Recensie: Kousbroek gebloemleesd

28 maart 2011 , door Esther Wils
| |

Op 4 april aanstaande is het een jaar geleden dat de schrijver Rudy Kousbroek overleed, maar het is geenszins stil geworden rondom zijn nalatenschap. Er komt een themanummer van De Groene Amsterdammer, een uitzending van Boeken, 1 april spreekt K. Schippers de eerste Kousbroeklezing uit in De Rode Hoed en presenteert De Gids een hommage aan de essayist. Maar de eerste in deze reeks hommages aan de essayist is Het meisjeseiland, een meer dan 600 bladzijden tellende bundel die naast foto's en andere afbeeldingen voorzien is van een korte biografie, een bibliografie, een voorwoord van Hans Ree en een nawoord van de samenstellers. Dat zijn Marja Roscam Abbing en Wout Woltz, beide voormalig NRC-collega's en goede vrienden van de essayist. Het meisjeseiland is een representatieve doorsnede van Kousbroeks oeuvre, en biedt een uitstekende inleiding en een kans op herontdekkingen. Door esther wils.

Decennialang bladerde menig NRC-lezer bij ontvangst van de krant direct door om te zien of Kousbroek erin stond. De stukken hielden vaker niet dan wel verband met de actualiteit; dan betroffen ze zijn hoogstpersoonlijke fascinaties, ervaringen en herinneringen - die vrijheid is een essayist nu nog maar zelden gegund, hoogstens incidenteel en dan voor stukken van een veel geringere omvang. Het meisjeseiland is dan ook een goedgekozen titel, hij verwijst naar een locatie die alleen in Kousbroeks verbeelding bestond. Zoals vaak bij Kousbroek was het een foto die aanleiding gaf om over deze fictieve plek te schrijven; in de afbeelding die bij het stuk werd afgedrukt herkende hij er iets van, al waren de meisjes te volwassen.

Rudy Kousbroek, Het meisjeseiland. Foto van pagina 205.

Kousbroek wilde gesmoord worden in tederheid, het element waaraan het hem in zijn jeugd, getuige de verhalen over zijn verblijf op kostschool in Sumatra, zo pijnlijk had ontbroken. Zijn ouders hadden hem, zoals gebruikelijk in die tijd en zonder boze bedoelingen, naar dat oord gestuurd. De leiding was zo hardvochtig en onrechtvaardig dat Kousbroek weigerde hun ware namen te noemen, dat zou te veel eer zijn. De fantasie over het Meisjeseiland is in die periode ontstaan, net als die over de zelfgebouwde hefschroefvliegtuig - naar het ontwerp van Jules Verne - waarmee hij het zou bereiken. De kiemen van wat Kousbroeks persoonlijkheid later karakteriseerde zijn toen gelegd: heimwee en melancholie als grondtoon, gemengd met intolerantie en woede jegens het geloof en manipulatie (of gebrek aan kennis) van feiten, een sterke verbeelding, grote belangstelling voor allerlei soorten lectuur en literatuur, en voor techniek.

De kleine Kousbroek was, net als de grote, behalve gevoelig en overbewust ook kritisch. Als je de lieflijke, zonnige foto van het jongetje in zijn trapauto hebt gezien, schrik je van wat er werkelijk in dat hoofdje speelde:

'Mijn eerste auto was een monoplace zonder remmen, merk helaas onbekend. […] Ik kan daar nog uit mijn geheugen een paar details aan toevoegen, bijvoorbeeld dat het voertuig blauw was, fletsblauw zoals het krijtje van een biljartkeu. Dat vond ik niet mooi, want geen enkele echte auto had die kleur. Zo was er nog iets: ik had het land aan de banden, die waren te dun. Ik wist hoe ze eruit moesten zien: de autoped van een van mijn leeftijdgenoten, die had banden van de juiste diameter. (Dat slaat niet op de diameter van het hele wiel, maar van wat de Fransen zo plastisch "le boudin" noemen: "de (bloed)worst", dat wil zeggen de banddikte.) Wat ik wilde was luchtbanden, banden die je kon oppompen.'

Rudy Kousbroek, Het meisjeseiland. Foto van pagina 488.

Auto's waren een grote liefde, en juist die waarbij de mechanische werking nog te herkennen was. Van de nieuwe generatie auto's, die een steeds aerodynamischer vorm kreeg aangemeten, moest hij niets hebben.

De intellectuele brille van Kousbroek stond mij als volger van destijds nog goed voor de geest; ik was bij de hernieuwde kennismaking vooral verrast door zijn stilistisch talent. Het zijn de beschrijvingen die dat wat mij betreft het scherpst verraden, zoals bij auto's:

'Onder de pastelkleuren van een moderne auto zit geen autonoom concept. Een vage kleur is de kleur van het vage. Het concept van de auto is opgelost in de bekleding. Als een moderne auto dwars wordt doorgesneden (een gewoon tafelmes gaat erdoor als door koek), komt er een homogene, sponsachtige materie tevoorschijn, van dezelfde kleur als de buitenkant, klef als deeg en ongedifferentieerd. Een mechanisme is er niet in te bekennen.'

of bij dieren:

'Een mij bekende hond, genaamd Barend, is een goed voorbeeld van een hondse hond; hij onderscheidt zich bovendien door het hebben van stukken rode huid in de snoetzone, waar om zo te zeggen de binnenband erdoor komt. Aan de rand van zijn mond loopt een gekartelde strook vlees, waar het vlekkenpatroon van zijn snoet zich voortzet hoewel het daar onbehaard is; de mogelijkheid om op zijn bovenlip te bijten is dit dier gegeven. De mondhoeken steken een beetje uit en wijzen naar beneden, hetgeen vooral bij geheven kop de oorzaak is van een gelaatsuitdrukking waarin wakkere fierheid en lichte imbeciliteit om de voorrang strijden. Producten van een mesalliance zijn bijna altijd hondser dan rashonden.'

Het meisjeseiland voorziet tevens in kwesties waarover Kousbroek zich kwaad maakte: het geloof, (wetenschappelijke) wartaal, het gecultiveerde slachtofferschap onder bepaalde groepen ex-geïnterneerden uit Indië en de blindheid voor de Aziatische kant van het oorlogsverhaal, maar de werkelijke polemieken zijn overgeslagen, omdat daarvoor, aldus de samenstellers, ook de tegenstem nodig is. Dat heeft als voordeel dat de rechtlijnigheid waarin de latere Kousbroek soms verzandde en die sommige lezers van hem vervreemdde, ontbreekt.

Rudy Kousbroek, Het meisjeseiland. Foto van pagina 40.

Er worden ook onderwerpen aangesneden waaraan hij serieuze studie wijdde, zoals de Japanse cultuur en specifiek de historische, diplomatieke connectie van Nederlanders met Japan. Maar het zijn waarschijnlijk de essays waarin hij volledig zijn eigen prikkelende gedachten en associaties volgt - langs heel veel boeken, bijvoorbeeld, van geestverwanten als Karel van het Reve, Stendhal, de surrealisten, en de Aziatische, Nederlandse, Griekse en Romeinse klassieken - waarom hij het langst herinnerd zal worden. Om observaties:

'De Sibajak [een vulkaan op Sumatra] is het grootste ding met een naam dat ik ken.'

vergelijkingen:

'Er woonde in mijn straat, tot magere Hein hem kwam halen, een stokdove meneer, die als zijn auto startte niet kon horen of de motor aansloeg. Ook wanneer dat allang het geval was drukte hij nog meedogenloos telkens opnieuw op de starter. Op analoge wijze gebruikt [Marshall] McLuhan telkens opnieuw, soms meerdere malen in dezelfde zin, bepaalde krengen van woorden die iedereen die niet tot aan het bot toe doof is niet eenmaal zou gebruiken.'

en ontmaskeringen:

'Het overtreden van een verbod heeft alleen zin wanneer het gaat om iets wat de moeite waard is, en als het de moeite waard is, is het dat ook zonder het overtreden […] en vooral zonder het verbod.'

die niemand hem nadoet.

Esther Wils is redactiesecretaris van algemeen cultureel en literair tijdschrift De Gids.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum