Recensie: Lydia Davis' Our Strangers/Onze vreemden is vertrouwd en verrassend

12 oktober 2023
| |

De liefhebber van Lydia Davis zal weten waar ze aan begint met Our Strangers, Onze vreemden in de vertaling van Peter Bergsma: een rijke, gevarieerde verzameling zeer korte (en langere) verhalen, van twee zinnen tot elf pagina’s, van vergezochte claims to fame tot readymades en observaties, scènes, een enkel echt plot. En toch verrast ze je, tovert ze een lach op je gezicht of een frons in je voorhoofd.

Toch? Ik zou hier dan ook alleen maar kunnen proberen de niet-liefhebbers, of vooral de oningewijden, ervan te overtuigen dat dat positieve oordeel past bij die formele karakterisering. Daarmee kan ik niet recht doen aan de hele bundel van bijna vierhonderd (of bijna driehonderd in vertaling) pagina’s. Maar ik kan een beeld scheppen.



1. Het XZKV

Davis is fan van zeer-korte-verhalenverteller A.L. Snijders, maar vaak ontbreekt er überhaupt een plot of een scène. Neem ‘How sad?’: ‘How sad am I really? / Only one of my eyes is weeping.’ Bergsma maakt ervan: ‘Hoe bedroefd ben ik nou echt? / Eén oog van me huilt maar.’ In zo’n extreem kort verhaal zie je meteen dat zelfs in zulke korte zinnen vertaalkeuzes zitten. ‘Maar een van mijn ogen...’ was soepeler geweest, maar ergens moet je de nadrukkelijke woordvolgorde van zin één compenseren.

2. Het hilarische verhaal

‘Iedereen was altijd aan het huilen’ is een hilarisch verhaal, dat de uiterste consequentie trekt uit de beginzin, ‘Het leven op deze wereld valt niet mee.’ In de vertaling:

‘Vaak huilen mensen als ze ongelukkig zijn. Dat hoort erbij. Toen ik jong was, werkte ik een tijdje op een kantoor. Tegen lunchtijd, als de mensen op het kantoor hongerig en moe en prikkelbaar werden, begonnen ze te huilen. Als mijn baas me een document gaf om te typen duwde ik dat narrig weg. “Vooruit, typen!” schreeuwde hij dan tegen me. “Mooi niet!” schreeuwde ik terug. Zelf werd hij kregelig aan de telefoon en smeet de hoorn op de haak. Tegen de tijd dat hij klaar was om te gaan lunchen rolden er tranen van frustratie over zijn wangen. Als er een kennis langskwam op kantoor om met hem te gaan lunchen, negeerde hij die en draaide zich om. Dan welden er ook in de ogen van de kennis tranen op.’

3. Het titelverhaal

‘People are strangers to me,’ schrijft Davis, en: ‘Then I move in an empty house, and suddenly next door to me is a stranger. I live my life and next door to me he lives his life, and because of what we have in common, we become a sort of family together.’ Deze elf portretten van buren, extreem naar of bizar lief, zetten geweldig neer hoe menselijke relaties kunnen verworden, hoe je zelf wordt in relatie tot een ander. Kan de ik een van de vele tapijten stelen die een buurvrouw heeft? Ze zou haar niet verdenken, want ze weet dat ze eerlijk is: ‘But the very perfection of this crime that I think about makes it impossible. She would not suspect me, because I could not steal from her, and because I could not do it, I cannot do it.’

Het is dit doordenken dat veel van Davis’ verhalen zo geestig en slim maakt; ze zoekt het extreme in het ongevaarlijke. Overigens volgt er enkele verhalen later ‘Een verklaring betreffende het tapijtverhaal’, alsof er iets te verklaren is — Davis maakt het graag nog ingewikkelder.

4. De readymades

Davis weet de werkelijkheid naar haar hand te zetten, door deze anekdotes, door observaties, en door — zo lijkt het althans — gevonden reepjes tekst. ‘Pardon the Intrusion’ bevat van die verzoekjes op forums of prikborden. ‘Does anyone have experience resurfacing porcelain?’ ‘Is anyone interested in bagged leaves from the past winter?’ Niet zelden begint zo’n vraag dan met ‘Pardon the Intrusion’, ‘Excuus voor het storen’, en verbazing en nieuwsgierigheid wisselen elkaar af met hilariteit: wat zoeken mensen toch bij vreemden? Dit gaat elf pagina’s door, en het verveelt niet.

5. De verhalen en de vertaler

Hoe heeft Bergsma het gedaan? Geweldig. In het verhaal ‘Conversation at Noisy Party on Snowy Winter Afternoon in Country’ (de titel is een verhaal op zich) stuiten een piloot en een vogelaar op een misverstand. Hij heeft een uiltje gevonden langs de weg, zij zegt meteen: ‘So what.’ Ze bedoelt een ‘saw whet’. Bergsma vertaalt het misverstand: ‘Straatvuil’ voor ‘zaaguil’. Verderop heb ik, met mijn beperkte Engels, hem echt wel nodig. Terminologie in de prikbordverzoeken, of het verhaal over ‘lichen’. Dat is ‘korstmos’, maar dat moest ik opzoeken.

Kortom: lees Our Strangers en/of Onze vreemden. Het is goed voor je humeur, en je begrijpt de mens een stuk beter.

Daan Stoffelsen is webredacteur van Athenaeum.nl.

pro-mbooks1 : athenaeum