Recensie: Dromen over een betere wereld

13 juni 2013 , door Pepijn Corduwener
| | | |

Het is 1941. De Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt zit op een stoel. Tegenover hem staat een poedelnaakte Winston Churchill, fris uit de douche. FDR wijst naar de Britse premier en zegt: 'United Nations.' 'Good,' antwoordt deze. Mark Mazower vertelt deze anekdote over de geboorte van de Verenigde Naties met genoegen. De Britse historicus kan sinds de dood van zowel Tony Judt als Eric Hobsbawm met recht als de historicus van twintigste-eeuws Europa worden beschouwd. Zijn nieuwe boek, Wereldheerschappij (Governing the World, vertaald door Rogier van Kappel), onderstreept dat. Door pepijn corduwener.

N.B. Dit is een herneming van de bespreking van 26 november 2012, bij gelegenheid van de verschijning van de vertaling.

In Wereldheerschappij. De geschiedenis van een idee staat voor de verandering niet de donkere kant van de geschiedenis centraal, maar onderzoekt Mazower hoe politici geprobeerd hebben om een nauw verweven wereld bestuurbaar te maken. In een retorisch sterke, maar wat anekdotische studie schetst Mazower de ontwikkeling van het denken over internationale samenwerking in de afgelopen twee eeuwen.

Het Concert van Europa

Mazower ziet in dit denken drie grote waterscheidingen. De eerste aanzet tot internationaal bestuur lag na de Franse Revolutie. Met Napoleon zelf vond ook het streven naar hegemonie op het Europese continent zijn Waterloo. In het Concert van Europa hielden vijf grootmachten elkaar haast een eeuw in evenwicht. Boven alles werden zij hierin gedreven door het bewaken van soevereiniteit. De leidende ideologie was volgens Mazower die van de Italiaanse nationalist Giuseppe Mazzini: een liberaal nationalisme waarin verschillende volken vreedzaam naast elkaar samenleefden en elkaars soevereiniteit zoveel mogelijk respecteerden. Nationaal bewustzijn en internationale samenwerking sloten elkaar niet uit. Dit model zou ook na Mazzini's dood een dominant model voor denken over internationale samenwerking blijven.

In de schaduw van het wankele machtsevenwicht zagen allerlei internationalistische initiatieven het levenslicht. Levendig beschrijft Mazower hoe met name de wetenschap sterk internationaliseerde en hoe de ontwikkeling van het internationaal recht met wisselend succes garandeerde dat naties elkaar niet louter op basis van macht bestreden. Dat deze vooruitgang alleen voor blanke Westerlingen gold, maakt hij met smakelijke voorbeelden inzichtelijk. Koloniën en onafhankelijke staten buiten het Westen werden vaak uitgesloten. En, toen in 1849, een als slaaf geboren Afro-Amerikaan werd afgevaardigd naar het Vredescongres in Parijs, werd er opgemerkt dat 'een neger beter op zijn boerderij kon blijven'.

Van Volkenbond naar Verenigde Naties

Het internationalisme dat het Concert van Europa had vergezeld, kreeg een ander karakter na de Eerste Wereldoorlog. Wilson, geestelijk vader van de Volkenbond, was volgens Mazower weliswaar geïnspireerd door de ideeën van Mazzini, maar voegde hier zijn opvattingen over vredeshandhaving en democratie aan toe. De Amerikaan kreeg echter concurrentie van Vladimir Lenin, zoals Mazzini decennia eerder het internationalisme van Karl Marx naast zich had moeten dulden: niet een verbond van naties, maar een eenheid van arbeiders was volgens Marx werkelijk internationaal te noemen.

Het is veelzeggend dat zowel de Volkenbond als de Verenigde Naties uit Amerikaanse geest ontsproten zijn. Zoals bekend zouden de Verenigde Staten nooit lid worden van de Volkenbond. De tweede grote waterscheiding was volgens Mazower dan ook het einde van de Tweede Wereldoorlog, toen de eeuwige strijd tussen Amerikaans messianisme en isolationisme werd beslecht in het voordeel van de eerste. De Amerikanen werden wel lid van de Verenigde Naties - die volgens Mazower zowel qua personeel als de opvattingen over staatssoevereiniteit continuïteit met de Volkenbond vertoonde. Een totale mislukking wil hij de Volkenbond dan ook niet noemen.

Met name Amerikaanse ideeën zouden internationale samenwerking in het resterende deel van de twintigste eeuw vormgeven. Mazower laat zien hoe deze ideeën eerst geïnspireerd waren op het liberale nationalisme van de negentiende eeuw: men ging uit van de soevereiniteit van de staat en deze was leidend bij vredeshandhaving en supranationale initiatieven. En hoe dit vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw veranderde: de staat zelf komt onder vuur te liggen. Terwijl oud-kanselier Willy Brandt vergeefs een pleidooi voor herverdeling van rijkdom tussen arm en rijk in de wereld houdt, creëren de Amerikanen de Wereldhandelsorganisatie die vooral de bevoorrechte landen verder bevoordeelt door de grenzen tussen deze te slechten.

De houdbaarheid van onze internationale instituties

Zo belandt Mazower uiteindelijk bij het begin van de eenentwintigste eeuw. De historicus ziet dat de houdbaarheid van onze internationale instituties, in het bijzonder de Verenigde Naties, ter discussie gesteld wordt. We staan voor een nieuwe waterscheiding. Opkomende machten in Azië en Latijns-Amerika, de schuldencrisis en de oorlogen in Irak en Afghanistan hebben niet alleen de financiële, maar ook de morele de suprematie van het Westen aangetast. De instituties waaraan het Westen vorm heeft gegeven zouden daarom van karakter kunnen veranderen. Staatssoevereiniteit leek aanvankelijk zijn langste tijd gehad te hebben. Niet alleen de markt tastte haar gezag aan, maar onder het mom van humanitaire interventie werd ook menig regering afgezet die niet voor zijn eigen bevolking zorgde. Maar oorspronkelijke ideeën over staatssoevereiniteit zouden onder invloed van China wel eens een tweede leven kunnen krijgen. En zo zouden de Verenigde Naties, aldus Mazower, wel eens kunnen teruggrijpen op de principes die aan hun oprichting ten grondslag lagen.

Tegengif

Wereldheerschappij is een bijzonder boek geworden. De veelheid aan thema's die Mazower aan bod laat komen is indrukwekkend, de synthese tussen die thema's evenzeer. Met oog voor detail laat hij bovendien vergeten helden en antihelden van internationale samenwerking aan bod komen. Maar juist door de waaier aan onderwerpen mist het boek ook veel. Focus, in de eerste plaats: Mazower laat zich te veel leiden door de internationalistische initiatieven die hij vindt en legt te weinig zijn wil aan de bronnen op. Dit komt de rode draad van het betoog niet ten goede. Ten tweede mist het boek een reflectie op voorname concepten waarvan de auteur zich bedient. Globalisering is er zo een. De verhouding tussen nationalisme en internationalisme is een ander.

Ten slotte maakt Mazower niet inzichtelijk waarom hij bepaalde initiatieven voor het bestuur van de wereld links heeft laten liggen. Het communisme komt er al met al bekaaid vanaf, maar ook aan fascistische ideeën maakt hij weinig woorden vuil. In Dark Continent: Europe's Twentieth Century schreef Mazower dat de natiestaat krediet verdient voor de vrede in Europa na 1945. Zijn voorkeur voor het Mazziniaanse model beneemt echter het zicht op al dan niet kwaadaardige alternatieven hiervoor. Wellicht had Mazower na zijn werken over totalitarisme wat tegengif nodig. Want hoewel een kritisch noot hier en daar niet ontbreekt, leest Wereldheerschappij bij tijd en wijlen als een lofzang op de dromers over een betere wereld.

Pepijn Corduwener is als docentpromovendus verbonden aan het Departement Geschiedenis en Kunstgeschiedenis van de Universiteit Utrecht.

pro-mbooks1 : athenaeum