Recensie: De mens op zoek naar orde: Claude Lévi-Strauss en het wilde denken

30 november 2015 , door Thomas Franssen
| | |

Ik zit al een aantal avonden geboeid te lezen in Het wilde denken, de nieuwe Nederlandse vertaling van Lévi-Strauss meesterwerk La Pensée Sauvage uit 1962. Als ik uiteindelijk achter de computer plaatsneem en begin te tikken krijg ik van allerlei kanten mailtjes en sms’jes. Er is iets met Claude. Toen wist ik het eigenlijk al, hij was immers al 100, dit wordt geen normale recensie.
Op de website van Le Monde vindt thomas franssen de bevestiging: ‘L'ethnologue Claude Lévi-Strauss est mort’.

Lévi-Strauss komt uit een Joodse kunstenaarsfamilie en werd in 1908 geboren in Brussel. Eind jaren 20 studeerde hij filosofie en rechten aan de Sorbonne in Parijs en kwam in 1941 terecht bij de New School in New York. Hier begon hij het perspectief te ontwikkelen dat hem uiteindelijk, zowel binnen als buiten de sociale wetenschappen, beroemd zal maken.

Volgens Lévi-Strauss heeft de mens een fundamentele behoefte om het leven te begrijpen. Dit gebeurt door orde aan te brengen in de chaos om ons heen, door alles te benoemen en te rangschikken. Deze ordeningen zijn gebaseerd op relaties van verschil en gelijkheid tussen de elementen in de ordening. De concepten dag en de nacht staan tegenover elkaar en daarmee bepalen ze elkaars positie in de ordening van de wereld, de dag bestaat bij de gratie van zijn tegenpool, de nacht. Dit idee van orde, ordeningen en tegenstellingen is  de basis van het werk van Lévi-Strauss en zijn benadering; het structuralisme.

Met dit structuralistische perspectief gaat Lévi-Strauss in Het wilde denken een klassieke tegenstelling in de sociale wetenschappen te lijf, die tussen het wilde (of primitieve) denken, en het moderne denken. Voordat Lévi-Strauss erover schreef, werd er algemeen aangenomen dat het wilde denken moest worden gezien als een magische, simplistische en vooral onwetenschappelijke versie van het moderne denken. Het was als het ware het voorstadium van waar we nu zijn aanbeland. Volgens Lévi-Strauss is dit fundamenteel onwaar. Het wilde denken is niet minder wetenschappelijk, zeker niet, het is alleen een ander type denken, een andere wetenschap.

Het grote verschil tussen het wilde denken en het moderne denken is dat het wilde denken een wetenschap van het concrete is, terwijl het moderne denken zich bevindt op het niveau van het abstracte. Het wilde denken en het moderne denken proberen beide orde te scheppen in de chaos door ordeningen en rangschikkingen aan te brengen, alleen gebeurt dit in het geval van het wilde denken op basis van zintuiglijk waarneembare eigenschappen zoals vorm, grote, kleur en smaak.

Lévi-Strauss komt tot deze conclusie door de analyse van een groot aantal classificatieschema’s van primitieve volkeren verspreid over de wereld. Hij laat zien dat het wilde denken gekenmerkt wordt door eenzelfde drang naar ordening zoals die bestaat in het moderne denken.

‘Voor dat alles is ongetwijfeld een echte wetenschappelijke geesteshouding nodig, een nooit aflatende, altijd waakzame nieuwsgierigheid, een begeerte naar kennis om het plezier van de kennis want slechts een klein deel van de onderzoekingen en experimenten […] kan tot praktisch en onmiddellijk bruikbare resultaten leiden.’

Zo laat hij zien dat ook het ‘niet-praktische’ in de classificaties van primitieve volkeren terugkomt, de indianen in het noordoosten van de Verenigde Staten hebben bijvoorbeeld een compleet systeem ontwikkeld om slangen te classificeren terwijl de slang geen enkel praktisch nut dient binnen deze samenleving. De enige conclusie die Lévi-Strauss hieraan kan verbinden is dat de drang naar kennis niet praktisch van aard is, maar eerder een drang naar ordening laat zien.

Uit het boek spreekt een grote liefde voor het wilde denken. Lévi-Strauss laat zien dat de relatie met de omgeving in dit denken veel inniger is, dichter bij de concrete waarneming staat en als het ware ontstaat in dialoog met de omgeving. In de moderne maatschappij is er enkel de kunstenaar die wild denkt terwijl de moderne mens alleen nog maar classificeert in abstracte termen en veel verder verwijderd staat van zijn omgeving dan de primitieve mens.

Het wilde denken is een standaardwerk en het meest elementaire boek uit Lévi-Strauss’ oeuvre. Het geeft een prachtige kijk in de werelden van primitieve volkeren en de manier waarop ze orde probeerden aan te brengen in de alledaagse chaos. Daarnaast is het boek cruciaal in de ontwikkeling van de Franse sociale wetenschappen en geeft het daarmee achtergrond aan het werk van bijvoorbeeld Michel Foucault, Jacques Derrida en Pierre Bourdieu.

Aan de andere kant moet worden gezegd dat Het wilde denken soms gedateerd aanvoelt, vooral waar hij in discussie gaat met Sartre. Zijn werk is sowieso hevig bekritiseerd; Lévi-Strauss generaliseert soms te makkelijk en een element als macht is volledig afwezig in zijn werk. Je vraagt je af of de verschillende classificatiesystemen niet ook sociale en politieke consequenties hebben. De zogenoemde poststructuralisten, een stroming waarvan Foucault als beste voorbeeld geldt, hebben dit laatste element wel benadrukt en hebben zich juist gericht op de relatie tussen classificatiesystemen en macht en daarmee het werk van Lévi-Strauss als het ware aangevuld.

Het wilde denken is een boek dat je gelezen moest hebben in de jaren 60 als je wilde weten wat er gebeurde in de Franse sociale wetenschappen. Die urgentie van toen is het nu kwijt. Nu lees ik het dan ook als een klassieker, los van actualiteit en relevantie, het is een standaardwerk geworden, een boek waar al het denken daarna door veranderd is.

Thomas Franssen is socioloog. Hij promoveert op een onderzoek naar de amerikanisering van het Europese literaire veld in de twintigste eeuw.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum