Recensie: De ijskoude nasleep van een geschonden jeugd

18 juli 2016 , door Mijke De Kruijf
| | |

Wat hebben een groot blok ijs en de herinneringen aan een ongelukkige jeugd met elkaar gemeen? Niet veel, zou je misschien zo op het eerste gezicht zeggen. Toch is er een belangrijke vergelijking te maken. Van nare herinneringen verwachten we namelijk vaak dat ze, als een blok ijs in een broeierige zomer, langzaam inkrimpen, vervagen, smelten. Maar wat als het leven zo koud is dat de ellendige gedachten aan vroeger niet langzaam verweken maar scherp en intact blijven? Het blok ijs en de gebrekkige jeugd vormen samen de twee belangrijkste leidraden van de al zeer positief ontvangen roman Het smelt van de Vlaamse debutante Lize Spit - nu een van de Zomerboeken van Athenaeum Boekhandel Haarlem.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Het smelt. Lees het fragment op Athenaeum.nl. Ook uit Spits tweede roman, Ik ben er niet (2020) brengen we een fragment.

Een verhaal gebouwd op raadsels

In de roman worden de jeugdherinneringen afgewisseld met hoofdstukken waarin de inmiddels volwassen hoofdpersoon Eva met een groot, langzaam smeltend blok ijs in de auto op weg is naar haar geboortedorp. Spit laat deze twee leidraden elkaar in het verhaal vloeiend afwisselen en om elkaar heen draaien, totdat ze in het slot uiteindelijk kruisen.

Tot aan dit slot is het verhaal gebouwd op raadsels. Al vanaf het begin vraag je je als lezer bijvoorbeeld af wat dat blok ijs in de achterbak van de hoofdpersoon doet en welke gebeurtenissen hier precies toe hebben geleid. Wat heeft er zich precies in Eva’s jeugd afgespeeld en wat heeft dit te maken met het ijsblok? Door telkens een tipje van de sluier op te lichten creëert Spit een enorme spanningsboog die tot aan het einde hoog wordt gehouden. Steeds wanneer je denkt af te dwalen laat Spit een kleine vooruitwijzing vallen waardoor je in één klap weer volledig bij de les wordt geroepen.

Dorp vol benauwing en tragiek

Bij sommige boeken duurt het een tijdje voordat je het idee hebt de wereld waarin het verhaal zich afspeelt te kennen. Het smelt bewijst dat ook het tegendeel mogelijk is. Al vanaf de eerste bladzijde zorgen Spits grondige en rake bewoordingen ervoor dat je het gevoel hebt over de schouder van Eva mee te kijken. Voor je het weet val je ten prooi aan de beklemmende sfeer van Eva’s geboortedorp, het Vlaamse Bovenmeer, waarin iedereen elkaar kent en geen gerucht onbesproken blijft. Niet voor niks wordt Bovenmeer in de roman omschreven als ‘zo’n gehucht waar, om evenwicht te bewaren tussen vraag en aanbod, van alles maar één of geen kon zijn: een winkeltje, een kapsalon, een bakker, een beenhouwerij, geen fietsenmaker, een bibliotheek die in één ruk zou kunnen worden uitgelezen’.

Dit dorp vormt het decor van waaraf je te zien krijgt hoe de situatie tussen Eva en boerenzoon Pim en slagerszoon Laurens, de enige twee die net als Eva in 1988 zijn geboren, meer en meer uit de hand loopt. Het wordt op pijnlijke wijze almaar duidelijker hoe de puberteit de verschillen tussen Eva en de twee jongens benadrukt en hoe Eva zo langzamerhand wordt buitengesloten.

En ook bij Eva thuis blijft deze vreugdeloze, unheimische stemming hangen. Steeds heviger hoop je met haar mee dat haar familie nu eens als een normaal gezin over zal komen tijdens de buurtevenementen. Dat ze haar beschonken moeder dit keer niet met de kruiwagen op zal moeten halen van de dorpsquiz. Dat haar vader een grap maakt, wanneer hij met een strop om zijn nek in de schuur staat. En dat het eindelijk beter zal gaan met haar zusje Tesje, die de geestelijke vernederingen omzet in dwangmatige handelingen.

Levensechte verhaalwereld

Eén van de talenten van Spit is het tot in detail beschrijven van ruimtes, personages en gevoelens. Met haarfijne omschrijvingen kleurt ze Eva’s wereld zo nauwkeurig in dat er geen stukje blanco meer wordt overgelaten. Voorwerpen worden op een ongeforceerde manier tot in de materialen besproken. Zelfs de paddenstoelen op de binnenmuren van de werkplaats bij Eva’s ouderlijk huis worden zo treffend omschreven dat je precies voor je ziet wat er wordt bedoeld wanneer er staat dat ze scheef op hun steel staan zodat ze ‘onder de rand van hun hoedje uit kunnen gluren, om eens met eigen ogen te zien wat hier al die uren eigenlijk wordt uitgespookt’. En zo krijgt de witte hoeve van de ouders van Pim pas echt karakter wanneer Spit het beschrijft als ‘neergevlijd naast de stallen zoals een kat naast een luidruchtige stoof’. Deze manier van beeldend schrijven zorgt voor een volledige, levensechte verhaalwereld.

Wat hier nog extra aan bijdraagt, zijn de herkenbare elementen die door het verhaal heen verweven zijn. Weggezakte herinneringen aan dingen die typerend zijn voor de tijd rond het jaar 2000 worden weer opgerakeld. Zo is 'The Ketchup Song' te horen op de radio, wordt de eerste computer in huis gehaald en kijkt het dorp angstig uit naar de millenniumbug. Telkens weer zorgt dit voor een klein moment van nostalgie bij de lezer.

Spit is erin geslaagd de juiste thema’s en beschrijvingen bij elkaar te voegen en samen te kneden tot een meesterwerk. Dit verhaal smelt niet langzaam weg naar de achtergrond van je gedachten, nee, het blijft nog dagenlang levendig door je hoofd spoken.

Mijke de Kruijf is bachelor Nederlandse taal & cultuur.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum