Leesfragment: Wit

15 april 2024 , door Sylvain Tesson
|

Nu in onze boekhandels: Sylvain Tessons nieuwe boek Wit (Blanc), vertaald door Eef Gratama. Henk Pröpper noemde het boek in de Volkskrant ‘op een uitdagende manier poëtisch, filosofisch, virulent in de afwijzing van het democratische gemodder en de (vermeende) aantasting van vrijheden’. Lees bij ons een fragment en bestel!

Tussen 2017 en 2020 trok Sylvain Tesson met berggids Daniel du Lac steeds aan het eind van de winter enkele weken op ski’s over alle bergtoppen van de Alpen, van Menton in het zuidwesten naar Triëst in het noordoosten. Telkens een etappe verder: in totaal een tocht van 1600 kilometer door de sneeuw met meer dan 60.000 hoogtemeters, een tot op heden nooit geboekstaafde (want ongekende) onderneming. Ondanks de kou en vermoeidheid die dagelijks getrotseerd moesten worden, bleek de tocht een fantastische innerlijke reis langs de rand van wat nog topografisch vastgelegd mag heten te midden van een egaal en ongerept panorama. Tesson op zijn best.



 

Voorwoord
Wat te doen?

Het had gesneeuwd. Dat vermoedden we al voordat we uit het raam keken. De hemel was verdwenen, de wereld was wit. We hadden de nacht in een berghut doorgebracht. Ik liggend naast de houtkachel, mijn vriend de gids Daniel du Lac de Fugères leunend tegen een stapel klimtouwen.
Ik kreeg zin om op te staan en de stilte in te gaan. Het Wit heeft zo zijn geheimen. Sneeuw legt de gedachten van de hemel aan de aarde op. Maar de kadaverkleurige mist beneemt je de lust om op verkenning te gaan. ’s Morgens vroeg heeft niemand zin om een kijkje te nemen in een lijkenhuis. Toch zou je slechts een tipje van de sluier hoeven op te lichten.
‘Du Lac,’ zei ik, ‘waarom wagen we ons niet in het Wit? Daar moet iets te vinden zijn.’
‘Wat te doen?’ had Lenin op zijn doodsbed gevraagd. De Russen vonden dat een mooie vraag. Later zouden ze die anders formuleren: ‘Wat hebben we gedaan?’
De geschiedenis had het ons aangetoond: er bestaat geen zonnige toekomst. De geografie daarentegen komt haar beloftes na. Die leert ons: leven is bewegen. Du Lac zei: ‘Laten we op ski’s de Alpen oversteken!’
Hij had het al bedacht: we zouden ’s winters vertrekken vanaf de Middellandse Zee, daar waar de bergen verdwijnen achter de kruinen van de palmen. En vandaar zouden we in noordoostelijke richting de kromming van de keten volgen tot aan Triëst, die onvoorstelbare stad aan de Adriatische Zee waar volgens de gangbare opvatting de Alpen eindigen. Onderweg zouden we zo dicht mogelijk bij de hoofdkam blijven. We zouden slapen in berghutten en bivakken. Het zou een expeditie worden tussen twee zeeën, maar dan op ski’s. Louter sneeuw! Honderden kilometers zouden we meter voor meter moeten overwinnen. Het klonk als dwangarbeid, maar het was een buitenkans: de definitie van geluk is dat je je ergens in kunt vastbijten.
Zodra je in de bergen bent, lost de tijd op, dijt de ruimte uit en verdwijnen je gedachten naar de achtergrond. In de sneeuw schakelt de schittering het bewustzijn uit. Het enige wat telt, is doorgaan. De inspanning doet alles vergeten – herinneringen en spijt, verlangens en berouw.
Maar wat zou ik bereiken met zo’n maandenlange tocht over de Alpenketen, wat zou ik hebben aan zo’n uitputtingsslag? Die ochtend wist ik het nog niet, maar wat we zouden gaan doen, was niet een massief doorkruisen, maar opgaan in een substantie. Mijn lang nagejaagde droom zou misschien uitkomen: van de reis een gebed maken.
Een jaar later stonden we op een maartse morgen met een paar ski’s in de hand op het strand van Menton, vlak bij de Italiaanse grens. Ik had Du Lac inmiddels het credo van Paul Morand geleerd: ‘Elders is een mooier woord dan morgen.’
‘Wat te doen?’ was voor ons geen vraag meer, want we wisten waar we heen gingen.

 

Dag 1: 8 maart
Van Menton naar Olivetta via de Col du Berceau, 13 kilometer en 1300 meter stijgen.

Achter ons stonden de gele huizen van Menton trapsgewijs tegen de bloeiende hellingen. We proefden het water op onze handen. Ik likte mijn wijsvinger af, want de zee is het zout van de aarde, maar Du Lac bromde: ‘We gaan, we horen hier niet.’ Ik wist ook wel een paar oneliners voor als je op stap ging. Van Rimbaud: ‘Ik ga een paard kopen en weg van hier.’ Van Montaigne: ‘Men moet altijd geschoeid zijn en klaarstaan om te vertrekken.’ Van mevrouw Despentes: ‘Opstaan en wegwezen.’ Van Gide: ‘Een van de belangrijkste regelen der kunst: niet talmen.’ En de mooiste, van Christus, in het evangelie volgens Mattheüs: ‘Kom en volg mij.’
Du Lac had zijn principes: nooit iemand iets vragen, nooit blijven plakken, je uit de voeten maken tot levenskunst verheffen. ‘Ga op pad, er is zoveel te zien!’ was ook zo’n uitspraak van hem.
Ons avontuur zou vier winters in beslag nemen, waarbij we drie weken tot een maand per jaar zouden skiën. Ter bestrijding van een wereldwijde longaandoening zouden de overheden weldra iedereen huisarrest geven. De vrijheid om te gaan en staan waar je wilde, zou een politiek ‘issue’ worden. Het zou niet meer zo makkelijk zijn om op te staan en weg te wezen. In Frankrijk moest je op een gegeven moment een zelf ingevulde verklaring laten zien om een paar viooltjes te kunnen plukken.
De trappen van Menton werden een weg, toen een pad, toen een karrenspoor. Rollende keien maakten een muziek die ik kende van het struinen door het kreupelhout. De kalkrots rook naar zonlicht. Zeedennen maakten plaats voor hun neven uit Aleppo, die gewend waren om te vechten (tegen de helling). Hoeveel bergpassen zouden er zijn tot aan de Adriatische Zee? Was het eigenlijk wel mogelijk om ze allemaal over te gaan?
Na 1300 meter stijgen bereikten we de Col du Berceau. Aan de andere kant, in het noorden, lag Italië. Het bospad was wit. Vijf uur eerder hadden we de zee achter ons gelaten en nu stonden we al in de sneeuw. Die was dit jaar tot heel laag gevallen. We zagen sporen van een Italiaanse eekhoorn. De tocht van de zee naar de bergen symboliseerde de amfibische inspanning van de soorten, die miljarden jaren geleden was begonnen.
Tussen braamstruiken, bouwvallen en bemuurde terrassen daalden we af naar het dorp Olivetta. Deze trits luidde de litanie van de wereld van gisteren in, toen de boeren hier systematisch het gebied bezetten. We sliepen in een herberg, waar Du Lac een fles grappa soldaat maakte. Ik dronk geen alcohol meer. Met weemoed zag ik mijn vriend aan en ik vertelde hem het Russische recept om in slaap te vallen:

Eén glas en je kan zonder slaapliedje!
Twee glazen en je kan zonder dekens!
Drie glazen en je kan zonder bed!

 

Copyright © 2022 Sylvain Tesson/ Éditions Gallimard
Copyright Nederlandse vertaling © 2023 Eef Gratama/ bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum