Leesfragment: Een huurder

27 november 2015 , door David Vogel
| | | |

Wie ooit met bewondering de prachtige maar lugubere roman Huwelijksleven van de Weens-Hebreeuwse schrijver David Vogel (1891-1944) heeft gelezen, kreeg eerder dit jaar een unieke kans om in het Nederlands een tweede, zij het onvoltooid gebleven roman van dezelfde schrijver te leren kennen: Een Weense romance, vertaald door Kees Meiling. In een sensuele, suggestieve stijl neemt Vogel, die tussen 1912 en 1925 in Wenen woonde, ons opnieuw mee naar de grotestadsdynamiek en de erotische verlokkingen van de Oostenrijkse hoofdstad. Een nieuw vertaald verhaal, 'Een huurder', exclusief hier te lezen, levert een curieuze voetnoot op bij de roman. Ingeleid door maarten asscher.

N.B. Wij publiceerden eerder voor uit Een Weense romance. Lees het fragment op Athenaeum.nl. En Maarten Asscher betuigde al eerder zijn liefde voor het boek. Lees de recensie.

Teruggevonden

De Nederlandse vertaling van Een Weense romance is prachtig, maar wie wil weten hoe deze roman van Vogel zeventig jaar na de dood van de auteur zo plotseling tevoorschijn is gekomen, kan zijn toevlucht nemen tot de Engelse editie, in een fraaie gebonden editie als Viennese Romance (vertaald door Dalya Bilu) uitgegeven door de Australische uitgeverij Scribe Publications. In een uniforme, aan de Wiener Werkstätte herinnerende vormgeving, verschenen bij die uitgeverij eerder al edities van Married Life en Two Novellas (Facing the Sea en In the Sanatorium), zodat de liefhebber nu drie delen verzamelde fictie van deze fascinerende schrijver bij elkaar heeft.

De Engelstalige editie van Roman Viena-ie bevat om te beginnen een uitvoerig voorwoord van Lilach Nethanel, de literatuurwetenschapster die in 2012 in het Gnazim-archief in Tel Aviv de vijftien dichtbeschreven bladen vond, waarop de volledige 75.000 woorden tellende roman gekriebeld bleek te staan. En in een 'Note on the Text' aan het slot van de uitgave legt Nethanel samen met Youval Shimoni uit hoe zij tot de uiteindelijk gepubliceerde tekst is gekomen. Dat het hier niet slechts om een incompleet manuscript gaat, is direct duidelijk door het ontbreken van het slot, maar Vogel was ook met de rest van de tekst kennelijk nog volop bezig. De chaotische, door de loop van de twintigste-eeuwse geschiedenis herhaaldelijk doorkruiste levensloop van de auteur is daar alleszins debet aan.

In de moestuin begraven

Vogel begroef het nog titelloze manuscript van Een Weense romance tijdens de oorlogsjaren, samen met andere persoonlijke paperassen, inderhaast in de moestuin van het huis waar hij tijdelijk verbleef in Hauteville bij Lyon, voordat hij zich uit de voeten trachtte te maken voor de Gestapo. Tevergeefs, want hij werd spoedig gearresteerd en op 7 maart 1944 naar Auschwitz getransporteerd, waar hij enkele dagen na aankomst werd omgebracht. Na de oorlog werd de literaire nalatenschap van Vogel door een bevriende kunstschilder uit de moestuin opgegraven, en via omwegen belandde de hele onuitgezochte papierwinkel in Israël. Totdat Lilach Nethanel in 2012 eens goed keek wat er eigenlijk allemaal tussen zat.

Ondanks zijn incompleetheid en onvoltooidheid is Een Weense romance een sublieme evocatie van de sfeer, de geluiden, de geuren, de voorbijgangers, de cafés, de terrassen en bovenal de Freudiaanse en Schnitzleriaanse lusten die Wenen honderd jaar geleden kenmerkten. De driehoeksverhouding tussen hoofdpersoon Michael Rost, zijn hospita en haar dochter, die de intrige van Een Weense romance uitmaakt, gaat rechtstreeks terug op een soortgelijk erotisch avontuur dat de jonge David Vogel zogezegd aan den lijve meemaakte. In een uit 1925 daterende, in Wenen geschreven korte tekst legde Vogel dat avontuur in een nauwelijks gefictionaliseerde versie beknopt vast, ongetwijfeld met het plan in de vorm van fictie later nog meer te doen met het gegeven van een man die willoos de seksuele overmacht van een vrouw ondergaat, terwijl zijn verlangens eigenlijk uitgaan naar haar veel jongere dochter. Dat 'meer' groeide uit tot de onvoltooid gebleven roman Een Weense romance. De autobiografische tekst, die de vorm heeft van een ZKV avant la lettre, werd door Kees Meiling als volgt in het Nederlands vertaald, bij wijze van toegift op, of - voor wie Een Weense romance nog niet las - als 'voetnoot vooraf':

 

Een huurder

 

In het begin gebeurde het eigenlijk wel met zijn instemming, ze beviel hem in zeker opzicht, maar nu was hij inmiddels uitgeput en voelde weerzin voor het hele gebeuren. Maar hier was geen ruimte voor enige weigering. Wanneer hij soms, na het doven van het licht, op zijn bank bleef liggen met de bedoeling in slaap te dommelen - werd hij onmiddellijk doffe, stille stappen gewaar die voorzichtig naar hem toe kwamen en meteen daarop begon een gezwollen hand met korte, dikke vingertjes, een hand die hem maar al te bekend was, naar zijn hand te zoeken. Beile fluisterde dan met haar hete adem 'Kom, Mosjele, naar mijn bed!', ze nam hem dan bij zijn hand en voerde hem voorzichtig in het halfduister van de kamer, dat nog eens versterkt werd door de gesloten gordijnen, naar haar bed, dat al verwarmd was door het lichaam van de kleine Simke. Vervolgens drukte ze hem in haar verfomfaaide vleesplooien en nam hem dusdanig onder handen tot hij helemaal slap en krachteloos was. Hij had niet de kracht zich uit dit alles te bevrijden.

Tegen de ochtend, voordat de kinderen opstonden, zocht Silberschlag tastend zijn weg naar zijn eigen slaapplaats om nog wat te slapen.
Maar die ochtend, toen hij plotseling wakker werd door het geluid van onderdrukt gelach, zag hij onmiddellijk dat hij te laat was. Mosje Silberschlag deed zijn ogen halfopen en constateerde dat hij niet droomde. De petroleumlamp was aangestoken. Door de spleten van de gordijnen drongen geleidelijk blauwige, bijzonder kil lijkende streepjes ochtendlicht naar binnen. In het midden van de kamer stond Chaimke, een jongetje van zeven jaar, blootsvoets, terwijl hij in zijn ene hand een schoen met aangekoekte, wit uitgeslagen modder beethield, hij stond daar te fluisteren met zijn jongere zusje Simke, met wie hij die nacht op de kapotte bank naast het bed had geslapen.
'Silberschlag slaapt met mama!' lachte het kleine ventje sluw en wees naar het bed. 'Kijk, Simke, Silberschlag gaat met mama! Ik ga het tegen opa vertellen…!'
Opeens was het bed voor Silberschlag heel erg krap. Hij durfde geen vin te verroeren. Hij bleef liggen zoals hij daarvoor lag dicht tegen de muur, met halfgesloten ogen, en gaf zich over aan wat er in de kamer gebeurde met het gevoel van iemand die voor straf zweepslagen ging incasseren.
Intussen ontwaakte Beile, vatte in één oogopslag wat er gebeurde, kwam nijdig overeind en zat rechtop in bed. Haar kastanjebruine haren zaten verward en hingen in slierten over haar blote nek en schouders. Haar linker wang was platgedrukt en rood aangelopen. Haar grote borst kwam boven de rand van haar hemd uit als rijzend brooddeeg dat over de rand van de trog heen stulpt. Met een volleerd en rap handgebaar tilde ze de borst omhoog en stopte hem in haar hemd.
'Waarom laten jullie hem niet slapen, ellendelingen?!' begon Beile onmiddellijk te kijven. 'Ligt er in huis iemand die gevaarlijk ziek is en die beulen schreeuwen in het holst van de nacht…! Jij sliep als een blok hout'- Beile wees naar Chaimke - 'en ik moest de hele nacht in de kou staan en water koken voor Silberschlag, die zonder ophouden heeft gekotst en gekotst. Of vind je soms dat ik hem, die ligt te creperen, op de harde divan moet laten liggen, huh?! Waarom laat je een ziek mens niet rusten, Chaimke?! Vandaag nog zal ik met je leraar gaan praten! Kleed je snel aan en ga naar school! Heb je je boeken en schriften al gevonden, stuk ondeugd!'
Channake, een meisje van dertien jaar, kwam nu binnen vanuit de andere kamer waar ze de nacht had doorgebracht omdat de huurder niet in huis was. Het meisje droeg slechts haar korte onderjurk, haar schoenen waren niet gestrikt en de veters sleepten achter haar aan over de vloer. Aan haar roze, frisse gezichtje was duidelijk te zien dat ze lekker had geslapen.
'Weer Chaimke!' zette Channake de woorden van haar moeder kracht bij. 'Altijd hoor je alleen de stem van die dief! Pikdonker 's nachts - en dat schoelje haalt alweer het huis overhoop! Waarom laat je de zieke Silberschlag niet een beetje rusten?! Ik ga het aan opa vertellen en die zal je mores leren! Het is een godvergeten schande tegenover een vreemde! Ik heb je toch altijd gezegd, mama, dat er uit die dief niets goeds zal voortkomen!'
'Zo is het wel genoeg, Channake!' brak Beile haar af, die intussen weer in haar bed was gekropen en zich behaaglijk met het veren dekbed had bedekt; haar vingers kropen alweer heimelijk over het lichaam van Silberschlag en betastten zijn buik. 'Genoeg geschreeuwd! Zet de verwarmingsketel op, werk je ontbijt naar binnen en ga naar school!'
Silberschlag lag met gesloten ogen en verroerde zich niet. Hij begon vast te geloven dat hem dit alles in werkelijkheid 's nachts was overkomen. Hij had opeens een onaangenaam gevoel in zijn maag, een soort buitensporige leegheid als na een overmatig kotsen en hij dacht dat het beter zou zijn als hij nu ver hier vandaan zou liggen, in een werkelijk warm bed, zonder de vochtige, lillende vleesmassa naast hem, zonder die opgezwollen, korte vingertjes die zijn ledematen als walgelijke spinnen betastten.

Wenen, 1925

 

Copyright Nederlandse vertaling © 2014 Kees Meiling

Kees Meiling

Athenaeum - Polak & Van Gennep

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum