Recensie: De vinger op de zere plek

06 januari 2020 , door Fleur Speet
| | |

Een ware romancier houdt zich schuil in de kantlijn. In het wit ziet zij op haar werk toe. Datzelfde geldt voor de oprechte, scherpe essayist. Die suggereert en legt verbanden zonder conclusies te trekken. Rachel Cusk, Brits romancier, blijkt in Coventry (nu vertaald door Jeske van der Velden en Caroline Meijer) een begenadigd essayist die scherp en kalm aanschouwt, juist doordat ze aan de zijlijn staat.

N.B. Eerder besprak Fleur Speet Kudos voor ons. Daar publiceerden we ook uit voor.

Het bijzondere aan de eerste essaybundel van Cusk is dat zij zichzelf schaamteloos blootgeeft – eigenlijk net als in haar memories en romans, waarvan Kudos haar laatste is. Ze neemt haar twijfel en haar gortdroge, subtiele cynisme (dat zelfs humoristisch kan uitpakken) als uitgangspunt in overwegingen over autorijden, het verschil tussen waarheid en wreedheid, de mythische Elektra, gescheiden zijn, maar evengoed over de tragiek in kunstwerken van Louise Bourgeois of het geloof van Sint Franciscus.

De straf van stilte

Zo schrijft ze in het titelessay over de Britse uitdrukking ‘sent to Coventry’ over haar ouders die haar straften met hun stilte vaak zonder dat Cusk wist wat ze verkeerd had gedaan. Coventry was voor haar dat bleke oord dat haar angst inboezemde door de eenzaamheid en wat het presenteerde, namelijk uit het verhaal verstoten te zijn. Maar Cusk komt erachter dat iemand verstoten een gebrek aan macht is, het ontbreken van controle over het verhaal. En dan, is stilte wel zo afstotelijk? Wat doet het in een relatie? Is een stel uitgepraat of is de intimiteit juist volledig? Zien wij bij anderen niet steeds enkel wat wij willen zien?

Achteraf lijkt dit essay, dat zoekt naar regels in de literatuur, naar hoe stellen te portretteren, ook een soort mea culpa voor het feit dat de schrijver geen contact meer met haar ouders opneemt. Dat de macht gewisseld is. Cusk komt met flarden, bewandelt zijpaden, refereert naar auteurs en literaire patronen en beschrijft alles in ‘narratives’, alsof ze het dagelijkse langs de meetlat van de roman legt.
Het titelessay zet aan het denken over straf in een gezin, over onbereikbaarheid en over de molensteen die om ieders nek hangt wanneer ouders ouder worden. Het opent een waaier aan introspectie bij de lezer. En dan is het niet eens het beste essay uit de bundel. 

Huiselijkheid en kunstenaarschap

Interessanter vind ik zelf de stukken waarin ze heel direct onderzoekt hoe ideeën over vrouwelijkheid botsen. ‘Making home’ bijvoorbeeld, over de diepe wil om huiselijkheid te creëren, maar dan in een strak stramien met design en doordachte eenvoud. Als een beeld. Met objecten. Terwijl het niet om objecten draait in het leven, dat weet ze heus. Maar toch.
En dan komt de kunstenaar in haar in conflict met de materiële wereld, die er immers voor de kunst niet toe doet. Ze realiseert zich hoe de moeder voorheen heerser was in huis, en tegelijk gevangen raakte, en zij later een gescheiden zelfstandige vrouw werd voor wie het huiselijke een vorm van moed en zelfstandigheid, van bevrijding representeerde. Met plakkerige vloeren en aangeharkte kamers claimt een vrouw dezelfde vrijheid als die van een man, een kind, een kunstenaar, maar de moederliefde is superieur. Zij heerst. Een contradictie die verwart. 

Doordat Cusk, met haar twee dochters, zo verwoed probeerde niet als een matriarch het huishouden te bestieren, omdat ze verdween in haar werk als schrijver, deed ze misschien iets veel ergers, realiseert ze zich. Namelijk haarzelf van nul en generlei waarde maken. Ze deed het huiselijk werk af als onbelangrijk, waarmee ze in feite voorleefde dat het besmettelijk was, iets waar je je verre van houdt.
Moederlijkheid is daarmee iets verderfelijks geworden, iets onaangenaams, zodat ze (mijn conclusie) op een deel van zichzelf neerkijkt. Dat raakt mij als lezer. Cusk borduurt hier voort op een heel discours over vrouwelijkheid en huiselijkheid, je hoort Austen en Eliot weerklinken. Het is alsof er in stijgende intelligentie een socratische dialoog wordt gehouden.

Het scheermes in het vlees

Wat Cusk echt goed kan, is verwarren. Haar essays kennen doorgaans geen traditioneel einde. Geregeld stoppen ze in medias res. Dat is bewust gedaan om te ontregelen, want ze kan het best. Eén essay rondt ze wel mooi af, het voorbeeldige ‘Lions on Leashes’ over pubermeiden. Dat essay hakte er bij mij werkelijk in. Ze scheert alle pretenties en voorschriften weg en legt feilloos de manier waarop wij kijken bloot.
Soms laat ze zelfs nietsontziend het scheermes een stukje in haar vlees zakken. En daarmee in dat van de lezer, geraakt door de donkere, warme diepte van haar overpeinzingen. Cusk toont een door ons allemaal toegedekte pijn, een vertwijfeling waar bijna iedereen, of in ieder geval iedere moderne vrouw, aan ten prooi valt. Waar zit de werkelijke kracht en de werkelijke bevrijding?

In ‘Lions on Leashes’ laat ze zien hoe puberdochters het narratief van de vrouwelijkheid ontkrachten. Als ze het over hun vaders hebben, is dat meestal als een experiment met gelijkwaardigheid, ‘as if they were trying on a pair of shoes that were slightly too big for them’. Maar hebben pubermeisjes het over hun moeder, dan is dat met minachting ‘for acts of servitude and attention that she didn’t appear to realise were unwanted, like a spurned lover continuing to send flowers when the recipient’s affections have moved elsewhere’. Het ouderlijk verhaal, het moederlijk verhaal, klopt niet meer. Er wordt een nieuwe werkelijkheid tegenover gezet, het kind spreekt tegen, weet beter, ziet scherper of in ieder geval anders. En dat vergt van de ouder openheid.

Noodzakelijk onderzoek

Het lijkt alsof Cusk maar wat stukken op een hoop heeft geveegd voor deze eerste essaybundel, en in zeker opzicht is dat ook zo, net zoals Zadie Smith heel stoer en eigenwijs haar eerste korte verhalen bij elkaar zette in Grand Union [mijn recensie]. Ja, het is even schakelen in Cusks bundel van een grondig groot essay dat indirect de Brexit becommentarieert naar een kort stuk over het succes van Eat, Pray, Love, maar er is een rode draad – en dat is het onderzoeken van vrouwelijkheid en alledaagsheid en hoe ze een rol kunnen krijgen in de kunst. Hoe Cusk daarmee om gaat is origineel en buitengewoon inspirerend. Noodzakelijk, zou ik bijna willen zeggen.

Daar komt nog eens bij dat de taal van Cusk, hoewel soms wat vaag suggestief, ontzettend fraai is: ’You could walk around in the sadness of her mouth and eyes’. The New York Times noemde haar niet zomaar ‘a poet of split feelings’. Deze essays moeten savoureren. Ze moeten op temperatuur komen. Je moet deze stukken langzaam tot je nemen om hun volle effect gewaar te worden.

Fleur Speet is literair recensent

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum