Recensie: Een filosofische reisgids

03 augustus 2017 , door Jerker Spits
| |

In Denkbeelden schrijft Walter Benjamin (1892-1940) over Napels, Parijs, een bootreis op zee, eten, dromen en de liefde. Hij schrijft als filosoof en journalist en verenigt het beste van beide werelden. Hij is diepzinnig en concreet, biedt inzichten en laat zien – in plaats van uitleg te geven. Zijn schrijfstijl heeft een betoverende werking op de lezer.

Het beste Duits

Walter Benjamin, Duits filosoof van Joodse afkomst, was gefascineerd door het leven in moderne steden als Parijs en Berlijn. Hij onderzocht de nieuwe kunstvormen van zijn tijd, zoals film en fotografie. Maar boven alles was hij een scherp en kritisch waarnemer die, in de woorden van de Duitse germanist Lorenz Jäger, ‘het beste Duits’ schreef. Benjamin schrijft soms als een romantisch dichter uit het Duitsland van de negentiende eeuw, tegelijk is hij beïnvloed door het marxisme en staat midden in de moderne tijd.

Benjamin beschrijft herinneringen en ervaringen die verbonden zijn met de landschappen van de Europese geschiedenis. Dat doet hij met humor en melancholie, en bovenal scherpzinnig. Bij een bezoek aan Pompeï beschrijft hij de tempelresten, maar ook de belabberde gids. In een herinnering aan Napels laat hij de visserskroegen in de avondschemering zien, maar hekelt ook de oplichterij, de Camorra en de corruptie.

Een feilloze toetssteen

Vaak beschrijft Benjamin zijn eigen standpunt als waarnemer, bijvoorbeeld bij een bezoek aan Moskou:

‘Hoe weinig men Rusland ook kent – wat men leert is Europa te observeren en te beoordelen vanuit de bewuste kennis van wat zich in Rusland afspeelt. Dat is het eerste wat de verstandige Europeaan in Rusland ten deel valt. Daarom is anderzijds het verblijf voor vreemdelingen zo’n feilloze toetssteen. Het dwingt iedereen tot het innemen van zijn standpunt.’

Je zou willen dat we Rusland vaker zien met die blik, om ook onszelf beter te begrijpen. Benjamin bezoekt Moskou op een keerpunt in de geschiedenis, kort na de Russische Revolutie en het einde van de Eerste Wereldoorlog. Gevoelvol schrijft hij over weeskinderen die op straat leven en worden opgevangen in een van de ‘kindcentra’ die de nieuwe machthebbers hebben opgericht.

‘Er wordt eten uitgedeeld, er worden spelletjes gedaan. In het begin komen er twintig of veertig, maar wanneer zo’n leidster het goed aanpakt kunnen na twee weken wel honderden kinderen het centrum op komen vullen. Dat gangbare pedagogische methoden op deze massa’s kinderen spaak zouden lopen, spreekt voor zich. Om zelfs maar tot hen door te dringen, gehoor te vinden, moet men al zo dicht en duidelijk mogelijk aansluiten bij de wachtwoorden van de straat zelf, van het collectieve leven als geheel.’

Als marxistisch georiënteerd denker lijkt Benjamin optimistisch over wat hij in Rusland waarneemt. Zo merkt hij het verschil op tussen een bezoek aan een museum door Duitse en door Russische arbeiders:

‘Geen grotere en mooiere verrassing op een studieuze excursie door Moskou dan te kunnen toezien hoe door deze ruimtes, in groepjes, soms rond een gids, of afzonderlijk, kinderen en arbeiders zich volkomen onbevangen voortbewegen. Hier is niets van de groteloze bedruktheid van die proletariërs, zoals ze zich, voor andere bezoekers liefst onzichtbaar, bij uitzondering in onze musea wagen.’

Het Polytechnisch Museum in Rusland verbluft de bezoekers met proefjes, apparaten en modellen. Het Speelgoedmuseum is even boeiend voor onderzoekers als voor kinderen, die urenlang in de zalen rondwandelen en van een groot gratis poppentheater genieten.

Maar Benjamin schrijft ook - al in de jaren twintig - over de angst van mensen om hun mening te geven. Het is een angst die tot in de laatste jaren van het communisme zou blijven bestaan, van Oost-Berlijn tot Moskou. ‘Een oordeel wordt driemaal op de tong om en om gekeerd, voordat men het tegenover buitenstaanders te berde brengt.’ Benjamin is bezorgd over de toekomst van de kunst in Rusland: ‘Vroeg of laat moet met de middenstand, die in het tweegevecht tussen kapitaal en arbeid wordt vermalen, ook de “vrije” schrijver ten onder gaan.’

Aangeschoten door de tijd

De filosoof verrast in Denkbeelden met prachtige metaforen, die door Michel van Nieuwstadt goed zijn vertaald. Over hun tijd verkwanselende Russen schrijft Benjamin: ‘Men zou kunnen zeggen, dat de minuten een soort goedkope neutjes zijn waarvan ze nooit genoeg kunnen krijgen; ze zijn aangeschoten door de tijd.’

Benjamin is een moderne, nog lang niet genoeg gelezen klassieker, die vertrouwde op zijn analytisch vermogen en op wat hij met eigen ogen zag: ‘Woorden vinden bij wat je voor je ziet – hoe moeilijk kan dat zijn. Maar als ze dan komen, slaan ze met kleine hamertjes tegen de werkelijkheid, tot ze het beeld daaruit als uit een koperen plaat tevoorschijn hebben gedreven.’

Jerker Spits is germanist. Hij schrijft voor Trouw en De Groene Amsterdammer en schreef een korte cultuurgeschiedenis van Duitsland.

 

pro-mbooks1 : athenaeum