Recensie: De gratie van neushoorns

01 november 2013 , door Pieter Hoexum
| | | |

Zoals hij eerder overdadige, weelderige boeken maakte over De geschiedenis van de schoonheid en De geschiedenis van de lelijkheid, zo maakte Umberto Eco onlangs een verrukkelijke Geschiedenis van imaginaire landen en plaatsen. Het boek gaat over legendarische plekken die allemaal een ding gemeen hebben: 'Of ze nu teruggaan op oeroude legendes van onbestemde origine of het resultaat zijn van moderne verzinsels, ze hebben allemaal geloofsstromingen veroorzaakt.' Eco schrijft over oorden die zouden moeten bestaan, of, in geval van de hel, niet zouden moeten bestaan. Door pieter hoexum.

De zekerheid van de verbeelding

In een fraai mengsel van reisgids en cultuurgeschiedenis leidt Eco de lezer in dit boek rond in Bijbelse oorden zoals het Hof van Eden en Sheba, in filosofische oorden zoals Atlantis en Utopia en zogenaamde esoterische oorden zoals het Rijk van koning Arthur. Al te veel goedgelovigheid bestrijdt Eco, maar uiteindelijk gaat hem er hier niet om of, en in hoeverre, deze oorden in werkelijkheid wel of niet bestaan hebben.

'Aan elke legende ligt een historische waarheid ten grondslag,' schrijft Eco, maar het gaat hem er hier niet om de feiten en fabels te scheiden. Het gaat om de zekerheid die vreemd genoeg juist verhalen bieden. Feiten zijn immers altijd voorlopig, slechts de verbeelding biedt zekerheid, eeuwige zekerheid. Of zoals Eco op de allerlaatste bladzijde onthult: de 'mogelijke narratieve wereld' is 'het enige universum waarin we absoluut zeker van iets kunnen zijn'.

Eco citeert bijvoorbeeld Thomas van Aquino, die zich natuurlijk ook bemoeid heeft met de juiste situering van het aarde paradijs, het Hof van Eden, zoals dat in de Bijbel beschreven wordt. Lag dit oord bij de evenaar of juist niet? Ach, voor Thomas is dat eigenlijk allemaal bijzaak: 'Hoe het ook zij, wij moeten [P.H.] aannemen dat het aardse paradijs gesitueerd is op een gematigde plek, of dat nu bij de evenaar is of elders.' Het gaat in dit boek om dat 'moeten'.

Eenhoorns

Het boek gaat, zou je kunnen zeggen, over de kracht van legendes. Hoe kon bijvoorbeeld een ontdekkingsreiziger als Marco Polo niet naar eenhoorns zoeken? Eco: 'Hij zoekt ze, en vindt ze, omdat hij geneigd is dingen met de ogen van de traditie te bekijken.' Toch zie je, volgens Eco, juist bij iemand als Marco Polo, die eerder nieuwsgierig dan gelovig is, de spanning optreden tussen 'dat wat de traditie hem oplegde te zien en dat wat hij daadwerkelijk zag'. Marco Polo vindt de eenhoorn, in de vorm van een neushoorn, maar merkt daarbij op dat de legendes blijkbaar niet geheel kloppen, want het is geen lieflijk maar een heel lelijk beest. Voor een gelovige is een dergelijke kritische houding geheel ongepast: als de feiten niet overeenkomen met de verhalen, dan ligt dat altijd aan de feiten en nooit aan de verhalen.

Net als de verbeelding, laat ook het verlangen zich niets gelegen liggen aan de feiten. We weten heus wel dat Thomas Mores Utopia niet bestaat. Maar dat heeft natuurlijk geen utopist ervan weerhouden er hevig naar te verlangen: Utopia zou moeten bestaan. Of zou juist niet moeten bestaan, want zogenaamde dystopieën zijn net zo denkbeeldig en net zo onweerlegbaar.

Buitenwijken

Een paar dagen nadat ik het boek uit had gelezen, deed ik boodschappen en bekeek ik vanaf het parkeerdek bovenop het locale winkelcentrum, mijn woonwijk opeens met heel andere ogen: vanaf daar zag ik opeens dat het een legendarisch oord is, zoals Eco die in dit boek beschrijft. Vanuit de hoogte zie je een oord, zeker als het een buitenwijk betreft, niet zoals het is, maar zoals het zou moeten zijn: je ziet het plan, de blauwdruk, het ideaal. Eco: 'Diverse utopieën hebben zo tot de verbeelding gesproken dat men ze daadwerkelijk heeft willen verwezenlijken, zoals valt al te leiden uit de verschillende ideale steden die ontworpen zijn door architecten uit de Renaissance.' Misschien is stedenbouw wel onvermijdelijk utopisch.

Een soort morele paniek maakte zich dan ook van mij meester: al die stedenbouw en planologie leveren geen bouwsels op maar dromen... die dan natuurlijk weer nachtmerries blijken: Utopia is helemaal geen Luilekkerland maar juist de hel op aarde, waar mensen zich overbodig voelen en zich stierlijk vervelen... Lees het maar na in Naima El Bezaz' Vinexvrouwen en Meer vinexvrouwen of in Zwagermans De buitenvrouw. Dat laatste boek is trouwens veel interessanter (en beter!) dan de eerste twee, omdat Zwagerman wat je noemt een haat-liefde-verhouding onderhoudt met suburbia. In interviews naar aanleiding van het verschijnen van zijn Americana, vertelt hij hoe hij als jongetje al in een Alkmaarse buitenwijk uit verveling droomde van de Amerikaanse suburbs.

Neushoorns

Mijn buitenwijk bleek kortom inderdaad een imaginair oord, in die zin dat het zowel niet als wel zou moeten bestaan. Maar eenmaal weer met beide voeten op de grond ebde gelukkig zowel de paniek als de hang naar zekerheid weg. De Marco Polo in mij kreeg weer de overhand, ik zag weer gewoon neushoorns in plaats van eenhoorns.

Kortom, aan de ene kant vallen de feiten altijd een beetje tegen, als je ze vergelijkt met de legendes - het zijn appels en peren. Toch blijf ik het met Maarten Asscher eens dat die best vergeleken kunnen worden, want het gebeurt aan de andere kant net zo vaak dat de feiten er in vergelijking met de legendes niet eens zo slecht afkomen. Als je beter kijkt zie je dat die neushoorns niet eens zo lelijk zijn, maar eigenlijk wel aandoenlijk. En, op hun geheel eigen manier, zelfs gracieus.

P.S. Wie meer wil lezen over het ontstaan van verhalen en legendes kan terecht in Frank Westermans zojuist verschenen Stikvallei. Daarin zie je een imaginaire plek ontstaan.

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003, begin 2014 verschijnt Kleine filosofie van het rijtjeshuis. Hij heeft nu een website, pieterhoexum.wordpress.com.

pro-mbooks1 : athenaeum