Recensie: Een vlot smokkelverhaal

08 oktober 2020 , door Jasmijn Verhees
| |

Het Pungelhuis, het nieuwe boek van Annet Huizing (Zilveren Griffels voor Hoe ik per ongeluk een boek schreef en De zweetvoetenman), is het verhaal van Ole en zijn opa, een opa die doodgezwegen werd tot hij daadwerkelijk dood gaat. Dan moeten Ole en zijn vader in opa's huis bij de Belgische grens gaan wonen, waar in de jaren vijftig en zestig boter werd gesmokkeld. Daarbij vielen doden en gewonden en had opa een dubieuze rol. Ole gaat op onderzoek uit.

Jasmijn Verhees, boekverkoper bij Boekhandel Van Rossum: Het Pungelhuis is een vlot geschreven, hedendaags verhaal over een geschiedenis waar niet veel mensen van gehoord zullen hebben. Een aanrader!

N.B. Update 17 september 2022: Het Pungelhuis is bekroond met de Thea Beckmanprijs én de Jonge Beckman. Lees op onze site het eerste hoofdstuk, en bij Uitgeverij Lemniscaat ook het tweede.

 

Uit: Annet Huizing, Het Pungelhuis

1

Mijn vader kan fietsen met één been. Hij heeft ook maar één been. Anderhalf, om precies te zijn. Hij kan fietsen met één been en een baby in een draagzak op z’n buik en z’n krukken over het stuur.
Dat van die baby heb ik nooit gezien, want die baby was ikzelf, maar hij heeft het verteld. Hij vertelt het vaak. Alsof hij het wereldkampioenschap fietsen-met-één-been-en-een-baby heeft gewonnen.
‘Je had me moeten zien,’ begint hij dan. ‘Ging ik met jou op de fiets naar de crèche. Stond iedereen naar me te kijken. Sommige moeders zeiden recht in mijn gezicht dat het onverantwoord was. On-ver-ant-woord met zo’n jonge baby. Wat als ik zou vallen? Maar ik viel niet. Waarom zou ik vallen?’
‘De meesten vonden het juist stoer, toch?’
‘Ja, ze dromden om me heen, hoor, de vrouwen. Ik had toen nog een flinke bos haar op mijn hoofd.’
‘En ze keken ook naar mij?’ Ik weet het allang, maar ik wil het m’n vader telkens weer horen zeggen.
‘Och, Ole, je was zo’n komisch ventje, met je rooie krullen.’
En als ik dan een stilte laat vallen, zegt hij: ‘Je bent nog steeds een leuke vent, hoor.’
Dat bedoel ik.
M’n vader is zo geboren, met anderhalf been.
‘Slechte genen,’ zegt hij altijd. ‘Arie was ook al mislukt, maar dat hadden mijn ouders nog niet in de gaten toen ik op komst was. Anders waren ze nooit aan een tweede begonnen.’
‘Ik heb toch ook een beetje dezelfde genen?’ heb ik wel eens gevraagd. We hadden het op school gehad over dna en erfelijkheid.
‘Ja, en toch ben jij wonderbaarlijk goed gelukt. Daarom hebben we het bij eentje gelaten. Bang dat de goede genen op zouden zijn.’ Daar moest hij zelf erg om lachen, dus dat deed ik ook maar.
M’n moeder was vijfenveertig toen ze me kreeg. Een grote verrassing, noemt ze me. Of een ongelukje, dat kan natuurlijk ook. Dat zegt zij niet, dat zeg ik. Nou ja, ik bén er, ongelukje of niet. M’n vader was vijfenvijftig. Hij is nu achtenzestig en met pensioen. Mensen die ons niet kennen, denken dat hij m’n opa is. Ja, echt. Soms vind ik dat leuk, want ik heb helemaal geen opa. Geen opa’s, geen oma’s. M’n ouders waren al jong wees. Tenminste, dat hebben ze me altijd verteld.

In groep zeven op m’n vorige school hadden we een keer een familieproject en Amelie mocht vertellen over haar stiefzusjes en halfbroertjes en de nieuwe man van haar moeder en de nieuwe vrouw van haar vader en dat ze daardoor dus vier opa’s en vier oma’s had, en een buslading tantes en ooms en neven en nichten en dat haar moeder ook nog af en toe zielige pleegkinderen opving. Echt zwaar irritant waren de foto’s die Amelie had laten zien. Zaten ze met z’n allen aan lange tafels op de Limburgse boerderij van een van die vier opa’s, met flessen wijn en kannen limonade. Want haar ouders waren wel gescheiden, maar niemand had ruzie met iemand. De juf wapperde met haar handen voor haar ogen, want ze werd er ‘helemaal emotioneel van’, zei ze. ‘Zo mooi!’
Daarna moesten we onze eigen stamboom tekenen en foto’s van familieleden erbij plakken. En het gaf echt he-le-maal niks als je een kleine familie had, zei de juf. Echt niet. Klein kon ook fijn zijn. Júíst fijn. Ja hoor.
Voor m’n oom Arie had ik een vrouw verzonnen en zes kinderen. Van internet had ik foto’s geplukt van vier oudere mensen, dat waren dan m’n oma’s en opa’s. En daar ging het mis. Ik had dus per ongeluk ene George Clooney geprint en dat bleek een beroemde Amerikaanse filmster te zijn. M’n ouders moesten op school komen om met de juf te praten. Die vond het niet normaal dat ik dit soort dingen verzon en wilde er een psycholoog bij halen. M’n moeder zei tegen haar dat het gewoon een fase was en dat ze serieus met me zou gaan praten.
Dat deed ze. Ze zei: ‘Ik heb de juf beloofd met je te praten. Het is niet zo slim wat je gedaan hebt. George Clooney! Die is tien jaar jonger dan je vader. Hoe kan hij dan je opa zijn?’
‘Hij heeft grijs haar. En hij leek me wel leuk.’
‘Ja, leuk is hij zeker. We zijn even oud. Als ik je vader niet had, dan wist ik het wel.’ Ze giechelde.
M’n ouders hebben de juf niet verteld dat Arie helemaal geen vrouw en kinderen heeft. Arie weet vast niet eens hoe dat werkt, kinderen krijgen. Gelukkig niet.
‘Maar even serieus, Ole, niet meer doen dit,’ had m’n moeder gezegd. ‘Gewoon niet meer doen. Dat heb jij toch niet nodig.’

 

© 2020 Annet Huizing

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum