste essay gelezen, ik niet.
Het is niet zo goed, zei Melissa. Wacht maar op het volgende.
Om een uur of drie bracht ze ons naar de logeerkamer en zei dat ze het geweldig vond ons te leren kennen en dat ze blij was dat we bleven slapen. In bed staarde ik naar het plafond en voelde me heel erg dronken. De kamer draaide herhaaldelijk korte, snel opeenvolgende rondjes. Zodra mijn ogen aan de ene omwenteling gewend waren, begon er meteen een nieuwe. Ik vroeg aan Bobbi of zij daar ook last van had, maar die zei van niet.
Wat is ze geweldig, hè? zei Bobbi. Melissa.
Ik vind haar leuk, zei ik.
We hoorden haar stem op de gang en haar voetstappen die van kamer naar kamer gingen. Toen de hond blafte, hoorden we haar iets roepen, en daarna de stem van haar man. Maar toen vielen we in slaap. We hebben hem niet horen weggaan.


/

Bobbi en ik kenden elkaar van de middelbare school. Bobbi was in die tijd erg eigenzinnig en kreeg vaak kamerarrest voor gedrag dat op onze school ‘storend voor leerkracht en leerlingen’ werd genoemd. Toen we zestien waren, nam ze een neuspiercing en ging ze roken. Niemand mocht haar. Ze is geschorst geweest omdat ze naast een gipsen crucifix ‘fuck het patriarchaat’ op de muur had geschreven. Het incident leidde tot geen enkele solidariteit. Iedereen vond Bobbi een uitsloofster. Zelfs ik moest toegeven dat het leren een stuk soepeler ging in de week dat zij er niet was.
Toen we zeventien waren, moesten we naar een liefdadigheidsfeest in de aula van de school, waar een gebutste discobal lichtjes over het plafond en de getraliede ramen strooide. Bobbi droeg een dun zomerjurkje en had zo te zien haar haar niet geborsteld. Ze was stralend aantrekkelijk, wat inhield dat iedereen erg zijn best moest doen om geen aandacht aan haar te besteden. Ik zei tegen haar dat ik haar jurk leuk vond. Zij gaf me een slok van de wodka die ze uit een colaflesje dronk en vroeg of de rest van de school was afgesloten. We probeerden de deur naar de achtertrap en die bleek open te zijn. Alle lichten waren uit en er was niemand. We hoorden de muziek door de vloer heen zoemen als de ringtone van iemand anders. Bobbi gaf me nog een slok wodka en vroeg of ik op meisjes viel. In haar gezelschap was het niet moeilijk om onaandoenlijk over te komen. Ik zei alleen: ja.
Ik was niemand ontrouw door Bobbi’s vriendin te worden. Ik had geen echte vriendinnen en zat tussen de middag altijd in mijn eentje in de schoolbibliotheek te lezen. Ik vond de andere meisjes wel aardig, ze mochten mijn huiswerk overschrijven, maar ik was eenzaam en had het gevoel dat ik geen echte vriendschap waard was. Ik maakte lijstjes van dingen die ik aan mezelf moest verbeteren. Toen Bobbi en ik een relatie kregen, veranderde alles. Niemand vroeg meer om mijn huiswerk. Tussen de middag liepen we hand in hand over het parkeerterrein en iedereen keek nijdig weg. Dat was leuk, het was de eerste keer dat ik echt plezier had.
Na school gingen we op haar kamer muziek liggen luisteren en vertelden elkaar waarom we elkaar zo leuk vonden. Het waren lange, intense gesprekken en ze voelden zo belangrijk dat ik er ’s avonds stiekem uit mijn geheugen stukken uit opschreef. Als Bobbi over mij praatte, leek het wel alsof ik mezelf voor het allereerst in de spiegel zag. Ik keek ook vaker in echte spiegels. Voor het eerst van mijn leven ontwikkelde ik een hevige belangstelling voor mijn gezicht en lichaam. Ik vroeg Bobbi dingen als: heb ik lange benen? Of juist korte?
Bij onze diploma-uitreikingsceremonie hebben we samen een spoken-wordoptreden gedaan. Sommige ouders huilden, maar onze klasgenoten keken uit het raam of praatten zachtjes met elkaar. Een paar maanden later, na meer dan een jaar samen, maakten Bobbi en ik het uit.

 

© 2017 Sally Rooney. All rights reserved
© 2017 Nederlandse vertaling Ambo|Anthos uitgevers, Amsterdam en Gerda Baardman

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum