Recensie: Het radeloze verlangen naar houvast: de ijzingwekkende tweede roman van Roxane van Iperen

16 mei 2023 , door Miriam Piters
| |

Sommige romanpersonages draag je de rest van je leven met je mee. Het twaalfjarige meisje uit Dat beloof ik, de tweede roman van Roxane van Iperen, is zo’n overweldigend karakter. Vanaf het moment dat je haar leert kennen, zuigt ze je haar naargeestige werkelijkheid in en baant ze zich vliegensvlug een weg naar je hart. Hoe meer je in het jaar dat je haar volgt over haar belabberde leefomstandigheden te weten komt, hoe meer je je over haar wilt ontfermen. En dat terwijl ze best op afstand blijft: ze heet M. en we bezien haar verhaal vanuit een gereserveerd personaal perspectief dat achteraf wordt verteld. Dat is een gelukkige keuze.

N.B. Lees op onze site ook een fragment uit Dat beloof ik en Roxane van Iperens antwoorden op onze vier vragen. Daan Stoffelsen schreef over Brieven aan ’t Hooge Nest en de rest van Van Iperens oeuvre. Lees ook fragmenten uit t Hooge Nest en Schuim der aarde, Joni Zwarts toelichting bij haar Engelse vertaling van ’t Hooge Nest, en bekijk wat er vorig jaar op Van Iperens nachtkastje lag.

Want het is niet niks wat de twaalfjarige allemaal te verstouwen krijgt in haar jonge leven. Een ik-perspectief met de bijbehorende identificatie zou vanwege het buitensporige geweld de adem doen stokken. Ook zou er minder ruimte zijn om gevoelens van betrokkenheid en verantwoordelijkheid te laten groeien. En laat dat nu precies zijn wat Van Iperen met deze aangrijpende ontwikkelingsroman verwezenlijkt.

Vechten of vluchten

M. staat continu in de overlevingsstand. Ze moet wel, want ze groeit op in een fundamenteel onveilige thuissituatie. Haar twee gebutste ouders die helemaal niemand vertrouwen (ook elkaar niet) weten niet hoe ze voor zichzelf moeten zorgen, dus laat staan dat ze zich bekommeren om hun kroost. Moeder verwaarloost haar kinderen niet alleen, maar ze praat M. ook stelselmatig de schuld aan: ‘Je doet het erom.’

De onrust in het gezin vertaalt zich fysiek in M.: ze heeft altijd ‘een kleuterklas onder haar huid’ die naar buiten moet en in beangstigende situaties telt ze dwangmatig om grip te houden op de complexe emoties die haar overvallen. Van Iperen heeft van haar hoofdpersoon een meticuleus afgestemde barometer gemaakt, die nauwgezet observerend uit de miniemste fysieke wijzigingen in lichaamshouding de stemming bij anderen af kan lezen. Als een dier in nood vangt ze intuïtief signalen op. Gaan de aderen al tegen de huid van haar vader duwen of begint hij al op te zwellen? Vóór zijn kwaadheid reusachtige proporties aanneemt, moet ze weg zijn.

Maar haar vader is hoogst onvoorspelbaar in het stelselmatig botvieren van zijn onvrede en hij gebruikt buitensporig veel geweld. Zo ramt hij M. een keer door de achterwand van een kast heen, smijt haar ‘als een strandbal’ over tafels, slaat meubels aan gort of smijt de huisraad het raam uit. Ook is M. van angst ooit uit een badkamerraam gesprongen en spurtte ze daarna met een gebroken enkel het bos in. Moeder heeft rode striemen ‘als een koraalketting’ rond haar hals en wordt door vader rondgesjord ‘als een infuuspaal op wieltjes’. M. weet daarom altijd waar de uitgang is, waar de autosleutels liggen en hoeveel tijd het haar kost om alles bij elkaar te rapen en met haar moeder en broertje in de auto te zitten, op de vlucht voor haar agressieve vader.

‘Een verdieping extra’

Om te ontsnappen aan schuldeisers verhuist het gezin om de haverklap. M. moet zich noodgedwongen steeds weer aanpassen aan een nieuwe omgeving, op een nieuwe school. Waar haar moeder iedere verhuizing blijmoedig als een frisse start ziet, stante pede vergeet wat er voor naars is gebeurd (‘de verwoeste meubels, het bloed in de matrassen, de ingeslagen deuren’) en steeds zegt dat vanaf nu alles anders zal zijn, bouwt M. een denkbeeldig huis in haar hoofd. Iedere verhuizing betekent ‘een doorgang naar een volgende vleugel, een verdieping extra’.

Op iedere nieuwe school weet M. zich feilloos aan te passen terwijl ze zo snel mogelijk laat zien wat ze waard is. Ze twijfelt nooit, deinst nergens voor terug, ook al drukt ze haar nagels steeds dieper in haar handpalmen. Hoe enger het is, hoe sneller ze is. Ze heeft het gevoel dat de stroom in haar zit opgesloten. Op de school waar ze in de zomer zit, lukt het inpassen echter niet, ook al heeft ze hier wel voor het eerst een vriendin, Amanda. Ze wordt dagelijks een wc ingesleurd door de rest van de klas en ze pompen haar voorhoofd door het piswater heen ‘als een ontstopper’.

Tot deze school dacht M. altijd dat ze over een superkracht beschikte (naadloos assimileren in een nieuwe omgeving), maar op de scholen de daaropvolgende herfst, winter en zomer gaat ze zelf ook geweld gebruiken om van zich af te bijten. We zien hoe M. liegt, bedriegt, manipuleert, steelt en mensen inwisselt: alles om haar eigen vege lijf te redden. M. bevindt zich in steeds grimmigere taferelen, waarin ze altijd oog blijft houden voor die kinderen die er nog bekaaider afkomen dan zij.

Onvergetelijk zijn de twee zwaar verwaarloosde meisjes waar ze in een bouwval in Antwerpen een avond op gaat passen. Hun weet ze de zorg te geven die ze zelf zo node mist. Via de kwetsbare en strijdvaardige M. biedt Van Iperen ons een genuanceerde blik op complexe thuissituaties. Goed of fout bestaat niet en alles is gradueel.

M.

Subtiel heeft Van Iperen dwarsverbanden aangebracht naar het verhaal over Mariken van Nimwegen, het meisje dat haar ziel vanuit lijfsbehoud aan de duivel verpandt en dat van hem de naam M. krijgt. Beiden missen zorgzame ouders of andere verantwoordelijke volwassenen. Beiden worden door een vrouwelijk familielid beschuldigd van duivelse praktijken, terwijl ze juist blind loyaal zijn. Beiden blijven uiterst gewiekst en naarstig op zoek naar beschutting, naar een veilig fundament, terwijl ze zich senang voelen buiten in de natuur, tussen de dieren in het bos.

Als M. storten ze anderen in het verderf om zelf in leven te blijven. Ook het hoofdthema is gelijk: wat is jouw verantwoordelijkheid en wat niet? Ben je bereid de gevolgen van je keuzes te dragen en ben je in staat om schuld te erkennen? En bij beiden is hun geestesgesteldheid aangetast: in het middeleeuwse verhaal is M. bezeten door de duivel, bij Van Iperen treedt M. uit haar lichaam op sinistere momenten. Ze kijkt dan naar zichzelf in een kijkdoos.

Dit overlevingsmechanisme is ook voor ons een redding terwijl we samen met M. steeds gruwelijkere scènes beleven. Van Iperen doet er heel gedoseerd steeds een schepje bovenop. Op het moment dat je gewend bent aan de heftigheid, maakt ze het een graadje erger. Er zitten taferelen bij die op zichzelf staand het voorstellingsvermogen te boven gaan en daarom ga ik ze hier niet verkort weergeven. Het zou afbreuk doen aan de secure behoedzaamheid waarmee Van Iperen ons laat wortelen in de habitat van M.

Dat beloof ik doet je aan den lijve ervaren wat onvoorwaardelijke loyaliteit van een kind naar ouders betekent, wat het inhoudt als het recht van de sterkste geldt, wat zwijgende omstanders op hun geweten hebben en hoe je medeplichtig kunt zijn aan je eigen onderdrukking door geloof in je eigen minderwaardigheid. Dus wees gewaarschuwd: dit ontzagwekkende verhaal onderbreken en wegleggen zal je zwaar vallen, want dat zal voelen als wegkijken. En juist dat onverschillige wegkijken is geen optie meer als je je in M.’s beklemmende universum bevindt.

Miriam Piters is conrector en docent Nederlands aan het Montessori Lyceum Rotterdam en recensent.

pro-mbooks1 : athenaeum