Leesfragment: Italië op het spoor

23 juni 2013 , door Tim Parks
|

28 juni verschijnt Italië op het spoor. In en uit de trein van Milaan naar Palermo, het nieuwste boek van Tim Parks, in een vertaling van Corine Kisling bij uitgeverij De Arbeiderspers. Wij publiceren voor!

'Dit land zien per trein betekent een cruciale vraag stellen: maakt Italië wel of geen deel uit van de moderne wereld?’ Aldus Tim Parks in Italië op het spoor. In zijn eerste Italië-boek in meer dan tien jaar schetst hij een loepzuiver beeld van het land. Of het nu om zijn forensenrit Verona-Milaan gaat of om incidentele reizen naar Napels, Sicilië of Rome, Parks zet zijn dertig jaar hilarische en gekmakende reisavonturen in om ons het ‘charmant-irritante dystopische paradijs’ dat Italië is te tonen. 

Een paar voorbeelden:  Een trajectkaart kopen vergt een machiavelliaans strategisch vermogen. De reden dat reizen extreem goedkoop is, is dat men bij familie woont, niet per se in de buurt van het werk. Milaan Centraal is een tempel waar de omroeper de eredienst zingt (en altijd komt pas na een eindeloze opsomming van klassen en faciliteiten de informatie waar het om draait: de bestemming). De onmogelijkheid van het invoeren van een stiltecoupé. Italië op het spoor is een hilarische pageturner en tegelijk een onthullend portret van een land in beweging.

De Britse schrijver Tim Parks (1954) woont al dertig jaar in Italië, tegenwoordig in Milaan. Italiaanse buren, Italiaanse opvoeding en Een seizoen met Hellas Verona werden zowel door pers als publiek zeer goed ontvangen. Bij De Arbeiderspers verschenen verder o.a. Leer ons stil te zitten (2010) en romans als Buiten bereik en De dienares.

Donderdag 27 juni, vanaf 20.30, is auteur Tim Parks te gast in het NRC-café voor een interview met Jasper Henderson over Italië op het spoor. 

 

06.50 uur. Buiten glijdt het landschap voorbij achter besmeurde ramen. Links ligt de pianura padan, een lint van lage fabrieken langs de spoorlijn, en daarachter uitgestrekte wijngaarden, boomgaarden, maïsvelden. Het is plat en saai, mistig in de winter, dampend in de zomer. De vervanging van de oude houten wijnstokken door streng geometrisch geplaatste, identieke betonpalen is deprimerend, evenals de enorme beschermende zwarte netten die nu over de kersengaarden liggen. Geen witte lentebloesems meer. Dit landschap ziet er koppig, industrieel en gerasterd uit, alsof de natuur zorgvuldig in bescheiden eenheden is opgedeeld om het geld tellen gemakkelijker te maken. We rijden door een van de rijkste gebieden van West-Europa.
Maar aan de rechterkant van de spoorlijn, het noorden, rijst het land op via de terrasheuvels van de Valpolicella naar de bergen van Trentino. Hier zien de wijngaarden er traditioneler uit, en op een heldere dag zijn er witte pieken zichtbaar langs de hele boog van de Alpen. Je kunt zelfs de wolfachtige naaldwouden zien, ver weg, de grijze stukken rots en de donkere, harshoudende dalen. Het is aangenaam om uit een boek op te kijken en de bergen te zien, je in te beelden dat je ze kunt ruiken. Ze geven een illusie van dramatiek, en voor iemand die is opgegroeid in Londen de verzekering dat thuis ver weg is.
Peschiera en Desenzano, de eerste twee haltes, liggen aan de zuidkust van het Gardameer. In Peschiera moet je uitstappen voor Gardaland, de Italiaanse versie van Disneyland. Het leuke provinciale station met zijn donkerbruine stucwerk en slordige bloemperken wordt bedorven door een reeks felgekleurde houten gevels die een straat in het Amerikaanse Wilde Westen imiteren, bewoond door stripfiguren. Gardaland, Bus navetta gratuito! zegt Yogi Bear. Gratis shuttlebus. Tijdens de zomervakantie zit de trein vol met pubers die hier het geld van hun ouders komen uitgeven. Deze ochtend staat er een politiewagen op het perron, alsof Paperone en Topolino, oftewel Dagobert Duck en Mickey Mouse een echt vuurgevecht hebben gehouden.
De trein dendert nu langs een lage richel en je kijkt uit over oude terracotta daken en het beton van hotels, pizzeria’s, en gelaterias tot aan het grote meer, lichtgrijs in het ochtendlicht, dat zich zo ver als je kunt zien naar het noorden uitstrekt, en dat wordt ingesloten door terrasheuvels, en daarna donkerdere bergen die aan beide zijden oprijzen en het water zwart maken. Een vissersboot laat een lang kielzog achter, maar lijkt stil te liggen. De oppervlakte ziet er erg stil en solide uit. Een stel rugzaktoeristen klimmen de trein in, ruziënd in het Duits. De Interregionali hebben nogal slinkse klapdeuren tussen de coupés: je weet nooit of je moet trekken of duwen, noch aan welke kant van de dubbele deur je dat moet doen. De rugzakken bakkeleien kort en vallen dan bijna over elkaar heen de coupé in.
Aan de linkerkant van de trein liggen de lage heuvels van Custoza, afgeronde morenehopen van slib en gruis, die naar beneden zijn gevoerd door de gletsjers toen het meer is gevormd. Hier voerde Victor Emmanuel II in 1866 zijn troepen aan tegen de Oostenrijkers en Hongaren, die ondanks de eenwording van Italië nog heer en meester waren van de Veneto. Oostenrijk had aangeboden het gebied te schenken in ruil voor Italiaanse neutraliteit in zijn oorlog met Duitsland, maar Victor Emmanuel vond dat hij het aan de eer van zijn oude familie en de nieuwe natie verplicht was om het gebied gewapenderhand te veroveren. Zijn leger van honderdtwintigduizend man werd verslagen door tachtigduizend Oostenrijkers. Veertienduizend mensen stierven. Hun schedels worden tentoongesteld in een ossuarium. Je kunt zien waar de kogels erdoorheen zijn gevlogen. De meesten waren nog zo jong dat ze prachtige tanden hadden.
Een belangrijk deel van dat victorieuze Oostenrijkse leger van 1866 bestond uit Italianen die de gedachte aan nationale eenheid niet bijzonder inspirerend vonden, en zelfs vandaag de dag kun je op de muren in Peschiera en Desenzano graffiti lezen als governo ladro, veneto libero. Met de governo ladro, de stelende overheid, wordt altijd de Romaanse bedoeld, nooit de lokale. En ook: je mag me een hond noemen, maar geen italiaan. bevrijd ons van die zuiderse troep. En ga zo maar door. Daardoor denken sommige toeristen en knappe buitenlandse journalisten dat er een serieuze separatistische beweging actief is. Maar dit is pure retoriek, een beetje zoals die slogan FastTicket. Mensen houden van het idee van een separatistische beweging, ze vinden het leuk Rome en het zuiden te haten, om vervolgens met Trenitalia naar hun werk te reizen in verre steden, of naar hun favoriete vakantiestrand in Apulië waar ze waarschijnlijk vrienden en kennissen hebben. Dat doet erg denken aan de manier waarop mensen het best vinden dat een paus tegen voorbehoedsmiddelen en abortus is, maar intussen gewoon doorgaan met hun verstandige, gecontroleerde seksleven. Een van de voornaamste kenmerken die je moet zien te doorgronden in alle aspecten van het Italiaanse leven, is dat deze natie geen problemen heeft met de afstand tussen ideaal en realiteit. Ze zijn de hypocrisie voorbij. Ze registreren gewoon geen tegenstelling tussen retoriek en gedrag. Het is een benijdenswaardige instelling.

De meeste mensen slapen in de trein, of zouden dat willen doen. Het is niet ongewoon om in te stappen en coupés aan te treffen die omgevormd zijn tot slaapzalen. Maar dat kan gevaarlijk zijn. Onlangs is de trein der levende doden twee keer de trein van de echte doden geworden. De eerste keer zat ik er goddank niet in. Het was hartje winter. Kort nadat de wagons zich in beweging hadden gezet, hing er een rookgeur. Er was brand ontstaan na kortsluiting. In de laatste coupé waren vier of vijf passagiers net genoeg wakker om op te staan en naar de voorkant van de trein te lopen. Niemand had een vrouw van een jaar of veertig gezien die vast in slaap was. Tegen de tijd dat de rook was opgetrokken was ze dood.
Zoals steeds bij een ongeval met fatale afloop in Italië, gingen de magistraten snel over tot de arrestatie van een mogelijke verantwoordelijke, in dit geval de arme capotreno die beweerde van een der ontsnapte passagiers gehoord te hebben dat de met rook gevulde en dus zeer gevaarlijke coupé geheel ontruimd was. Na een paar bange dagen in hechtenis werd hij vrijgelaten. In Italië wordt een strenge vertoning altijd gevolgd door coulantie en heel vaak door onverschilligheid. Het is moeilijk om in de cel terecht te komen vanwege een ongeluk, hoewel er velen kort opgesloten worden voor niets.
Het tweede fatale ongeval gebeurde op een ochtend dat ik in een afstudeercommissie moest zitten. Ik moest naar Milaan om daar achter een tafel te kruipen met zeven of acht andere professoren en naar studenten te luisteren die hun scriptie verdedigden. Net als de nullaosta is ook de afstudeercommissie een formaliteit. Bij mijn weten is er nog nooit een student gezakt. Het is ook uitermate saai: drie of vier uur lang kun je je verveling in je handen koesteren als een klein, poezelig diertje. Maar o wee als je afzegt voor zo’n commissie.Want als er meer dan één professor afwezig is en het vereiste quorum wordt niet gehaald, dan kan niemand zijn of haar diploma halen, en zullen er serieuze sancties volgen. Zo hangt het hele universitaire gebeuren uiteindelijk af van een lange ceremonie van collectieve verveling. Het is interessant dat het merendeel van mijn Italiaanse collega’s deze mening is toegedaan, en sommige nog veel feller dan ik, maar dat niemand vindt dat er iets aan de situatie gedaan zou moeten worden. Die commissies zijn net zo onvermijdelijk als pizza en de paus.
Toen op die afstudeerochtend de Interregionale een kwartier na het verlaten van Verona plotseling sidderend tot stilstand kwam, werd ik dus meteen nerveus. Vijf minuten werden er tien. We bevonden ons in open landschap net voor het dorp Sommacampagna. Het regende gestaag. Na misschien een halfuur meldden de luidsprekers: ‘I signori viaggiatori sono avvisati che il treno sarà fermo per un periodo indeterminato!’
Gestopt voor onbepaalde tijd! Hoe fataal klonken die woorden! Alsof de aarde was gestopt met draaien. Geen uitleg, geen suggestie wanneer de planeten hun verschillende banen weer zouden hervatten. Het bleef maar regenen. Ongerust belde ik een collega in Milaan, van wie ik hoopte dat hij vroeg uit z’n bed was. Ik bedacht dat als ik commissies begon te missen, het universiteitsbestuur mijn nullaosta volgend jaar weleens opnieuw in overweging zou kunnen nemen.
Een aantal passagiers in de coupé kregen intussen natte koppen van uit het raam te hangen in een poging te zien wat er aan de hand was. ‘Zelfmoord,’ besloot iemand deskundig. Hoe wist hij dat? Omdat er plotseling geremd was midden in het landschap. Omdat er geen treinen uit de andere richting waren gekomen. De spoorlijn was duidelijk afgezet in beide richtingen. Wat kon het anders zijn? ‘Dit stuk staat bekend om de zelfmoorden,’ vertelde hij ons.
Hij had gelijk. Om 06.50 uur had iemand zich zo ongelukkig gevoeld dat hij of zij onder de eerste trein van die regenachtige ochtend was gesprongen. Hopelijk geen student op weg naar zijn scriptieverdediging.
‘En voor ze de boel kunnen schoonmaken,’ vertelde onze deskundige medereiziger iedereen, ‘moet er een dokter bijkomen om de dood vast te stellen en een forensisch team om het gebeuren te fotograferen ingeval de machinist schuld treft.’
Hoe kon een machinist nu schuldig zijn als iemand zich voor de trein gooit?
Na misschien anderhalf uur zette de trein zich in een vreemde beweging; hij begon in een slakkengangetje achteruit te rijden en hield dat tien minuten vol voor hij een punt vond waar hij van spoorlijn kon wisselen. Daarna ging het weer vooruit en reden we voorzichtig door het station van Sommacampagna. Net achter het perron, op een met gras begroeid talud, zag ik een ambulanceteam een afgesneden been in een zwarte plastic zak stoppen. Andere mannen, in kostuum, stonden onder paraplu’s. Het merkwaardige was hoe weinig indruk dit op me maakte in vergelijking met het mentale plaatje van het slachtoffer dat zich op de rails gooit, van zijn gezonde lijf dat met de stalen wielen in aanraking komt. Of misschien haar lijf. Daar huiver ik van, misschien omdat je het jezelf ziet doen. Een paar dagen later kregen de spoorwegen er in de kranten van langs omdat ze de rekening voor het schoonmaken naar de familie hadden gestuurd. Ongetwijfeld door een pignolo die een onmogelijke bedrijfsbalans probeerde recht te trekken.

Om 07.40 uur stopt de trein in Brescia. Dit is Lombardije. Plotseling komt een man van middelbare leeftijd een paar stoelen verder tot leven. Hij springt op, gooit het raam open en leunt naar buiten, gebarend naar vrienden op het drukke perron. ‘Qua, qua. In fretta!’ Hier, hier. Snel! Hij houdt plaatsen voor hen vrij, een jas op de ene, een tas op de andere, een krant op de derde. Nauwelijks vijf minuten later is de trein stampvol, afgeladen. Mensen staan, duwen. Niemand kan zijn bagage kwijt. En wat nog erger is, iedereen praat. Iedereen lijkt elkaar te kennen.
Dit is iets wat ik in Engeland nog nooit heb gezien. Daar zijn de meeste passagiers in een pendeltrein in zichzelf gekeerd, lezen een krant of een boek, of proberen de dromen van een uur geleden voort te zetten. Er zit iets prettig melancholisch aan. Maar niet op de Interregionale naar Milaan. Deze doden zijn levend, wat het des te erger maakt. De reizigers zijn ofwel buren in Brescia of collega’s in Milaan. Ze vormen knooppunten van geanimeerde discussies door de hele coupé. Sommige knopen kennen andere knopen, en blijven hangen en verstrengelen. Studenten wisselen aantekeningen uit. Voetbal, politiek, en de beste manier om een aspergerisotto te bereiden worden druk besproken. Ik doe een stel gele sponzen oordopjes in.
Maar dat is niet genoeg. Een zestal mannen en vrouwen van een jaar of dertig staan om me heen. Er is er gewoonlijk eentje die het woord voert, de anderen beperken zich tot een bevestiging of ontkenning zo nu en dan. Wanneer het een gemengde groep is, is het altijd een man die het woord voert. ‘Juve heeft weer duidelijk een penalty ontlopen.’ Juve of Juventus is een van de vier grote voetbalteams – Juventus, Inter Milaan, AC Milaan en Rome – die onveranderlijk het kampioenschap winnen. ‘Heb je dat gezien? Una vergogna.’ Het is een kostuum dat spreekt, in de dertig, met een nasale stem, een geboend bankbediendegezicht, een oorringetje, een grijns, een knalrode das. Hij lacht voortdurend en maakt grapjes. De vrouwen wisselen een verdraagzame glimlach. Twee van hen staan gearmd, raken elkaar aan. Er is een vreemd collectief bewustzijn in die groepjes, iets heel fysieks. Ze houden van hun lichaam en ze houden van hun spulletjes, hun handtassen en laptops en mobieltjes en minirugzakjes. ‘Kijk eens wat ik heb gekocht. Kijk eens.’ Ze betasten de nieuwe spullen en raken de arm van hun vriendin aan.
‘Een mop,’ begint de rode das luidruchtig. ‘Luister. Dus Berlusca’s zoon vraagt zijn papà om raad hoe hij een meisje waar hij op geilt in bed moet krijgen, ja? En die ouwe Berlusca zegt: “Stefano, eerst koop je een diamanten ketting voor haar, va bene? Dan neem je haar mee naar een duur restaurant, je neemt een kamer in een vijfsterrenhotel, en zorgt ervoor dat er een fles eersteklas gekoelde champagne klaarstaat op het nachttafeltje. En dan heb je d’r. Dan kun je je gang gaan.” “Maar papà,” protesteert zijn zoon, “hoort liefde niet gratis te zijn? Ik wil haar niet het idee geven dat ik haar koop.” En wat zegt Silvio daarop?’ De man glimlacht breed voor de clou komt; hij is bijzonder met zichzelf ingenomen. ‘Wat zegt il buon Silvio? “Gratis liefde?” zegt hij. “Romantiek? Dat is gewoon iets wat die knieperts van communisten hebben uitgevonden om voor niets te kunnen neuken!” Om voor niets te kunnen neuken!’ De anderen giechelen en kreunen. Iemand herinnert zich iets wat een presentator van een talkshow de vorige avond heeft gezegd over de manier waarop scheidsrechters worden geselecteerd voor de Serie A-wedstrijden. Ik leg me erbij neer dat ik een uur gedwongen zal moeten luisteren, zij het gelukkig gedempt door de oordopjes.
Daartoe aangezet door god-weet-wat-voor hypergevoelige reiziger, had Trenitalia een tijdje geleden de mogelijkheid geopperd een ‘stiltecoupé’ te installeren voor hen die niet wilden praten. Maar alvorens door te gaan met dit revolutionaire project besloten ze een enquête onder de reizigers te houden. De kranten hadden sommige antwoorden gepubliceerd. Het meest fascinerend waren de mensen die het gewoon niet begrepen: ‘Als ik niet wil dat een man iets tegen me zegt,’ zegt een vrouw, ‘dan weet ik heus wel hoe ik hem dat duidelijk moet maken.’ ‘De mensen kunnen zelf wel uitmaken of ze willen praten of niet,’ zegt een student. Ze konden gewoon het idee niet bevatten dat sommigen van ons rustig willen zitten lezen en werken. ‘En wat als ik in de stiltecoupé zit en mijn telefoon gaat?’ vroeg iemand. Met deze eenvoudige observatie wist hij zeker dat hij de dwaasheid van het project had aangetoond. Er werd niets meer over gehoord.

 

Copyright © 2013 Tim Parks
Copyright Nederlandse vertaling © 2013 Corine Kisling / bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Utrecht
Copyright auteursportret © Ernie Enkelaar

Uitgeverij De Arbeiderspers

pro-mbooks1 : athenaeum