Recensie: Stil staan bij het tijdelijke

04 maart 2010 , door Pieter Hoexum
| |

Waarmee kun je beter beginnen dan met het begin? Precies, en het is daarom terecht dat Coen Simon een boek heeft geschreven over hoe hij zelf begon met filosoferen. Hij vertelt over hoe hij zich in zijn ‘jongensjaren’ begon te verwonderen over min of meer filosofische kwesties zoals vriendschap, natuur en (on)geluk.
Verwondering. Volgens het cliché — lees: volgens de Oude Grieken — is dat het begin van de filosofie. Ja, ja… maar vervolgens maken ze er zo snel mogelijk een einde aan. Je wordt gelokt met verwondering en voor je het weet zit je in de val: een hermetisch gesloten bouwwerk waar alles van zelf spreekt. Dan is het op eens slecht om je ergens over te verbazen, dan ben je opeens onnozel en goedgelovig. Een filosoof weet hoe alles zit en waag het niet hem tegen te spreken. Als de feiten tegen hem spreken, dan is dat, om met Hegel te spreken, des te erger voor de feiten. Aan de theorie kan het nooit liggen.

En denk niet dat je bij Hegels grootste tegenstander terecht kunt voor verlichting. Popper gaat zogenaamd uit van het principe van falsificatie: alleen van je fouten kun je leren. Popper pleit dan ook voor een ‘open samenleving’, waarin ruimte blijft voor kritische geluiden. Jawel, mooi gezegd, maar in het boek waarin hij dat verdedigt, doet hij niets anders dan de geschiedenis van de filosofie nalopen en tegenstanders zwart maken: Hegel, Plato… het zijn volgens Popper allemaal fascisten. En alle filosofen waarbij de balans positief uitvalt, zijn eigenlijk voorlopers van Poppers leer. Popper zelf was een nogal achterdochtig en egocentrisch man — zijn studenten verbasterden de titel van zijn hoofdwerk niet voor niets tot ‘The Open Society by an Enemy’.

Wat ik maar wil zeggen, is dat het op zijn minst dapper is van Simon om een bundel filosofische beschouwingen te publiceren over verwondering. Hij begeeft zich op glad ijs. De bundel is getiteld: Zo begint iedere ziener. Een filosofische ontdekking van de wereld. Een mooie, maar ook een beetje een onheilspellende titel: waar eindigt het? Dáár hangt alles toch vanaf. Waar eindigen de meeste zieners… Aan een kruis of in een gesticht.

Maar gelukkig heeft Simon een elegante oplossing gevonden. Hij ontvouwt niet een of andere theorie of leer, zet zelfs geen redenatie op touw. Hij vertelt verhalen, ‘filosofische verhalen’, zoals hij ze zelf noemt. Het zijn persoonlijke verhalen over zijn verbazing; het zijn een soort reisverslagen van ontdekkingsreizen, van alledaagse reizen, alledaagse ontdekkingen. Die doorspekt hij met beschouwingen waarin hij afstand neemt zonder afstandelijk te worden. We zien hoe iemand leert zien.

Dat de verhalen persoonlijk zijn, wil niet zeggen dat ze schaamteloos zijn, integendeel. Maar openhartig zijn de verhalen wel. Als lezer voel je je af en toe een voyeur en dat is waarschijnlijk ook zo bedoeld. Vergeet niet dat De ziener uit Vestdijks gelijknamige roman een voyeur is. En een van de vorige boeken van Simon heette Kijk de mens, en dit is er als het ware het vervolg op: ‘kijk mij nu eens’. Niet dat openhartigheid een doel is, want het is een middel. Met deze persoonlijke- filosofische verhalen wil Simon een soort ‘derde weg’ bewandelen, tussen geloof en wetenschap.

Ik weet niet of zo’n derde weg echt nodig is. Dat wetenschap en verwondering per se op gespannen voet staan waag ik toch te betwijfelen. Voltaire, met zijn ‘filosofische vertellingen’, was idolaat van Newton én een deïst (zeg maar: ‘iets-ist’). Meer nog dan aan Voltaire, deden de verhalen me denken aan de drie bundels met ‘fotosynthese’s’ van Rudy Kousbroek. Volgens een hardnekkig vooroordeel (dat eerlijk gezegd door hem zelf ook behoorlijk gevoed wordt) is Kousbroek een gestaalde rationalist, een atheïst van het oude, dogmatische stempel, bewonderaar van techniek en wars van ‘hoger honing’. Kousbroek zou (volgens Piet Meeuse) ‘de god van de begrijpelijkheid aanbidden’. Maar Kousbroek begint zijn aantekeningen bij een foto van een wonder der techniek, de aanleg van de Parijse metro, met deze mededeling: ‘Het doel van het leven is het opsporen van wonderen.’ En daar heeft hij de eerste bundel ook naar genoemd: Opgespoorde wonderen.

De achterflap van Simons boek haalt de juichende HP/De Tijd aan, die Simon een ‘nieuwe ster aan het filosofenfirmament’ noemt; de uitgever stelt op de achterflap dat Simons essays spraakmakend zijn in het publieke debat. Zo stal hij inderdaad enkele jaren geleden de show met Lachen om niets. Dus ja,dat is allemaal waar en mooi, maar eigenlijk doe je hem daarmee tekort: zijn kracht blijkt er juist in te liggen dat hij boven, of naast, het publieke debat durft te gaan staan. Simon is op zijn allerbest als hij gewoon voor zichzelf spreekt, wars van alles en iedereen. En dat doet hij gelukkig in deze ‘Filosofische vertellingen’ veelvuldig. Hij geeft zich onbekommerd over aan jeugdsentiment. Het zal wel geen toeval zijn dat dat ook het thema van de komende boekenweek is, maar Zo begint iedere ziener is geen doorsnee boek — het is er een om je mee te verwonderen.

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003.

pro-mbooks1 : athenaeum