Recensie: ‘Aan het zitvlak van je bureaustoel ruiken’

15 december 2015 , door Fleur Speet
| | |

Tommy Wieringa staat bekend als een mooischrijver, en krullen draaien heeft consequenties. Je zou bijna kunnen zeggen dat Wieringa’s nieuwste bundel reisverhalen, Honorair Kozak, door de inzet en stijl erotiserend is, zelfs al gaan de verhalen over mannenvriendschappen en ontheemding. Een bundel erotiserende reisverhalen, dus eigenlijk. Want hij reist, langs verleidelijke vrouwen, langs kosmopolitische steden net zo goed als langs afgelegen steppes, vertoeft in vele nette hotels. En overal tintelt er iets. 

Herman Franke beweerde dat vrouwen opgewonden raken van literatuur. Heimelijk zouden zij hun ene hand in hun broekje steken, een verhaal over een naargeestig, sarcastisch en mislukkend manspersoon in de andere hand. Dat literatuur goed is voor de seks staat in zijn gebundelde columns met de evidente titel Waarom vrouwen betere lezers zijn. Herman Franke is dood. Ik had hem graag willen vragen of hij die stelling ook vond opgaan voor Honorair Kozak van Tommy Wieringa. Ik denk dat hij me verbaasd had aangestaard (moest ík dat niet zeggen?), maar hij zou ook zeker guitig kijken omdat zijn eigen stelling van stal werd gehaald en hij vond het ongetwijfeld leuk die nog eens uit de doeken te doen.

Striptease

Eerlijk gezegd heb ik Frankes stelling altijd gênant gevonden. Alsof mij een recht ontnomen werd, een recht op privacy. Ik ben toevallig een vrouw en lees uit professie, maar om nu te zeggen dat ik van boeken seksueel opgewonden raak… nou nee, daar is iets anders voor nodig. Maar na het lezen van Honorair Kozak dacht ik wel direct aan Franke’s stelling omdat het proza van Wieringa op een bevreemdende manier aanlokkelijk is. Alsof een sirene zingt. Alsof er een striptease voor mijn neus gehouden wordt, maar dan wel een die uiterst elegant, sierlijk en chique is, eentje die nog voldoende aan de verbeelding overlaat.

Bijna gênante eerlijkheid

Wat doet Wieringa dan precies? Ik denk dat het in de eerste plaats te maken heeft met de (fictieve) ‘eerlijkheid’ van Wieringa. Die geeft een vreemd gevoel van nabijheid. Hij geneert zich niet om beschamende gedachten of gebeurtenissen op te tekenen, gebeurtenissen die je normaal gesproken enkel met intimi deelt. Daardoor zet hij zichzelf in zijn hemd (was het niet Leon de Winter die zei dat schrijven zoiets is als jezelf uitkleden op een podium?). Maar hij doet dit natuurlijk welbewust. En daardoor daagt hij nog verder uit, je ziet hem glimlachen bij het schrijven.

Wieringa schrijft over zijn verveling wanneer hij zich in zijn werkkamer opsluit: ‘Opstaan, rondje lopen, masturberen, uiltje knappen en, aan het eind van alle weerzin en verveling, aan het zitvlak van je bureaustoel ruiken.’ En dat laatste dan cursief, want dat is wel een héél erge bekentenis. Wieringa wijdt een heel verhaal aan hoe een bevallige Italiaanse vrouw twee vertaalde boeken van hem vraagt te signeren. Er lonkt een toekomst, een verhaal. Maar ieder door hem uitgesproken woord boort haar bewondering voor hem verder de grond in. Hij verkloot het volledig, hij kijkt haar na: haar smalle schouders, zwarte haren, haar sterke benen en hoge billen.

Ook is hij niet te beroerd zijn jaloezie te tonen. Wanneer iemand anders op een tentoonstelling alle kunst lijkt te begrijpen door driftig in een aantekenboekje te schrijven, terwijl Wieringa zelf blanco rondloopt, slaat zijn nieuwsgierigheid om in agressie. Ook zijn woede over het verlies van zijn jeugd schemert door alles heen (‘Ik haat de rustverstoorders omdat ze mooi en jong zijn en nog niet bij iedere sigaret die ze opsteken aan kanker denken’), want daar ‘komt al het andere ongeluk uit voort, met schoonheid en kracht vloeien onze kansen weg’. Geen wonder dus dat de veertiger Wieringa (opeens moeten we zijn leeftijd checken) opvallend geïnteresseerd is in vrouwelijk schoon, dat hij vervolgens als getrouwde man met twee dochters heel hoffelijk laat passeren. Hij kijkt. En vangt de dames met sierlijke woorden voor de lezer.

Slingers van taal

Aan de Italiaanse vrouw die Wieringa wegjaagt, legt hij net uit dat romantiek in de literatuur een onaanvaardbaar gebrek aan precisie verraadt en dus vaak een zwakte is. En dat hij daarom kiest voor zakelijkheid. En ja, hij heeft een paar glazen dieppaarse Sardijnse Cannonau-wijn op. De lezer grinnikt, want die weet dat Wieringa althans in deze verhalen juist uiterst romantisch is. Maar romantiek kan ook scherp zijn, zo laat Wieringa zien. Zijn zinnen zijn aards, poëtisch, uitdagend, sensueel en chique. Een bijzondere combinatie, zowel dat grommen uit de rulle aarde als het etherische zweven. Hij maakt lianen van taal die hij rond de benen van de lezer slingert. Zelfs een zin over een stad is verleidelijk door een wijs besef van kleinheid: ‘De metropool, die korf met zijn oorverdovende gezoem en miljoenen zenuwachtig trillende mensenlevens’.

Mysterie

Natuurlijk schrijft Wieringa ook over gewone zaken in deze prettig korte verhalen; over kunst, tombes en bouwsels die hij bezoekt, of schrijvers die hij ontmoet. Of over stompzinnigheid (die vaak zo’n grote bek heeft). Ook heeft hij het over zijn afgezonderde vrienden, Joost Conijn met zijn zelfgebouwde vliegtuig en Jaap Scholten met zijn geheime landgoed twee uur rijden vanaf Boedapest. 

Overal tintelt er wel iets, zuigt Wieringa de verhalen op. Hij is op zoek naar de innerlijke drang van zijn medemens. En komt er dan achter dat het mysterie misschien wel is dat er geen mysterie is. ‘Er is alleen verbeelding, toewijding en tijd.’ Dat levert een bouillabaisse van stukken op, waarin je zijn verschillende romans voelt doorschemeren. En toch vormen ze een geheel door de zwoele stijl, door de ‘ik’ die Wieringa is. De meest indrukwekkende zijn die waarin Wieringa dichtbij de ontheemding komt, en daarbij zichzelf met zijn bevoorrechte meningen niet uitvlakt. Een verminkte soldaat uit Irak, met wie hij de discussie beter niet aangaat. Daar toont hij zijn grootsheid. Want nooit zul je vrede met jezelf vinden. Nooit.

Fleur Speet is literair recensent. Ze schrijft onder meer voor De Morgen.

pro-mbooks1 : athenaeum