Recensie: Een nominatie voor elke lezer

03 juli 2017 , door Maartje Kroonen
| |

Ons soort mensen van Juli Zeh [vorige week is bekendgemaakt dat het op de shortlist van de Europese Literatuurprijs staat, dit is Maartje Kroonens laudatio - red.] is een zegen voor de uitgever en de boekhandelaar. De roman is een schoolvoorbeeld van de aloude regel dat wanneer de boekhandelaar het boek gelezen heeft en het goed vindt, de verkoop omhoog gaat. Dit boek, waarin de bewoners van het dorpje Unterleuten, gelegen onder de rook van Berlijn, een roerige periode doormaken, heeft vele gezichten. Elk hoofdstuk wisselt van hoofdpersonage waardoor het vertrouwde perspectief weer een draai krijgt. Het zijn personages die op het eerste gezicht sympathiek ofwel onuitstaanbaar lijken, er vindt herkenning plaats waar je je als lezer later voor schaamt en gaandeweg onstaat er waardering voor de meest nare figuren. Je probeert als boekhandelaar altijd een boek aan te raden waarvan je denkt dat het aansluit bij eerdere leeservaringen en voorkeuren van de klant. Ook schat je in of een 'out of the box' keuze kans van slagen heeft. Bij Ons soort mensen is de doelgroep enorm, breder dan bij menig ander literair boek. Misschien komt dat ook wel voort uit de keur aan personages.

Laten we eens kijken voor wie dit boek allemaal geschikt is.

N.B. We publiceerden eerder voor uit Ons soort mensen. Lees een fragment op Athenaeum.nl.

Ten eerste voor de non-fictielezer. Hoewel geheel fictief, stoelt het verhaal op een aloude tegenstelling, die tussen het communisme en kapitalisme. Het verhaal speelt zich af in onze tijd. Personages die wellicht niet helemaal gelukkig waren met de Wende zijn in gevecht met de oude ondernemers, die zich ondanks de Oostduitse geschiedenis altijd net iets vermogender  wisten. De vete tussen Kron, de oude communist en Gombrowski, de immer verachte landbouwmagnaat en kapitalist vormt de basis van het verhaal. Via die personages krijg je een gedetailleerd overzicht van de Duitse geschiedenis.

Dan voor de lezers van spannende boeken. Niemand kan immers zonder handlangers. Hoewel hij geen herinnering heeft aan het waarom, is Schaller, de automonteur, loyaal aan Gombrowski. Hij steekt in zijn opdracht in het openbaar rubberbanden op zijn erfgrens in de fik, als zijn buren Gombrowski in de weg zitten. Die Schaller wordt prachtig geportretteerd, zoals hier wanneer zijn dochter Mirjam verhaal komt halen: ‘Hij hield van zijn hefbrug en hij hield van Mirjam maar allebei tegelijk was te veel voor hem.’

Meer over Schaller, en in dit citaat zie je direct de kracht van de Nederlandse vertaling van Annemarie Vlaming:

 

‘Hij was een halve man, een man met een half leven, en niks vreesde hij meer dan de onbekende helft.

De drang tot bewegen werd onbedwingbaar. Hij moest Miriams blik ontwijken. Bovendien moest hij de oude kranten die hij nog steeds vasthield zien kwijt te raken. Hij begon het papier in het vuur te gooien, maakte haastige proppen van losse vellen, die meteen door de vlammen werden verteerd, laaiend, alsof ze om meer vroegen.
“Ziet er echt uit als sneeuw, vind je niet?” riep hij. “Kijk eens hoe prachtig het sneeuwt!”
Boven de vuren steeg de lucht met grote snelheid op, sleurde brandende stukken papier met zich mee, die uitdoofden in hun vlucht. Al snel was het gras van de vogelbeschermers met een tapijt van as bedekt. As hing in de frambozen en de blauweregen, vormde een laagje op de zitting van de tuinbank. Schaller haalde dozen. De wind kreeg vat op de vlammen, duwde ze even tegen de grond, joeg ze vervolgens twee meter de lucht in, bijna onzichtbaar in het zonlicht en toch zo heet dat hij wel terug moest deinzen. De motor van de pick-up sloeg aan. Miriam huilde. De rooie toeterde omdat de mg de uitrit versperde, toeterde twee keer, drie keer, liet de claxon niet meer los. Schaller verscheurde karton. Keek niet over zijn schouders, keek alleen naar zijn voeten en handen. De banden van de MG piepten, de claxon zweeg, de pick-up reed de poort uit. Beide voertuigen verdwenen in verschillende richtingen. Schaller ging door totdat de laatste doos verbrand was.
Hij dacht dat hij in hevig lawaai had gestreden; nu was het vreemd stil. Niets roerde zich op de binnenplaats. Het eenzame been van zijn hefbrug stond als een monument rechtop in de schuur. Schaller ging naar binnen, ging op de tweede, liggende kolom zitten en betastte de plekken waar de lak vanaf was gesprongen. Zijn armen waren bedekt met een kleverige zwarte laag. Net nog had hij zin in een sigaret gehad, nu vergat hij hem op te steken. Geen enkele gedachte bewoonde zijn grote, lege hoofd.’

Misschien meer geschikt voor de literaire thrillerlezer, ja, maar er speelt meer. Er is een hardnekkige dorpsmythe over de verdachte dood van een bewoner, er worden gruwelijke voorwerpen achtergelaten bij het huis van de paardenvrouw en je krijgt als lezer meerdere malen te maken met de vraag of gebeurtenissen opzet zijn of niet. En... het dorp houdt niet van de autoriteiten, maar de vuren van Schaller zijn altijd net gedoofd als ze toch langskomen.

Dan een mooie doelgroep: de dolende dertiger. Door de oude generatie worden ze benoemd als ‘de mensen zonder herinnering’.  Bij Zeh zijn het twee stellen vol idealen. De vogelbeschermer met een voorkeur voor de Kemphaan en zijn veel jongere vrouw en baby, en de zogenaamde paardenvrouw met haar man de programmeur. (Hij zit uit nood op een forum met andere mannen van paardenvrouwen genaamd Man en paard: de basisaanname op dat forum is dat de man moet concurreren met een vreemde soort. De man kan van nature niet groter, sneller, behaarder, gespierder zijn dan een paard. Iedere vorm van competitie zou dan ook kansloos zijn.)
Deze dertigers trokken uit Berlijn weg voor meer ruimte, tuin, weg uit de drukte, het plaatje. Er zijn boeken van een zelfhulpgoeroe als nieuwe bijbels, er zijn verloren carrièrekansen, geldproblemen (door communist Kron ‘financiële impotentie’ genoemd!), er is egoïsme, arrogantie en een blind vertrouwen op de maakbaarheid van je geluk. Maar o wee als de ander daar een bedreiging voor vormt.

Uiteraard is Ons soort mensen ook geschikt voor de liefhebber van de psychologische roman: geen enkel personage blijft hetzelfde tijdens het verhaal. Het dorpsleven verandert de jongeren, de leeftijd verandert de ouderen, de druk van buitenaf in de vorm van een bestemmingsplan voor het plaatsen van windmolens bij Unterleuten zet de verhoudingen op scherp – en alles wat voorspelbaar lijkt moet toch herzien en geëvalueerd worden. Nee, niemand blijft onveranderd. Het ik is een fluïde begrip in Unterleuten. Het ego van de mens blijft echter onverbeterlijk groot. Ik citeer de onderzoekster in het laatste hoofdstuk. ‘Als ik iets heb geleerd in Unterleuten, dan is het wel dat ieder mens in een eigen universum leeft waarin hij van sochtends vroeg tot savonds laat gelijk heeft.’

Dan een moeilijke categorie en ook een van de redenen waarom ik dit een heerlijk boek vind om aan te raden. Het boek is uiterst geschikt voor mensen die graag een boek willen waar ze om kunnen lachen: Ons soort mensen bezit namelijk een keur aan scènes uit De Rijdende Rechter. Het is niet zozeer de vraag of er iets bekokstoofd wordt, maar wanneer dit uitgevoerd wordt. Een boom valt precies naar de juiste kant. Een grasmaaier rijdt de godsganse dag rondjes om zo een getergde schrijver rust in het hoofd te bieden, maar zijn buurman, de burgemeester, denkt anders over wat rust inhoudt. Een wagen wordt zo geplaatst dat de beerput (riolering werd door de bewoners resoluut geweigerd) niet geleegd kan worden. Bezwaren bij de gemeente over het plaatsen van een schutting en het afrasteren van een stuk grond worden hard tegen hard uitgevochten.

Voor de mensen die geen boek met een open einde willen: hier is geen discussie over mogelijk. In het laatste hoofdstuk wordt er teruggekeken naar deze vreemde periode in de geschiedenis van Unterleuten. Al je vragen worden beantwoord. En wil je het als lezer nog verder dichtgetimmerd: het universum van Unterleuten breidt zich uit tot buiten het boek, er zijn Facebookpaginas van de fictieve bewoners, er is een e-bookversie op Amazon van het zelfhulpboek dat veelvuldig geciteerd wordt en een website van zowel de vogelbescherming, de windmoleninvesteerder als het dorpscafé. Dit laatste uiteraard inclusief menukaart.

Ik kan mogelijke klanten op blijven noemen:

  • Bingereaders: zeshonderd pagina’s hoogstaand amusement
  • Scenarioschrijvers: er staat een televisieserie gepland
  • Milieuactivisten: wat is van groter belang, de windenergie of de vogel?
  • Taalpuristen: prachtig geschreven scènes waarin woorden als ‘valwild’ gebruikt worden

Juli Zeh schreef een boek waarin het cliché zijn waarde terugkrijgt. De personages zijn geen typetjes, maar mensen, ze bestaan uit goed en slecht. Misschien ligt het aan de ambivalente personages dat dit boek zo makkelijk aan te bevelen is in de winkel. Ze bevinden zich in situaties die herkenbaar zijn maar niet voorspelbaar. De gebeurtenissen beschrijven hedendaagse problematiek maar die is verpakt in een razend knap geschreven verhaal, vol humor. Zeh geeft een intrigerend psychologisch inzicht in zo'n gemeenschap, een die getekend is door de geschiedenis maar ingehaald wordt door het heden.

Laat me eindigen met een laatste fragment, waaruit wederom, zoals ook in dat eerdere fragment, blijkt hoe gedecideerd ook de vertaling van Annemarie Vlaming gebeiteld staat op de bladzijdes van de Nederlandse editie. De oude communist Kron overdenkt de ontwikkelingen van de laatste tijd.

‘Eindelijk was ook in Kron de twintigste eeuw voorbij, dat tijdperk van collectieve waanzin. Met een kleine stap was hij in het heden aangekomen, in de eenentwintigste eeuw, het tijdperk van onvoorwaardelijk egocentrisme. Als het geloof in het goede verzaakte, moest het vervangen worden door het geloof in het eigene. Daartegen in verzet willen komen zou even weinig zin hebben als in opstand komen tegen een natuurwet.
Kron voelde zich goed. Hij was niet langer een communist, maar een Sisyphus die had begrepen dat de berg kopen de oplossing van het probleem was. Of, dacht Kron alvorens hij zich omdraaide om naar huis te gaan: een Don Quichot die had besloten zijn eigen windmolens te bouwen in plaats van ten strijde te trekken tegen die van een ander.’

Maartje Kroonen is rubrieksbeheerder Bellettrie bij Athenaeum Boekhandel.​

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum