Recensie: Hoe Giordano de hype waar maakt

31 december 2018 , door Fleur Speet
| |

Ik begrijp er doorgaans weinig van, de haussses en de hypes die vooral worden ingegeven door een aanprijzing op televisie. Massa’s mensen die Stephen Fry’s herbewerking van de aloude mythen aankochten, maar waarschijnlijk kwam het gros niet verder dan vijftig pagina’s, want het was opgeleukte oude meuk. Enige scepsis overvalt me ook bij het lezen van de derde roman van de verder uiterst sympathieke en alom geprezen Paolo Giordano, die negen jaar geleden met zijn debuut De eenzaamheid van de priemgetallen liet zien dat hij iets kan. Hij krijgt een grote pluim voor zijn derde roman De hemel verslinden (vertaald door Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd) bij De Wereld Draait Door. Terecht? (Spoiler: uiteindelijk terecht.)

N.B. Eerder publiceerden we voor uit De hemel verslinden. Lees het fragment op Athenaeum.nl. En besprak Karlijn de Winter voor ons Giordano's Afghanistanroman Het menselijk lichaam.

Goed, laten we eens kijken of de hype rondom Giordano hout snijdt, nog afgezien van het feit dat hijzelf zo bescheiden is dat hij hypes liever wegwuift (hij deed er jaren over om na de overweldigende ontvangst van zijn debuut weer te kunnen schrijven). De priemgetallen wás innemend. Om het hoogdravend samen te vatten: een zweem van de donkere scherpte van Michel Houellebecq met een toets van de romantiek van Wuthering Heights en dan nog een coming of age ook. Hij verklapte me hoe hij het fixte: rijen boeken schreef hij zin voor zin over, als een monnik ontleedde hij vlijtig zijn voorgangers om hetzelfde niveau te kunnen evenaren. Hij kwam dichtbij.

De hemel verslinden is het verhaal over een tamelijk aparte vader, verteld aan een ongeboren kind. Een soort van: dit was hem dan, de man waaruit jij voortspruit. En dat bij monde van de moeder, de 32-jarige Teresa, die toen zij puber was haar zomers in het huis van haar oma doorbracht op het Italiaanse platteland in Speziale nabij Tarente, Puglia.

Taal

De eerste pagina’s beginnen krukkig, wat misschien moet passen bij een verlegen meisje van veertien, dat geïnteresseerd is in drie brave halfbroers van een boerderij om de hoek van haar oma’s landgoed. Ik val over de opsommerige stijl. Pagina’s achter elkaar drie keer ‘maar’ vlakbij elkaar, dat drukt wel heel wat twijfel uit. Twee zinnen na elkaar met een metafoor die wordt ingeleid door ‘alsof’: weinig subtiel. Grote woorden als eenzaamheid en verdriet zonder dat er nog een basis is - voldoende tekst, voldoende leven - om die grote woorden te stutten. Stap voor stap worden gebeurtenissen beschreven, maar de sfeer, de geur, de kleur; die blijven uit. Een nette versie van en toen en toen en toen.

Giordano moet het hebben van de vergezichten, van de lange inzichten vooruit of terug, daarin excelleert hij en speelt hij in op het melancholische gemoed. Op pagina 32 komt de eerste: ‘Het zou goed kunnen dat er die avond al een ander gevoel door dat verdriet heen speelde, een soort innige genegenheid.’ Giordano helpt die zin direct om zeep met de volgende: ‘En dat was nou precies de ellende, als ik eraan terugdenk.’ Ellende? Wat is dat voor taal? (Aan de taal schort het wel vaker, zelfs met vertaalfouten, zoals gezel een ‘zware ramp, vaak door God gestuurd vanwege een zonde die is gepleegd’ zou zijn (ik dacht eerder aan gesel) en ‘Deze keer korten metten ermee’.)

Verlies

Het stoort vrij lang, de afstandelijke stijl, het van buitenaf beschrijven van gebeurtenissen. Vooral omdat Giordano nogal wat aankaart en daar weinig diepte aan geeft. Hij registreert en laat Calvino’s roman De baron in de bomen een draad zijn, samen met verhalen uit de Bijbel. De drie halfbroers worden door een zeer gelovige Jezus-achtige vader opgevoed. Een van de jongens raakt daar het spoor van bijster. Hij wordt - eenmaal volwassen - milieu-activist en kampeert bovenin een olijfboom om de kap ervan tegen te gaan.

Allemaal zinloos natuurlijk en heel idealistisch, wat me doet denken aan een Nederlandse roman over idealisme en een commune-achtige sfeer, Stella Klein van Hermine de Graaf, een sterk unicum in dit soort. Het is jammer dat bij Giordano de drijfveer van de hoofdpersoon duister blijft, terwijl het thema van ecologisten juist nu zo actueel is en dus nieuwsgierig stemt. Dat de hoofdpersoon niet aan een gril lijdt, wordt duidelijk aan het einde, wanneer deze milieu-activist voet wil zetten op nooit eerder door mensen betreden en versmoezelde aarde. Dat hij daarmee zelf die aarde vervuilt, daar heeft Giordano het niet over. En dat zijn personage een oliedomme actie onderneemt - tegen het ongeloofwaardige aan, nee, daar voel je bij de schrijver ook geen twijfel over.

Maar, en daar komt het, de stijl went en het gekke is dat bij het grote verlies opeens de kracht van Giordano door de pagina’s breekt. Hij grijpt je emotioneel bij de kladden (zo tegen pagina 350 van de 450). Plotseling krijgen de dingen een zwaar sentimentele lading en raken ze. De dood en het onnozele ervan, alles alleen maar om een waanidee, dat schrijnt. ‘Al dat loze gebabbel, dat verbale gebalanceer op de rand van de afgrond deed me pijn.’

Maar, en daar komt het, de stijl went na vele pagina’s wel en het gekke is dat bij het grote verlies opeens de kracht van Giordano door de pagina’s breekt. Hij grijpt je emotioneel bij de kladden (zo tegen pagina 350 van de 450). Plotseling krijgen de gebeurtenissen een zwaar sentimentele lading en raken ze. De dood en het onnozele ervan, alles alleen maar om een waanidee, dat schrijnt. ‘Al dat loze gebabbel, dat verbale gebalanceer op de rand van de afgrond deed me pijn.’

Dus: begrijpelijk, die hype? Best wel, als je gevoelig bent voor melodrama en je niet bekommert om stijl.

Fleur Speet is literair criticus.

pro-mbooks1 : athenaeum