Augustinus' Vier evangelisten, één evangelie, vertaling S. v.d. Meijs, L. Wenneker, T. Herthogh

18 december 2011
| | | | | | |

Waarom heeft Jezus niet zelf een evangelie geschreven? En als die taak aan zijn leerlingen en volgelingen moest worden toevertrouwd, waarom zijn er dan vier evangeliën opgenomen in het Nieuwe Testament? Waarom niet één? En waarom niet meer dan vier? Wat te doen wanneer iemand opmerkt dat twee evangelieteksten niet met elkaar overeenstemmen? Het erbij laten? Of een verklaring zoeken? Het eerste doet het gezag van het evangelie geen goed. Kritische gelovigen voelen zich teleurgesteld. Buitenstaanders van geloof en kerk speelt het juist in de kaart. Rond het jaar 400 kiest Augustinus (354-430) voor het tweede: hij gaat op zoek naar verklaringen. Sander van der Meijs, Leo Wenneker en Ton Herthogh vertaalden Vier evangelisten, één evangelie en lichtten er een vertaalprobleem voor ons uit.

Het vertalen van Augustinus is een zoektocht naar wat hij heeft bedoeld, naar de betekenis van zijn teksten en vervolgens naar Nederlandse zinnen die klinken als een klok en tegelijkertijd recht doen aan wat de kerkvader geschreven heeft. Als vertaler moet je je daarbij soms vrijheden permitteren, omdat het Nederlands iets anders van je verlangt dan het Latijn kan bieden. Maar dat Augustinus die vrijheid direct ook weer kan beknotten met zijn compacte en betekenisvolle taalgebruik, wordt mooi geïllustreerd door een probleem dat we bij het vertalen van dit boek tegenkwamen.

Augustinus tegen de inconsistentie

Het eerste deel van het probleem kwamen we nietsvermoedend tegen, toen we een passage vertaalden waarin Augustinus het heeft over de gewoonte in de Bijbel om over het geheel te spreken terwijl een gedeelte wordt bedoeld. Zoals steeds in dit boek wijst Augustinus daarin op een geval van schijnbare tegenspraak in de evangeliën. Bij alle evangelisten staat beschreven dat Jezus op vrijdagmiddag is gestorven en op zondagochtend alweer opstond, waardoor er maar net iets meer dan een dag zit tussen sterven en wederopstanding. Maar er staat ook dat er drie dagen verliepen tussen de dood en zijn verrijzenis.

In Vier evangelisten, één evangelie (De consensu euangelistarum) wil Augustinus juist laten zien dat dit soort schijnbare tegenspraken makkelijk zijn op te lossen als je vertrouwen hebt in het woord van God. Hij drukt ons bij dit probleem dan ook op het hart dat het alleen maar inconsistent lijkt door het taalgebruik in de Bijbel, waarbij er van een hele dag wordt gesproken terwijl het slechts gaat om een klein gedeelte van die dag.

Nam et ipsum triduum, quo Dominus mortuus est et resurrexit, nisi isto loquendi modo, quo a parte totum dici solet, recte intelligi non potest. 
Zo is het ook met de drie dagen die verliepen tussen de dood en de verrijzenis van de Heer: die kun je alleen maar goed begrijpen als je uitgaat van de gangbare manier van spreken in ronde getallen.

Zo hadden we het in de werkvertaling opgelost, maar in het Latijn bleek er niets te staan over ‘ronde getallen’. Er werd zelfs expliciet gesproken over het deel en het geheel, dus besloten we om die woorden terug te brengen in de vertaling.

Het geheel en het gedeelte, telkens weer

Na lang overleggen vonden we een oplossing: ‘Zo is het ook met de drie dagen die verliepen tussen de dood en de verrijzenis van de Heer: die kun je alleen maar goed begrijpen als je rekening houdt met de gangbare manier van spreken, waarbij het geheel wordt genoemd terwijl het slechts om een gedeelte gaat.’ Dat is een Nederlandse zin die alle elementen van de Latijnse bevat en toch redelijk loopt. Bovendien is het nu voor de lezer duidelijk wat er wordt bedoeld.

Op dat moment waren we tevreden, al hadden we de volgorde omgedraaid waarin deel en geheel worden genoemd. In het Latijn staat het namelijk heel beknopt zo: ‘vanuit het deel het geheel’. Maar het omdraaien van de volgorde is een concessie die het Nederlands regelmatig van ons vraagt, dus daar maakten we ons geen zorgen over. Die zorgen kwamen pas toen we verder gingen naar de volgende alinea’s, waar nog meer van zulke zinnen op ons wachtten, met precies dezelfde Latijnse vorm. Het was ons direct duidelijk dat we ze in het Nederlands eveneens uniform moesten maken. Gelukkig gingen ze over hetzelfde onderwerp, dus met wat volharding kwamen we daar goed uit.

We rondden het hoofdstuk af en toen kwam, na al die noeste arbeid, het plezierige gedeelte. Als we een gedeelte hebben geklaard, dan lezen we het aan elkaar voor om zo te laten horen hoe het in zijn geheel klinkt. Bovendien kunnen we bij het lezen wat meer afstand houden, waardoor we er de laatste kleine foutjes kunnen uithalen. Over het algemeen zijn die snel verbeterd en kunnen we opgewekt naar huis.

Overtuigingskracht omzetten in het Nederlands

Zo niet deze keer. Deze keer werden de problemen groter. In het gedeelte dat we de vorige keer hadden vertaald bleek namelijk een zin te staan die ons direct sterk deed denken aan de zinnen die we intussen zo goed hadden leren kennen, al stond er iets heel anders:

Et usitatus loquendi modus diuinae Scripturae est, a parte totum significare.
En dan moeten we ook nog rekening houden met het gangbare spraakgebruik in de Heilige Schrift om met het deel het geheel aan te duiden.

Die vertaling had er in de werkvertaling gestaan, zo was het blijven staan en zo stond het er nog. Eén blik in het Latijn vertelde ons dat deze zin weer precies dezelfde vorm had, ‘vanuit het deel het geheel’, en dus was er geen ontkomen aan: ook deze zin moest in het uniform.

Alleen paste hij absoluut niet in het maatpak dat we voor de andere zinnen in elkaar hadden gezet, aangezien de zin deze keer iets anders betekende. Deze keer ging het niet over een deel van de dag dat als een hele dag werd voorgesteld, maar juist om een hele dag die als een deel daarvan werd afgeschilderd. Een van de apostelen had namelijk het woord ‘avond’ laten vallen, terwijl hij daarmee volgens Augustinus duidelijk de hele nacht bedoelde. Toch wees Augustinus hier op precies hetzelfde principe als verderop.

Nu was Augustinus een volleerd retoricus. Hij wist best dat die twee zinnen verschillende betekenissen hadden. Hij gaf ze alleen dezelfde vorm om ze hetzelfde te laten schijnen, zodat ze naar elkaar konden verwijzen en elkaar dus versterken. Zo won zijn betoog aan overtuigingskracht. Daarom was het onze taak als vertalers om die versterking ook in het Nederlands aan te brengen. En dat was een behoorlijke moeilijkheid, want in het Latijn van Augustinus vallen de zinnen misschien onder precies dezelfde noemer, maar in het Nederlands moet het verschil toch duidelijk worden.

Noemen en aanduiden

Ons enig houvast was dat er bij de eerste zin ‘significare’ stond, en bij de tweede ‘dicere’. Het eerste betekent zoveel als ‘aanduiden’, het tweede is ‘noemen’ of ‘zeggen’. Bovendien beten we ons erin vast dat de twee varianten in de tekst, het deel voor het geheel en het geheel voor het deel, als gelijken worden beschouwd. De vorm moesten we dus behouden, om de twee zinnen vervolgens met subtiele verschillen toch iets anders te laten betekenen.

Na wederom lang wikken en wegen, passen en meten hebben we de eerste zin opnieuw ongewijzigd gelaten, ‘met het deel het geheel aanduiden’, en daar hebben we de tweede variant op aangepast: ‘voor het deel het geheel noemen’.

Het eerste wat aan deze vertaling opvalt is dat het Nederlands ineens heel dicht bij het Latijn blijft. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de eerste de beste gymnasiast direct op deze vertaling was uitgekomen. Daar zitten wij als geoefende vertalers dan een hele dag op te zwoegen.

Maar die constatering gaat voorbij aan de essentie van het vertalen. Met veilig dicht bij de oorspronkelijke tekst blijven krijg je geen goed lopende Nederlandse tekst. Als vertalers moeten we ook de Nederlandse tekst laten spreken, dus moeten we er een Nederlandse draai aan geven. Dat hebben we het hele boek door proberen te doen. Alleen in dit geval floot Augustinus ons terug in het keurige gelid van zijn Latijn.

Voor het vertalen vormden classici Leo Wenneker en Ton Hertogh een team samen met neerlandicus Sander van der Meijs. Leo en Ton maakten de werkvertaling, waarna Sander erbij kwam om samen de definitieve tekst te bepalen.

Leo Wenneker (1934) is priester van het bisdom Haarlem-Amsterdam. Hij studeerde klassieke taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en was jarenlang docent aan het kleinseminarie, later College Hageveld in Heemstede. In 2000 publiceerde hij een vertaling van Augustinus' commentaar op de bergrede in Het huis op de rots.

Sander van der Meijs (1968) studeerde moderne Nederlandse letterkunde in Utrecht. Vanaf 1998 werkte hij mee aan verschillende vertaalprojecten van het Augustijns Instituut. Momenteel werkt hij als redactiechef van Webwereld.nl.

Ton Hertogh (1935) studeerde klassieke taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Gedurende twintig jaar was hij als docent werkzaam in het voortgezet onderwijs, onder meer in Noordwijkerhout, Breda en Nieuwegein. Daarna was hij studieadviseur aan de toenmalige Katholieke theologische Universiteit te Utrecht. Ten slotte adviseerde hij de bisschop van Rotterdam nog tien jaar bij pastorale benoemingen in het bisdom.

pro-mbooks1 : athenaeum