Recensie: Ongeremde essays van Hilary Mantel

03 januari 2022 , door Fleur Speet
| | |

Als u verslaafd bent geraakt aan Thomas Cromwell en zijn tragische dood betreurt omdat hiermee de trilogie van Hilary Mantel tot een einde kwam, kunt u nu uw hart ophalen aan de bundeling artikelen die van haar hand verschenen is onder de titel Vorstelijke personages (Mantel Pieces, vertaling Harm Damsma en Niek Miedema). En als u niet weet wie Thomas Cromwell is - ik benijd u - dan mag u nog beginnen aan de trilogie over deze selfmade-man uit de zestiende eeuw en kunt u zich ook nog laven aan haar driedelige roman over de Franse Revolutie.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Mantels boeken De moord op Margaret ThatcherDe spiegel en het licht, Liefde verkennen, Een veiliger oord I. Vrijheid, Het boek Henry en Acht maanden in de Gazastraat. Fleur Speet schreef eerder over de Cromwell-trilogie en Bart van den Bosch over het eerste deel, Wolf Hall.

Haak nog niet af!

Als u denkt: wat een goedkoop praatje is die inleiding, ik ben helemaal niet geïnteresseerd in historische romans, dan zwaai ik hier direct met mijn armen om een misverstand uit de wereld te helpen: u vergist zich, u vergist zich waarlijk. De romans en verhalen, en naar nu blijkt ook de essays van Hilary Mantel zijn van een ander slag. Haar historische romans zijn niet zozeer historisch, ze gaan over u en over mij. Ze zijn overrompelend, verleidelijk en verslavend. 

En sinds het lezen van Vorstelijke personages begrijp ik dat dit niet komt doordat Mantel de snedige, humoristische en montere toon van haar personages weet te vangen, nee, ik begrijp nu - als een kwartje dat valt - dat zíjzelf snedig, humoristisch en monter is. Arnon Grunberg, die onlangs de P.C.Hooftprijs kreeg toegekend, had als adolescent de ambitie om mensen verliefd op hem te laten worden via zijn woorden. Op Mantel raak je vanzelf verliefd, terwijl ze die ambitie volgens mij helemaal niet koesterde. Ze is gewoon zo onderkoeld en fijnzinnig, ze kan het niet helpen; ze is zichzelf.

De juiste woorden als jus van het leven

Ik kan dit het beste illustreren met een anomalie binnen de bundel: een verhaal over haar ziekenhuisopname en haar drang naar schrijven. Het is een van de twee persoonlijke verhalen getiteld ‘Dagboek’, die eigenlijk niet tussen alle essays over non-fictieboeken thuishoren. 

Mantel heeft in dit dagboek uit 2010 visioenen door de medicijnen en de pijn. Tijdens het verbinden van haar buikwond ‘klinken er onderdrukte kreten uit een andere kamer. Ik hoop tenminste dat ze uit een andere kamer komen.’ En dan leest ze On Being Ill van Virginia Woolf, je weet wel, de schrijfster die bij niemand stuk kan. ‘Wat een schoolmeisjesgewauwel, denk ik.’ En verderop de pagina: ‘Niemands pijn is zo bijzonder dat het duivels woordenboek van kwellingen er niet in heeft voorzien.’ Woolf schrijft volgens haar te nuffig:

‘Ze lekt niet door en kan zonder linnentrolley; ze komt ‘s ochtends vroeg als ze wakker wordt niet tot de ontdekking dat ze nog besmeurd is met de contactgel van het ecg van de vorige avond. Virginia druppelt nooit. Haar secretie is gedistingeerd: traanvocht, geen gal. Voor hetzelfde geld heeft ze helemaal geen ingewanden, althans als je afgaat op de gegevens in haar logboek.’ 

Ik kan eindeloos doorgaan met citeren, hoe vernuftig en kordaat Mantel dat gebrek aan fysiek afzien laat terugkeren en botsen met haar pijnlijke worstelingen tot het grappig wordt en haar enorme lijden iets hilarisch krijgt (tot ze opeens met een speld door alles heen prikt; ‘Op een avond zeg ik ontzet: “Ik ga toch niet dood hè?” Maar vlak daarna zit ik weer te schrijven en plannen te maken.’). Dit stuk is van een adembenemende schoonheid doordat Mantel laat zien dat ondanks de hevige ontberingen er met de juiste woorden altijd wat te lachen valt. En die juiste woorden, die zijn de jus van het leven.

Geen blad voor de mond

Mantel schenkt de jus minstens zo lustig over de essays die door moeten gaan voor recensies. Echte recensies zijn het niet, betoogde Joyce Roodnat in NRC al; daarvoor zijn ze sowieso veel te lang. De stukken verschenen in London Review of Books en worden bijna allemaal - als een gebbetje - vooraf gegaan door een vriendelijk mailtje aan de hoofdredacteur, wat iets vertelt over het ontstaan ervan. Ze zijn chronologisch geordend, maar meanderen door de tijd. Mantel heeft het zowel over Madonna als over Marie Antoinette, zowel over Shere Hite en anorexia, als over kindermoorden en het koningshuis. En steeds op haar eigenzinnige wijze, waarbij ze nooit een blad voor de mond neemt. 

Bij de biograaf van Madonna vraagt ze zich af of de ambiguïteit van het leven aan hem voorbij is gegaan. Als een Cromwell velt ze elders haar oordeel: ‘Haar boek is scherpzinnig, origineel en diep doorvoeld, maar het is geschreven in een geforceerd en kunstmatig jargon waardoor de geschiedenis van Théroigne nog bizarder klinkt dan die in werkelijkheid al is.’ Om vervolgens die bizarre geschiedenis te vertellen zonder nog te refereren naar de biograaf. 

Ze schrijft al haar stukken alsof het boek niet bestaat (en het erge is: ze doet het waarschijnlijk vaak nog beter dan de schrijver zelf). Soms wordt het een mini-detective, over de zestiende-eeuwse spion Marlowe bijvoorbeeld. 

Mantel is ongeremd en ongegeneerd, precies wat je moet zijn om waarachtige stukken te schrijven op het scherpst van de snede (‘Er waren zelfs commentatoren uit de VS die kritiek hadden op de manier waarop de Britten moordzaken behandelen, wat zoiets is als iemand die tot aan zijn nek in een beerput staat en een ander de les leest omdat hij modder aan zijn schoenen heeft’.). Daardoor stelt ze ook scherpe vragen, bijvoorbeeld of je kinderen (die moorden) als pathologieën moet zien. 

Je kunt ook nog wat voort met haar scherpe ideeën. Zo vind je al snel een analogie tussen de opruiende pamfletten die Marie Antoinette door het slijk haalden, en dat bleven doen op basis van venijnige roddel en achterklap, en de wrakke aantijgingen tegen de politici door de wappies van nu. De smeulende volkswoede die tot ontploffing komt, waarna er koppen rollen. 

Unieke ‘recensies’

Enfin, het is duidelijk, Mantel gebruikt het verschenen boek steeds om haar eigen spoor te lopen. Alles wat ze weet, balt ze er als literatuur in samen. Geen samenvattingen van de boeken die ze ‘bespreekt’, de boeken zijn aangevers voor haar verwondering, waarbij ze mensen beschrijft, hen typeert alsof ze fictie bouwt uit de feiten. 

Het lijkt me prachtig wanneer recensies meer op dit soort stukken gaan lijken en niet volgzaam de pro’s en contra’s van een boek opsommen met een slome samenvatting, maar dat er in plaats daarvan met vuurkorven wordt gesmeten en met kennis. Dat de messen geslepen zijn en er iets wordt toegevoegd aan het boek. Ik vind dat razend interessant.

Ik had in deze recensie een poging kunnen wagen. Ik kan echter niet schrijven zoals Mantel, dat mocht ik willen. Ik heb ook niet meer kennis dan zij. En daar zit ‘m de clou, de meerwaarde van deze bundel. Shere Hite kunnen we allemaal lezen en ook de biografie van Anne Boleyn, maar we kunnen dat niet zoals Mantel dat doet. 

Fleur Speet is literair recensent.

pro-mbooks1 : athenaeum