Leesfragment: De rivier van het bewustzijn

08 november 2017 , door Oliver Sacks
|

Op 9 november verschijnt Oliver Sacks' De rivier van het bewustzijn (The River of Consciousness, vertaald door Otto Biersma en Luud Dorresteyn), lees bij ons nu alvast een fragment uit het essay 'De andere weg: Freud als neuroloog'.

Oliver Sacks was bij vele lezers wereldwijd geliefd om zijn bijzondere neurologische casestudies, waarin hij er steeds in slaagde door de afwijkingen heen de mens te zien. Ook schreef hij enkele openhartige autobiografische werken waarin hij vertelde over de vele ontmoetingen en ervaringen die hem hebben gevormd.

In De rivier van het bewustzijn zijn essays bijeengebracht die getuigen van Sacks’ passie voor enkele van de belangrijkste thema’s van het menselijk denken: evolutie, tijd, creativiteit, herinnering, bewustzijn en ervaring. Het was een van de twee boeken waaraan hij tot aan zijn dood werkte, en toont zijn vermogen tot het leggen van onverwachte verbindingen, zijn plezier in kennis en zijn onvermoeibare streven te ontdekken wat ons tot mens maakt.

 

De andere weg: Freud als neuroloog

Het vergt veel retrospectieve kennis om te bedenken dat ik dezelfde persoon ben als de auteur van de verhandeling over de ganglion spinale van de petromyzon. Toch schijnt dat wel het geval te zijn en ik geloof dat ik gelukkiger was met die ontdekking dan met andere die ik sindsdien heb gedaan.

 

Sigmund Freud aan Karl Abraham, 21 september 1924

 

Iedereen kent Freud als de grondlegger van de psychoanalyse, maar slechts een beperkt aantal mensen weet iets van de twintig jaar, van 1876 tot 1896, dat hij als neuroloog en anatoom werkzaam was; in zijn latere leven sprak Freud daar zelden over. Maar zijn leven als neuroloog ging vooraf aan dat van psychoanalyticus en heeft misschien wel een doorslaggevende rol gespeeld.
Freuds vroege, blijvende passie voor Darwin, naast die voor Goethes Die Natur, was de aanleiding om geneeskunde te gaan studeren, schrijft hij in zijn autobiografie. In zijn eerste jaar volgde hij cursussen over biologie en darwinisme, en daarnaast colleges van de fysioloog Ernst Brücke. Toen hij twee jaar later praktijkervaring wilde opdoen, vroeg Freud aan Brücke om een aanstelling in diens laboratorium. Hoewel, zoals hij later schreef, Freud toen al het idee had dat hij zich uiteindelijk zou richten op het menselijk brein en het denkvermogen, was hij heel nieuwsgierig naar de primitieve vormen en de oorsprong van het zenuwstelsel, en hij wilde eerst meer te weten komen over hun ontwikkeling.
Brücke stelde voor dat Freud het zenuwstelsel onderzocht van een zeer primitieve vis, de Petromyzon, oftewel de lamprei, en met name de wonderlijke ‘Reissner’-cellen rond het ruggenmerg. Deze cellen trokken al de aandacht sinds Brückes eigen studententijd, veertig jaar eerder, maar niemand was erin geslaagd hun eigenschappen en functie te doorgronden. De jonge Freud wist de voorgangers van deze cellen op te sporen in zonderlinge larven van de lamprei en hij toonde aan dat ze overeenkwamen met de latere gangliacellen in de ruggengraat van hogere vissen – een belangrijke ontdekking. De larve van de Petromyzon verschilt overigens zo sterk van de volwassen vorm dat er lang werd gedacht dat het om een andere genus ging, de Ammocoetes. Daarna richtte hij zijn onderzoek op het zenuwstelsel van een ongewerveld dier, de rivierkreeft. In die tijd werd gedacht dat het zenuwstelsel van ongewervelde dieren sterk verschilde van dat van gewervelde dieren, maar Freud toonde aan dat ze morfologisch identiek waren – niet de cellulaire elementen op zich verschilden tussen primitieve en hogere dieren, maar de manier waarop ze georganiseerd waren was anders. Zo ontstond er bij Freuds vroegste onderzoekswerk al het besef van een darwinistische evolutie waarbij met behulp van uiterst bescheiden middelen, namelijk dezelfde anatomische cellulaire elementen, steeds complexere zenuwstelsels konden worden ontwikkeld.
Het was niet meer dan vanzelfsprekend dat Freud in het begin van de jaren tachtig van de negentiende eeuw, hij was intussen afgestudeerd als arts, verder zou gaan in de klinische neurologie, maar hij wilde per se ook zijn anatomische werk voortzetten; hij deed onderzoek naar het zenuwstelsel van de mens in het laboratorium van de neuro-anatoom en psychiater Theodor Meynert. Meynert vond die combinatie helemaal niet vreemd, net zomin als Paul Emil Flechsig en andere neuro-anatomen uit die tijd dat deden. Er werd verondersteld dat er een eenvoudig, bijna mechanisch verband was tussen het denkvermogen en het brein, zowel in gezonde toestand als bij ziekte. Meynerts magnum opus uit 1884, getiteld Psychiatrie, had dan ook als ondertitel Klinik der Erkrankungen des Vorderhirns.
Hoewel de frenologie zelf in diskrediet was geraakt, was de localisatieleer nieuw leven ingeblazen in 1861, toen de Franse neuroloog Paul Broca wist aan te tonen dat een zeer specifiek functieverlies – het vermogen om zich in woorden uit te drukken, expressieve afasie geheten – het gevolg was van een beschadiging van een bepaald deel van de linkerhersenhelft. Er werden al snel andere verbanden gelegd en halverwege de jaren tachtig van de negentiende eeuw leek iets wat vergelijkbaar was met de frenologische droom realiteit te worden, met beschrijvingen van ‘centra’ voor expressieve taal, receptieve taal, kleurperceptie, schrijven en tal van andere specifieke vaardigheden. Meynert voelde zich als een vis in het water op dit vakgebied; nadat hij had aangetoond dat de gehoorzenuw in verbinding stond met een specifiek deel van de hersenschors (het Klangfeld, oftewel klankveld), stelde hij dat er in alle gevallen van sensorische afasie sprake was van schade.
Maar Freud had zijn twijfels bij deze localisatieleer en diep van binnen vond hij hem ook niet toereikend, want bij hem rees intussen het idee dat daarbij werd uitgegaan van een mechanisch functioneren van het brein en het zenuwstelsel, die werden beschouwd als een soort ingenieuze, maar achterlijke machine, met een verband van één-op-één tussen elementaire componenten en functies, waarbij organisatie, evolutie en geschiedenis werden ontkend.
Rond die tijd, van 1882 tot 1885, werkte hij in het algemeen ziekenhuis van Wenen, waar hij zijn kennis op het gebied van het doen van observaties en de neurologie verder verfijnde. Zijn beschrijvende vaardigheden en zijn besef van het belang van een gedetailleerde anamnese blijken uit de klinisch pathologische verhandelingen die hij in die tijd schreef: over een jongen die overleed aan een hersenbloeding die werd toegeschreven aan scheurbuik, een achttienjarige leerlingbakker met een acute meervoudige zenuwontsteking en een zesendertigjarige man met een zeldzame aandoening aan het ruggenmerg, syringomyelie, die geen pijn en temperatuur meer kon voelen, maar bij wie de tastzin nog wel aanwezig was, een aandoening die wordt veroorzaakt door zeer lokale schade aan het ruggenmerg.
Na vier maanden werkzaam te zijn geweest bij de vermaarde neuroloog Jean-Martin Charcot in Parijs, keerde Freud terug naar Wenen om daar zijn eigen neurologische praktijk op te zetten. Het is niet echt eenvoudig te reconstrueren, noch aan de hand van Freuds brieven, noch uit onderzoeken en biografieën over hem, of te doorgronden wat zijn ‘neurologisch leven’ inhield. Hij onderzocht patiënten in zijn praktijk aan de Berggasse 19, vermoedelijk een verscheidenheid aan gevallen, zoals die destijds en ook vandaag de dag nog hun opwachting maken bij een neuroloog: sommigen met alledaagse neurologische aandoeningen zoals verlammingsverschijnselen, spiertrillingen, zenuwaandoeningen, toevallen of migraine; anderen met functionele aandoeningen zoals aanvallen van hysterie, dwang- of andere neuroses.
Hij werkte ook bij het Instituut voor Kinderziektes, waar hij meermaals per week consult hield. De klinische ervaring die hij daar opdeed, vormde de basis voor de boeken waar- mee hij de grootste bekendheid verwierf onder zijn tijdgenoten: zijn drie monografieën over kinderen met cerebrale parese. Deze werken stonden in hoog aanzien onder zijn collega’s en er wordt tot op de dag van vandaag naar verwezen.
Naarmate hij langer praktiseerde als neuroloog stelde Freud steeds meer zijn eigen nieuwsgierigheid, verbeeldingskracht en theoretiserende vermogens op de proef, hij was voortdurend op zoek naar complexere intellectuele vraagstukken en uitdagingen. Zijn eerdere neurologische onderzoeken in het instituut in Wenen waren vooral van traditionele aard geweest, maar nu hij zijn aandacht had gevestigd op de complexere materie van de afasie, raakte hij ervan overtuigd dat er een nieuwe visie op het brein nodig was. Hij vond dat er een dynamischer gezichtspunt moest komen.

 

 

 

Copyright © 2017 Oliver Sacks Foundation
Copyright Nederlandse vertaling © 2017 Otto Biersma en Luud Dorresteyn

pro-mbooks1 : athenaeum