Recensie: Kunst is maakwerk

02 januari 2017 , door Esther Wils
| | | | | |

Kunstschrift, de opvolger van Openbaar Kunstbezit, bestaat veertig jaar en viert dat jubileum met een tentoonstelling, een speciale aflevering van het tijdschrift en een boek: Het reizende detail. De redactie neemt de gelegenheid te baat het eigen programma nog eens expliciet en fraai verpakt te presenteren.

Ateliergeheimen

‘Kunstwerken zijn robuuster dan de kenniscritici denken,’ stelt Mariëtte Haveman, hoofdredacteur van Kunstschrift, in haar inleiding bij het nummer Goed gemaakt. Ode aan het maakproces, dat tevens dient als catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in Kunsthal KAdE, Amersfoort (21 januari t/m 17 april 2017). Er zijn mensen die geloven dat kennis over de technische kant van kunst de betovering zou aantasten, en de nadruk in de literatuur ligt nog altijd grotendeels op de intellectuele achtergrond van de makers, maar Kunstschrift wil daar graag iets tegenover stellen. ‘De grondslag van mijn en onze benadering van kunst is de vaste overtuiging dat het plezier groter wordt naarmate we meer weten van het maken, en dat de betovering blijft waar die hoort: in het kunstwerk,’ schrijft Haveman.

Die inzet maakt van het tijdschrift bij lange na geen hobbyblad waarin foto’s van kwastende, kleiende of hakkende handen te zien zijn, in tegendeel: Kunstschrift is het mooiste kunsttijdschrift van Nederland, rijk en smaakvol geïllustreerd en opgemaakt, thematisch ingericht en met zeer veel esprit geschreven. De auteurs zijn dan ook verre van handwerkslieden; het zijn zonder uitzondering kenners, veelal academisch geschoold.

Om het consequente van die houding te tonen: tien jaar geleden maakte de redactie een eerste boek, gefinancierd met de Prins Bernhard-fonds Cultuurprijs voor de Geesteswetenschappen die zij in 2000 had gewonnen. Ateliergeheimen, (inmiddels uitverkocht, er wordt antiquarisch goed voor betaald) heeft eenzelfde opzet als het nieuwe boek, Het reizende detail: een flink aantal essays door specialisten met klinkende namen werpt licht op de zowel nuchtere als mythische plek die het atelier vormt, als werkplaats en ‘kraamkamer’ van de kunst.

Mode

Niet alleen wensten velen het ‘raadsel’ van de kunst niet open te breken, ambachtelijk knap werk was ook lange tijd uit de mode, in de periode dat het experiment, en later het concept, op de voorgrond stonden. Haveman verzet zich daar al decennia tegen, en publiceerde nog tien jaar eerder, in 1996, lang voordat dat genre weer in de gratie raakte, een verrassend boek over het negentiende-eeuwse realisme: Het feest achter de gordijnen. ‘De kunstenaars in dit boek zijn elk gekozen volgens een criterium van anti-modernisme. Met andere woorden: stuk voor stuk kunnen ze iets, zijn ze gespecialiseerd in een eigenschap die hen, volgens de normen van de moderne kunst, bij uitstek diskwalificeert als echte kunstenaars.’

Die eigenwijsheid en persoonlijke smaak, een scherp vermogen tot kijken en het geziene en gevoelde onder woorden brengen, maken Kunstschrift alleen al om de uitvoerige redactionele introducties de moeite waard om te lezen. En inmiddels heeft het ambacht in de kunst terrein gewonnen, zowel in de gunst van het publiek als op kunstacademies en in het wetenschappelijke veld. In 2015 is het Netherlands Institute for Conservation, Art and Science (NICAS), een samenwerkingsproject van de UvA, de TU Delft, het Rijksmuseum en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, van start gegaan met een subsidie van vijf miljoen van NWO. In de Utrechtse school van Jeroen Stumpel, een van de deelnemende hoogleraren en niet toevallig echtgenoot van Mariëtte Haveman, zijn verschillende wetenschappers opgevoed met een sterk accent op de kennis van materiaal en techniek.

Het detail

Een van hen is Ann-Sophie Lehmann, inmiddels hoogleraar in Groningen en redactielid van Kunstschrift. Zij houdt in het thematijdschrift een pleidooi voor begrip van het materiaal als ‘potentieel voor kunst’ en noemt dit zelfs een ‘voorwaarde voor het begrijpen en waarderen van kunst’. Dat lijkt mij wat overdreven – denk alleen al aan de vele ongeschoolde gelovigen die zielsveel hielden en houden van de voorstellingen in hun plaatselijke kerk, of aan uw eigen eerste blikseminslag (vast niet geïnspireerd door materiaalkennis) –, maar haar professionele partijdigheid voor de kant van de makers heeft wel geresulteerd in verschillende mooie artikelen, die in Het reizende detail zijn opgenomen.

Het boek trekt de wegen na die verschillende opmerkelijke details in de schilderkunst van de vijftiende eeuw door Europa hebben afgelegd, van Vlaanderen tot in Polen en Portugal – en de voorgangers die de details tot ontwikkeling brachten. Vooral het fenomenale werk van de gebroeders Van Eyck en Rogier van der Weyden, en breder: de stroming van de ‘Vlaamse Primitieven’, of de ars nova, heeft overal navolging gevonden. Verkoop, roof en imitatie van schilderijen en getijdenboeken, het reizen van kunstenaars zelf en het gebruik van modelboeken zorgden voor de verbreiding, en dat zie je terug in de afgebeelde gezichten, in tegelvloeren en tapijten, harnassen, (fabel)dieren in soorten en maten, mode van mutsen tot puntschoenen.

 

Eyck -adam -voet

 

Lehmann behandelt uiteenlopende onderwerpen. Zij toont de voeten in miniatuur en in steen die leidden tot de opzienbarende rechtervoet van Adam, die Jan van Eyck op het zijpaneel van het ‘Lam Gods’ (1432, Gent) optisch buiten zijn omlijsting laat steken. En ze buigt zich over een apart fenomeen: lichaamshaar – in de kunst de uitzondering, niet de regel en zo te zien, ondanks de aandoenlijke, levensechte haartjes die Lucas Cranach en Van der Weijden penseelden, geen hit geworden.

Ze speurt schilderijen af naar buikige, glanzende flesjes, in de dominante kunstbeschouwing (abusievelijk?) beschouwd als symbool van Maria’s reinheid maar veel gebruikt door artsen en bij de bereiding van verf, dus vaak te zien op atelierscènes en in studeerkamers. Het weergeven van vloeistof in glas was een schilderkunstig hoogstandje dat gretig van Jan van Eyck is afgekeken – ook dat flesje is op het ‘Lam Gods’ te zien, voor de oplettende kijker.

Transparantie en glans zijn elementen die ook Jeroen Stumpel naar voren haalt in zijn bijdragen. De weerspiegeling in een harnas of helm, de fonkelende materie van juwelen, tranen en waterdruppels: het zijn details die door een nieuwe techniek in de toepassing van olieverf – die transparanter was dan zijn voorlopers, en in lagen werd opgebracht – optimaal kunnen worden gesuggereerd op het platte vlak. De schilders van de ars nova waren er meesters in. Het gaat bij de aanstekelijkheid van hun kunst om verschillende aspecten van het schildersambacht. Via de ingang van het reizende detail komen naast het verzinnen van interessante voorstellingen ook de compositie, de materiaalbehandeling en de virtuositeit die daarbij hoort aan de orde.

Het boek bevat bijdragen van twintig auteurs, allen gevraagd vanwege de kern van hun deskundigheid. Dat levert mooie, prikkelende en leerzame verhalen op waarin kennis met het zoet van de plaatjes naar binnen glijdt. Het vakwerk van het verleidelijke uitgegeven Het reizende detail is in zeer goede handen geweest bij Haveman, haar vaste (eind)redacteur Annemiek Overbeek en haar zoon, ontwerper Stijn Stumpel, die kunstig varieert op de Kunstschrift-huisstijl van Saiid & Smale.

Gefeliciteerd, Kunstschrift, en lang zal je leven!

Esther Wils is freelance publicist. Zij houdt zich o.a. bezig met koloniale cultuur en geschiedenis.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum