Leesfragment: Doorgang

25 oktober 2015 , door David Mitchell
|

28 oktober verschijnt Doorgang, de roman van David Mitchell (Slade House, vertaald door Harm Damsma). Wij publiceren voor.

Een korte David Mitchell die minstens zo sterk en geestig is als zijn grote romans. Het geheimzinnige huis waar het in Doorgang om draait, bestaat maar eens in de negen jaar. En elke keer verdwijnen haar bezoekers en met hen de toegang tot het huis. Vijf keer voert Mitchell je mee en vijf keer trap je weer in Mitchells verleidelijke en bonte mix van horror, fantasie en werkelijkheid, ironie en bovennatuurlijke streken. Doorgang zit zo slim in elkaar en is zo verrassend geloofwaardig dat je je alleen maar kunt overgeven. Het boek om mee weg te kruipen op een donkere en stormachtige nacht. 

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Tijdmeters en De onverhoorde gebeden van Jacob Zoet. Ook bespraken we Tijdmeters. Lees de recensie op Athenaeum.nl.

 

Op Westwood Road hadden alle auto’s hun lichten en ruitenwissers aan, en sloegen de regendruppels me in de nek en op mijn nog net niet kale plek. Mijn bezoekje aan Chloe Chetwynd was niet bepaald volgens standaardprotocol verlopen, moest ik toegeven. Ik had me in de kaart laten kijken en aan het eind hadden we zelfs zo’n beetje zitten flirten, en Trevor Doolan zou allesbehalve te spreken zijn geweest over de manier waarop ik Fred Pink ter sprake had gebracht, als hij dat gehoord had. Maar soms tref je een vrouw die dat bij je losmaakt. Ik hoefde me geen zorgen te maken, Chloe Chet- wynd zou haar mond niet voorbijpraten, dat wist ik zeker. Julie was een kletskous, driest van buiten en emotionele dril van binnen, maar Chloe was het tegenovergestelde. Chloe had een beschadigde bolster, maar een onverwoestbare pit. Toen ze aan het eind glimlachte, althans half glimlachte… Alsof het licht weer aangaat na een stroomstoring en je denkt: Halleluja! En zoals we daar een sigaretje zaten te roken… alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Tuurlijk, Chloe Chetwynd zit goed in de slappe was en haar huis is een fortuin waard, terwijl ik geen nagel heb om mijn kont te krabben, maar zij moet het nu in haar leven doen met spinnen, muizen en de herinneringen aan een zieke man. Ik mag dan in bepaalde opzichten een idioot zijn, wat vrouwen betreft heb ik meer ervaring dan de meeste mannen. Ik heb met tweeëntwintig vrouwen geslapen, van Angie Pike, de Ouwe Fiets uit Sheerness, tot en met de verveelde echtgenote van een effectenmakelaar uit Surrey die op handboeien geilde van vorige maand, en ik wist zeker dat Chloe Chetwynd net zo aan mij zat te denken als ik aan haar. En terwijl ik naar mijn wagen terugliep, voelde ik me fit en slank sterk en goed en had er alle vertrouwen in dat dit niet het einde was.

Goedenavond, dames en heren, het is zaterdag 29 oktober, en dit zijn de hoofdpunten van het nieuws. Eerder op de dag heeft de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George Schultz tijdens een persconferentie in het Witte Huis aangekondigd dat de Amerikaanse ambassade in Moskou geheel opnieuw zal worden ingericht, nadat aan het licht was gekomen dat er afluisterapparatuur in de muren was aangebracht. President Reagan liet weten…’ Dat kan toch niemand ook maar ene moer schelen? Ik zet de radio uit, stap uit en sluit de wagen af. Ik sta op precies dezelfde plek als een week geleden, vlak voor The Fox and Hounds. Wat een klotedag. Vanochtend viel een of andere opgefokte zuipschuit, net op het moment dat ik langskwam, de dienstdoende brigadier achter de balie aan, en we hadden vier man nodig om hem naar een cel te slepen, waar de stomme klootzak een uur later doodging. Natuurlijk zullen we in het toxicologisch rapport uiteindelijk van schuld worden vrijgepleit, maar we zitten de laatste tijd toch al in het beklaagdenbankje dankzij de Malik Enquête, waarvan de uiteindelijke bevindingen, ontdekten we vanmiddag onder het eten, godverdomme naar The Guardian zijn gelekt. Dus storm op til, windkracht tien. Doolan zei dat hij zijn best zou doen me zo veel mogelijk uit de wind te houden. ‘Zijn best zou doen’? Hoe slap wil je het hebben? Om de zaak nog wat extra te laten schuren kreeg ik voordat ik naar mijn werk ging nog een laatste verzoek om betaling van het verzorgingstehuis van mijn vader, samen met een állerlaatste laatste betalingsverzoek van het creditcardbedrijf. Ik moet maandag regelen dat ik nog wat langer rood kan staan, althans kijken of me dat lukt. Het enige zonnestraaltje in deze overdagse nachtmerrie was het feit dat Chloe Chetwynd me vanmiddag belde. In het begin klonk ze zenuwachtig, maar ik vertelde haar dat ik sinds afgelopen zaterdag nog vaak aan haar had gedacht. Ze zei dat ze ook aan mij had gedacht, waarop ten minste twee van mijn organen spontaan reageerden met Yes! Dus nadat ik het bureau had verlaten liet ik eerst voor twintig pop mijn haar knippen in zo’n nichterige kapsalon, om vervolgens hierheen te rijden via de Texaco, waar ze chrysanten en condooms verkopen. Je kunt maar het beste op alles voorbereid zijn, toch? Ik snel over het trottoir terwijl ik ‘When You Wish Upon a Star’ fluit, en ga eerst opzij voor een jogger in een zwart-met-fluorescerend-oranje sportkloffie, en daarna voor een vent van mijn leeftijd achter een wandelwagentje. De snotaap in het karretje schreeuwt moord en brand en het gezicht van de vent zegt zoveel als: Waarom heb ik in godsherenaam mijn kwakje in een ovulerend vrouwmens geschoten? Tja, berouw komt na de zonde, vriend.
Deze keer is er aan het begin van Slade Alley geen spoor te bekennen van de parkeerwachter. Ik loop het steegje in tot aan de hoek, ga naar links, loop nog een meter of twintig, en daar is ie weer: het zwarte ijzeren poortje. Ik geef er een flinke duw tegen, maar deze keer zit het potdicht. Het rammelt niet, het gaat niet open, het doet helemaal niks. Het heeft nieuwe deurposten, in gegoten beton, met onderaan spiksplinternieuw metselwerk. Vakwerk. Je kunt er geen koevoet tussen krijgen. Net als ik verderloop, de kant van Cranbury Avenue op, om te kijken of ik de hoofdingang van Slade House kan vinden, hoor ik achter me een klik en een bons. En daar is ze: ze komt door de deuropening op kabouterformaat naar buiten gestapt. ‘Goedenavond, rechercheur.’ Ze draagt een soort Aztekenponcho over een nauwsluitende zwarte spijkerbroek en houdt iets tegen haar borsten gedrukt. Ik loop terug, kijk beter en zie dat het een rossig katje is. ‘Kijk nou ’s,’ zeg ik. ‘Wat hebben we hier?’
‘Mag ik je voorstellen: Bergerac. Bergerac, dit is Gordon.’
‘“Bergerac”? Naar Jim Bergerac, die detective uit de tv-serie?’
‘Doe nou maar niet alsof je het niet kunt geloven. Jij zei dat ik een kat moest nemen, dus het leek me wel passend. Hij is te schattig om Columbo te heten, hij heeft te veel haar om Kojak te heten, en het is een kater, dus Cagney of Lacey gaat ook niet, daarom heb ik voor Bergerac gekozen. Is hij niet om op te vreten?’
Ik kijk naar het harige propje. Ik kijk naar Chloes ogen. ‘Absoluut.’
‘En wat zeg je van mijn nieuwe, verbeterde poortje, Gordon? Houdt het onwelkome bezoekers tegen, denk je?’
‘Jazeker. Tenzij ze op kniehoogte met antitankraketten aankomen. Van nu af aan kun je op twee oren slapen.’
Er hangt een klein zilveren schelpje aan een zwart koordje om Chloe Chetwynds hals. ‘Hoor eens, ik vind het zo aardig van je dat je langs wou komen. Toen ik had opgehangen schoot ik helemaal in de zenuwen vanwege het verspillen van politietijd.’
‘Dit is geen politietijd. Dit is mijn eigen tijd. En daar mag ik mee doen wat ik zelf wil.’
Chloe Chetwynd drukt Bergerac tegen haar zachte keel. Ik ruik lavendel en rook, en ik krijg dat onalledaagse gevoel dat je krijgt als alles ineens mogelijk lijkt. Zij was ook naar de kapper geweest. ‘Zou je in dát geval, Gordon, als het niet te veel gevraagd is, het poortje ook aan de tuinkant willen inspecteren? Gewoon om te zien of mijn ultramoderne driedubbele inlaatslot aan de industriële normen voldoet…’

Chloe zet het nog nasputterende vlees op de keukentafel. Ik snuif de geuren op, en mijn hoofd vult zich met de verrukkelijke, pittige, vettige geur van dooie koe. De tafel is oud en massief, net als de keuken. Julie bekeek destijds met begerige ogen de foto’s van dit soort keukens in dat blad waar zij op geabonneerd was, Country Living. Eikenhouten balken, terracotta tegels, weggewerkte sfeer- verlichting, uitzicht op de aflopende tuin, luxe jaloezieën, een Welsh dressoir met daarop een verzameling theepotten, een pan zo groot dat je er een klein kind in zou kunnen braden, een Zweedse, roestvrijstalen koelkast met diepvriezer van het formaat dat je altijd in Amerikaanse films ziet, en een ingebouwde vaatwasmachine. Er is ook een schouw met een grote koperen kap. ‘Snij jij het vlees voor?’ zegt Chloe. ‘Dat is mannenwerk.’
Ik ga aan de slag met het mes. ‘Dit vlees ruikt verrukkelijk.’
Ze komt met de geroerbakte groente. ‘Recept van mijn moeder: rode wijn, rozemarijn, munt, nootmuskaat, kaneel en soja, plus een paar geheime ingrediënten die ik niet kan verklappen, anders zou ik je dood moeten schieten.’ Chloe tilt het deksel op: pastinaak, piepers, worteltjes en blokjes pompoen. ‘Gekruid rundvlees vraagt om een wijn met wat pit. Wat zou je zeggen van een pikante droge rioja?’ Ik trek een gezicht van Als jij het zegt zal het wel goed wezen.
‘Dan wordt het rioja. Ik weet vríjwel zeker dat ik nog een Tempranillo ’81 heb liggen.’ Wanneer Julie het over wijn had, klonk ze als een ongediplomeerde schoonheidsspecialiste die een wijnkenner nadoet, wat ze ook was. Chloe klinkt alsof ze een zakelijke mededeling doet. Als ze terugkomt geeft ze mij de fles en een kurkentrekker. Glimmen er spotlichtjes in haar ogen? Ik schroef het gedraaide gedeelte in de kurk en denk profane gedachten tot de kurk ‘Plop!’ zegt. ‘Ik hou zo van dat geluid,’ zegt Chloe. ‘Jij niet? Wijnproleten zeggen dat je zo’n zware rode wijn eerst een kwartiertje moet laten ademen, maar ik vind dat het leven daarvoor te kort is. Hier, neem deze glazen maar…’ De kristallen voeten glijden zingend over het hout. ‘Schenk maar in, Jeeves.’ Ik gehoorzaam. De wijn zegt gloe-gloe-gloegloegloegloegloe.

De tiramisu is van grote schoonheid, en dat zeg ik ook. Chloe dept met haar servet een roomvlekje van haar lip. ‘Niet te zwaar, niet te zoet?’
‘Perfect! Zoals alles wat je me hebt voorgezet. Waar heb je de tijd vandaan gehaald om je als chef-kok te bekwamen?’
Zichtbaar ingenomen met het compliment neemt ze een slokje van haar wijn en dept de rode vlek weg met haar servet. ‘Vleier.’ ‘Vleier? Wat voor reden zou ik ook maar kúnnen hebben om jou te vleien? Geen enkele. Zo. Punt uit.’
Chloe schenkt koffie in uit een pot die de vorm heeft van een draak. ‘Volgende keer… Nou ja, ik bedoel, als je me ooit nog eens van mijn teveel aan eten wilt afhelpen, maak ik mijn wodkasorbet voor je. Deze keer had ik geen…’
Op dat moment roept vlak naast ons een meisje: ‘Jonah!
Luid en duidelijk. Maar er is hier geen meisje. Maar…
… toch hoorde ik haar. Vlak naast ons. Een meisje. Ze riep: ‘Jonah!
Bij de deur klinkt een klepperend geluid…
Ik spring overeind, mijn stoel glijdt weg, kantelt en valt om.
Het kattenluikje zwaait heen en weer. Het piept. Dan is het weer stil.
Dan hoor ik het meisje weer: ‘Jonah?’
Ik heb het me niet ingebeeld.
Opnieuw: ‘Joo-naaah!’
Ik sta in een vecht-of-vlucht-houding, maar Chloe kijkt niet geschrokken, ze kijkt ook niet alsof ik gek ben. Ze neemt me rustig en beheerst op. Ik sta te trillen op mijn benen. Ik vraag: ‘Hoorde je dat?’ Mijn stem klinkt lichtelijk opgefokt.
‘Ja.’ Ze lijkt in de eerste plaats opgelucht. ‘Ja, ik heb het gehoord.’ ‘Een meisje,’ zeg ik voor alle duidelijkheid. ‘Hier, in de keuken.’ Chloe sluit de ogen en knikt langzaam.
‘Maar… je zei dat jullie geen kinderen hadden.’
Chloe ademt in en ademt uit. ‘Ze zijn ook niet van mij.’
Lekker duidelijk. Geadopteerd? Onzichtbaar? ‘Wie zijn het?’
‘Zij heet Norah. Ze is het zusje van Jonah. Ze wonen hier.’
De haartjes op mijn armen gaan overeind staan. ‘Ik… Je… Wat?’ Chloe pakt een van mijn sigaretten. ‘Je hoort een stem. En er is hier niemand. Het is een heel oud huis. Wat concludeer je daaruit, agent?’
Ik krijg het woord ‘spook’ niet uit mijn strot, maar ik heb daar- net gehoord wat ik gehoord heb, te weten een meisje dat ‘Jonah!’ riep, terwijl er nergens een meisje te bekennen valt.
‘Die voetstappen die je vorige week zaterdag om het huis hoorde rennen,’ vervolgt Chloe. ‘Jij dacht dat het buurkinderen waren. Weet je nog?’
Ik ben steenkoud. Ik knik één keer.
‘Er wonen hiernaast geen kinderen, Gordon. Dat waren Norah en Jonah. Ik denk dat ze een tweeling zijn. Hier. Steek eens op. En ga zitten.’
Ik doe wat ze zegt, maar mijn hoofd tolt en mijn vingers stuntelen als ik mijn sigaret aansteek.
‘Ik merkte ze voor het eerst begin dit jaar, in januari. Eerst in de tuin, net als jij. En net als jij dacht ik dat het buurkinderen waren. Maar toen op een middag, toen Stuart uitgeteld lag te slapen na de chemo – op Valentijnsdag, om precies te zijn – stond ik op de trap toen ik op de overloop een meisje hoorde neuriën, in de buurt van het staande klok. Maar er was daar niemand. Toen hoorde ik een jongensstem vanuit de deuropening: “Norah, je eieren zijn klaar!” En het meisje zei: “Ik kom eraan. Eerst nog even de klok opwinden!” Ik dacht – of misschien hoopte ik het – dat het kinderen waren die op de een of andere manier stiekem binnen waren gekomen, bij wijze van lolletje, bij wijze van uitdaging, maar… ik stond erbij, op de trap, potdorie. Vlak bij die klok.’
Het is mij niet ontgaan dat Norah, het onzichtbare meisje, dezelfde naam heeft als Lady Grayer, maar wat dat eventueel betekent, of dat het stom, betekenisloos toeval is… wie zal het zeggen. ‘Heeft je man ze ook gehoord?’
Chloe schudt haar hoofd. ‘Geen enkele keer. Met Pasen liepen Norah en Jonah – de zogenaamde geesten – gewoon door de keuken, en hadden ze het over een paardje dat Blackjack heette, en Stuart zat op de plek waar jij nu zit. Hij keek zelfs niet op van zijn cryptogram. Ik vroeg: “Hoorde je dat?” en hij zei: “Wat?” “Die stemmen,” zei ik. Stuart keek me raar aan, met een bezorgde blik, dus deed ik maar net alsof ik dacht dat ik de radio boven aan had laten staan.’ Chloe steekt haar sigaret aan en staart naar het gloei- ende puntje. ‘Stuart was biochemicus en atheïst, hij geloofde niet in geesten. Een paar weken later hadden we hier een etentje, en net toen ik met de voorafjes kwam hoorde ik Jonah en Norah vlak bij me zingen: “Daar komt de bruid, ziet er niet uit”,’ en vervolgens keihard giechelen. Net zo luid als echte kinderen. Er zaten acht gasten om de tafel, maar geen van hen heeft ze gehoord.’
In de schouw knappert het haardvuur. Mijn speurdersbrein telext het woord ‘schizofrenie’. Maar ík heb de stem ook gehoord, en ik weet goddomme zeker dat ik nog nooit van gedeelde schizofrenie heb gehoord.
Chloe schenkt het laatste restje wijn in onze glazen. ‘Ik was als de dood dat ik bezig was door te draaien, daarom ben ik – zonder dat Stuart het wist – bij drie verschillende artsen langsgegaan, heb ik een hersenscan laten maken, de hele mikmak. Maar ze konden niets sinisters vinden. Ik verzorgde Stuart vierentwintig uur per dag, hij ging snel achteruit, reden waarom twee van de drie artsen het op stress hielden. Eentje zei dat de stemmen veroorzaakt werden door een onvervulde kinderwens. Naar hem ben ik niet meer teruggegaan.’
Ik neem een slokje wijn. Ik neem een trekje van mijn sigaret. ‘Dus behalve ik heeft niemand anders ze gehoord?’
‘Nee. Ik… kan je niet zeggen hoe opgelucht ik me vorige week zaterdag voelde toen ik merkte dat jij ze ook gehoord had. En hoeveel minder eenzaam. God, alleen al het feit dat ik het er gewoon over kan hebben, zonder bang te hoeven zijn dat jij denkt dat ik gestoord ben… Je hebt geen idee, Gordon.’
Blauwe ogen. Grijze ogen. ‘Vandaar de uitnodiging?’
Een schuchter lachje. ‘Het was niet de enige reden. Je hoeft je niet gebruikt te voelen.’
‘Dat voel ik me ook niet. Hé, Bergerac heeft ze ook gevoeld. Die nam de benen.’ Ik schenk mezelf koffie in uit de draakvormige pot. ‘Waarom blijf je hier wonen, Chloe? Waarom verkoop je de hele boel niet en verhuis je niet ergens anders heen, waar het minder… spookt?’
Chloe grimast zoals ze, heb ik gemerkt, altijd doet wanneer ze met een lastige vraag te maken krijgt. ‘Slade House is mijn thuis. Ik voel me hier veilig en… het is nu ook weer niet zo dat Norah en Jonah de hele tijd “Boeoeoeoe!” roepen, ectoplasma laten druipen, of enge boodschappen op de spiegels schrijven… Ik weet niet eens zeker of ze wel weten dat ik hier ben. Ja, ik hoor ze af en toe, om de paar dagen, maar ze gaan gewoon hun eigen gang.’ Chloe laat een lepeltje balanceren op een schoteltje. ‘Er is nog één andere stem, die ik Iejoor noem, omdat hij altijd zo negatief is, maar die heb ik maar een handjevol keren gehoord. Hij mompelt dingen als “Leugenaars zijn het” of “Maak dat je weg komt” of dingen die nergens op slaan, en ja, van hem ben ik wel een beetje bang, geloof ik, maar om nou te zeggen dat hij een poltergeist is, nee. Ik ga zeker niet uit Slade House weg om hem.’
Bergerac schuurt met zijn rug tegen mijn schenen. Ik had hem niet weer binnen zien komen. ‘Ik vind dat je uit steviger hout gesneden bent dan de meeste mensen, Chloe. Ik bedoel… jemig… geesten.’
Chloe zucht. ‘Sommige mensen houden boa constrictors, of tarantula’s. Die zijn toch zeker heel wat gekker, enger en riskanter dan mijn onschuldige huisgenoten? Ik weet niet eens zeker of het wel echte “geesten” zijn.’
Onschuldig in de zin van niet gevaarlijk, als ik het goed begrijp. ‘Maar als het geen geesten zijn, wat zijn het dan?’
‘Mijn theorie is dat het gewone kinderen zijn, die in hun eigen tijd leven, en hun eigen dingen doen, en die ik toevallig hoor. Alsof de telefoonlijnen van onze verschillende tijden elkaar kruisen. Alsof de muur tussen ons “heden” en dat van hen flinterdun is. Meer niet.’
In het grote raam ligt de weerspiegeling van een keuken met Chloe en mij over een in duisternis gehulde tuin. ‘Als ik ze niet met eigen oren gehoord had,’ zeg ik, ‘zou ik denken dat je te veel afleveringen van Tales of the Unexpected had gezien of zoiets. Maar… Ik heb ze wél gehoord. Heb je erover gedacht om uit te zoeken wie hier vroeger in Slade House hebben gewoond? Misschien dat je dan een tweeling zou tegenkomen die Norah en Jonah heette.’
Ze rolt haar servet op. ‘Ik heb erover gedacht, maar na het overlijden van Stuart heb ik me er niet toe kunnen zetten.’ Chloe trekt een verontschuldigend gezicht. Ik realiseer me dat ik haar wil zoe- nen.
Bergerac nestelt zich op mijn schoot. Hopelijk houdt hij zijn nagels ingetrokken. ‘De eigendomsgegevens in het stadsarchief gaan terug tot 1860,’ vertel ik. ‘Wij – van de politie, bedoel ik – moeten ze zo nu en dan raadplegen. Ik ken daar een behulpzame archivaris, Leon heet ie, die bepaalde zaken voor me nazoekt zonder al te veel vragen te stellen. Een groot huis als dit heeft sporen nagelaten in de plaatselijke geschiedenis, dat kan niet anders. Zal ik hem ’s vragen?’
‘Eerst iemand om het poortje in orde te maken, en nu die archivaris.’ Chloe lijkt onder de indruk. ‘Je bent een complete Gouden Gids. Ja, graag. Ik zou je heel dankbaar zijn.’
‘Laat het maar aan mij over.’ Ik aai Bergerac. Die begint te spin- nen.
Mijn gastvrouw herschikt haar haar. ‘Echt waar, Gordon. De meeste mannen zouden nu allang de deur uit gevlucht zijn.’
Ik blaas een rookwolk uit. ‘Ik ben niet de meeste mannen.’
Chloe en ik kijken elkaar langer aan dan normaal gesproken hoort. Ze pakt mijn dessertbordje en legt het op het hare. ‘Ik wíst dat het een verstandige zet was om jou te bellen.’
Ik wou dat ik iets ad remmers wist te zeggen dan: ‘Jij nog koffie?’ ‘Jeetje, nee. Anders slaap ik straks in geen uren.’
Precies, denk ik. ‘Laat mij dan de afwas doen.’
‘Daarvoor heeft God de vaatwasmachine geschapen, waarde vriend.’
Ik zie dat ze geen trouwring meer draagt. ‘Dan zit ik zonder werk.’
Blauwe ogen. Grijze ogen. ‘Niet per se.’

 

© David Mitchell 2015
© Nederlandse vertaling Harm Damsma / Nieuw Amsterdam Uitgevers 2015

Uitgeverij Nieuw Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum