Recensie: Wat als je taal verdwijnt? Delphine de Vigans nieuwste legt het bloot

07 januari 2022 , door Jesse Keff
|

De nieuwe roman, een ruime novelle, van Delphine de Vigan, heet Dankbaarheid (Les gratitudes), en is door Floor Borsboom razend knap vertaald. Michka moet naar een verzorgingshuis en lijdt aan afasie. Ze verliest haar grip op de taal, en vóór dat ze daar niet meer uikomt, wil ze iets uit haar verleden afsluiten. In de oorlog zat ze ondergedoken, en ze wil haar onderduikgezin nog eens ontmoeten. Ze laat advertenties zetten, maar bereikt ze maar niet, en ondertussen voert ze afbrokkelende gesprekken. Die dialogen vond ik ijzersterk. Je ziet dat het vermogen om je uit te drukken langzaam verdwijnt. Je ziet hoe lastig dat is voor iemand zelf, maar ook voor haar omgeving - mensen willen niet te veel helpen, maar wel het gesprek gaande houden.

Floor Borsboom heeft dat heel knap in het Nederlands gevangen, want het is natuurlijk een literair spel waarvoor je Nederlandse equivalenten moet vinden. Neem onderstaand gesprek, uit het tweede hoofdstuk van Dankbaarheid, waar Borsboom met de vondst ‘In één keer op mijn suf... snufferd!’ komt. Ondertussen krijgt het verhaal wel een wending: het komt uiteindelijk goed. De Vigans slot is licht sentimenteel, maar prachtig. Te laat voor de eindejaarslijstjes, maar deze ode aan de taal en het leven verdient gelezen te worden!

Jesse Keff is medewerker klantenservice bij Athenaeum Boekhandel.

[...]

‘Ik belde één keer aan en stak meteen de sleutel in het slot.
Ik ging naar binnen en trof haar aan in de woonkamer, vastgeklampt aan haar stoel alsof die door de stroom werd meegesleurd.
Ik liep op haar af en omhelsde haar. Ik rook de zoetige geur van haar haarlak, die tot op de dag van vandaag nog steeds sterke herinneringen bij me oproept.
“Jeminee, Michk”, wat is er aan de hand?”
“Ik weet het niet. Ik ben bang.”
“Ik ga je helpen opstaan, oké?”
“Nee, nee, nee.”
“Maar Michk”, ik ben hier drie dagen geleden nog geweest, je liep prima, met je stok. Ik weet zeker dat je kunt opstaan.”
Ik sloeg mijn armen om haar heen om haar overeind te helpen. Ze steunde op de armleuningen om zich af te zetten. En toen stond ze tot haar eigen verbazing opeens rechtop, een beetje wankel op haar benen, maar ze wist overeind te blijven.
“Zie je wel...”
“Heb ik je verteld dat ik hier in de woonkamer was gevallen?”
“Ja, Michk”, dat heb je me verteld.”
“In één keer op mijn suf... snufferd!”
Ik gaf haar haar stok aan en ging toen aan de andere kant staan zodat ze me een arm kon geven
“Voorwaarts, mars!”
“Pas op, hè...”
“Je hebt vast honger als een paard...”
We liepen naar de keuken. Ze klampte zich aan me vast en nam hele kleine stapjes. Ik voelde dat ze langzaam maar zeker weer vertrouwen kreeg.
“Het gaat al niet meer zo erg...”

Maar vanaf die dag kon Michka niet meer alleen blijven.’

pro-mbooks1 : athenaeum