Leesfragment: Verzet

13 maart 2024 , door Chris Keulemans

15 maart verschijnt het nieuwe boek van Chris Keulemans, Verzet! Lees bij ons een fragment en reserveer je boek.

De Senegalees die twee broers verloor op weg naar Europa staat bieten te schillen in een Poolse gaarkeuken. De graatmagere Amerikaanse organiseert een vredesmars als het hele land oorlog wil. Samia van twaalf herinnert het Museumplein eraan dat we allemaal een hart hebben. In Tunis beweegt de massa zich als één ondeelbaar lichaam over de avenue. Net als in Minsk. In het dorp demonstreren dertig mensen in de motregen.

Chris Keulemans schrijft over de strijders, de denkers, de slachtoffers en de leiders die hij ontmoet. Overal ziet hij mensen in verzet komen. Het onrecht valt ze van alle kanten aan. Van een betere toekomst durven ze niet eens te dromen. Maar ze komen overeind. Eerst zelf. Dan met z’n allen. Grimmig, roekeloos protest. Gedoemd te mislukken. Onmogelijk te weerstaan.

  • ‘Met evenveel scherpte als mededogen schrijft Chris Keulemans over de strijdbaarheid van mensen in verdrukking. Zijn warmbloedige engagement spat van iedere zin en maakt zijn verhalen stuk voor stuk kwetsbaar en invoelbaar. Verzet herinnert ons eraan om niet op te geven. Een herinnering die we meer dan ooit kunnen gebruiken.’ — Daria Bukvic

 

Twee hoge nazi’s kijken vanaf het fort boven de stad uit over Sarajevo. In de diepte loopt de rivier tussen de rode daken van het eeuwenoude centrum door. Het is november 1944. Ergens in die stegen schuilt de geheimzinnige figuur die het verzet tegen de Duitse bezetter leidt.

- Hoelang bent u al op zoek naar Walter? - Een jaar. Meer dan een jaar, kolonel.
- En wat bent u tot nu toe over hem te weten gekomen?
- Niets.
- Dat kan ik me nauwelijks voorstellen.
- Kolonel, we hebben alles geprobeerd. We hebben meer dan honderd gevangenen verhoord. Maar over Walter zijn we niets wijzer geworden. Niemand weet wie hij is. Niemand, ik zweer het. Hij zou een spook kunnen zijn. Ik begin te betwijfelen of hij überhaupt bestaat.
- Ik geloof niet in spoken, luitenant. Walter bestaat. Hij moet hier zijn. Hier ergens.

Walter verdedigt Sarajevo is een Joegoslavische speelfilm uit 1972. Hele generaties kenden hem uit het hoofd. Het is een meesterwerk van schaduwen en dubbelspel, vol ernstige gezichten en poëtische wachtwoorden. De nazi’s worden bij elke stap dwarsgezeten, door apothekersassistenten, zilversmeden en klokkenmakers – gewone burgers, die met iedere fusillade vastberadener lijken te worden. Maar het meesterbrein, Walter, blijft een mysterie. In de winkels en huiskamers waar nieuwe acties worden beraamd, glijdt de camera over de gezichten en elk van hen zou het kunnen zijn.
Ook de Duitse kolonel moet zijn meerdere erkennen. In een bergpas explodeert de trein vol kerosine waar zijn tanks op staan te wachten. De Gestapo haalt hem op uit zijn kantoor in het fort. Een laatste keer loopt hij naar de reling en kijkt uit over de stad.

- Merkwaardig. Sinds ik in Sarajevo ben zoek ik Walter en vind hem niet. Nu, op het moment dat ik moet vertrekken, weet ik wie hij is.
- Weet u wie Walter is? Zeg me onmiddellijk zijn naam.
- Ik zal hem u aanwijzen.

Zijn hand wijst naar het panorama van de rode daken in de vallei.

- Ziet u deze stad? Dat is Walter.

 

Onveranderlijke wetten

BEELD

De nacht is eindelijk voorbij

Uit de schaduwen van het bos komt een man tevoorschijn. Hij strompelt de onverharde weg op. De weg is leeg.
Het is een uur of vier in de middag. Er hangt een waas voor de zon. De hemel is breed en laag en stil. Tussen het graan op de akkers wiegen de korenbloemen in de nazomerbries. Een handvol boerenhoeves staat in de aarde geplant. Het bos, loodrecht op de weg, is een groene muur. In de diepte erachter dringt geen licht door.

De bassist is naar buiten gelopen voor een sigaret. Zijn zwarte pak rafelt aan de mouwen. In zijn rug, vanuit de hooischuur waar een theaterzaaltje van is gemaakt, klinkt de omfloerste stem van zijn vrouw. Voor de dertig bezoekers van de zondagmiddagklezmer zingt ze haar lied over het uur dat de nacht eindelijk voorbij is en de zon opkomt voor een dag van nieuwe rampspoed. De bassist kent het tot in zijn botten.
Recht tegenover hem, achter een schamel hek, staart een bizon hem aan.
Het beest rust massief op zijn poten. Niets aan hem beweegt. Er steken twee kromme, puntige hoorns uit zijn humeurige kop.

De man uit het bos loopt mank. Hij knijpt zijn ogen dicht tegen de zon. Modderig trainingsjack, tenger lichaam. Zwart.
De bassist heeft nog nooit iemand uit het bos zien komen die hij niet kent. De boswachters en de boeren, dat is het. Hij biedt de man een sigaret aan. Die neemt hem verbouwereerd in ontvangst. Dan ziet hij de bizon. Hij maakt een sprongetje.
Ik was hier niet bij, maar ik ken ze intussen allebei goed. De zwarte man heet Omar, de bassist Felix.
De bizon zou door het hek heen kunnen banjeren alsof het er niet staat. Hij doet geen moeite en blijft misprijzend voor zich uit staren. De bassist neemt de zwarte man mee naar de muziekschuur. Zijn vrouw breekt haar lied af. Omar krijgt een jas om zich heen geslagen. Iemand reikt hem een kop thee aan. Een kom borsjtsj. Hij mompelt wat Frans, wat Russisch. Zijn ogen zwemmen. Hij staat op omvallen. Felix besluit hem naar het Landgoed te rijden, twintig kilometer verderop, waar ik net begonnen ben aan dit boek te werken.

De man van het woord ja

Het raam van de kamer waar ik logeer kijkt uit op het veldje waar Czesław Miłosz, twaalf jaar oud, speelde met de twee wolfshonden die het Landgoed bewaakten. Hij zou in 1980 de Nobelprijs voor Literatuur ontvangen. De honden werden afgemaakt in 1925, toen ze een baby hadden stukgebeten. Nu is Rumi de baas van het terrein, een teckel die hele dagen onverstoorbaar op het ronde perkje zit waar de oprijlaan omheen cirkelt.
Tot aan de oorlog voerden twee tantes van Miłosz hier het beheer: ruim 400 hectare bos, akkers en glooiende weilanden in het uiterste noordoosten van Polen. De hele rechterwand van deze donkerhouten kamer bestaat uit hun bibliotheek. Honderden boeken met harde, saai gekleurde kaften, vaak in het cyrillische schrift dat ik nog altijd niet kan ontcijferen, laat staan lezen. Als ik ’s nachts niet kan slapen hoef ik maar naar de boekenkast te kijken. In de kelder bevindt zich een grote keuken. Daar nam op een zomeravond in 1944 het gezin van de Duitse legerarts die het landhuis had geconfisqueerd, gezeten rond de eettafel, elk een theelepel cyanide.
Het landschap draagt de geschiedenis als een parasol zo licht. De voorouders van Miłosz kwamen hier in de zeventiende eeuw wonen. Machthebbers wisselden elkaar sneller af dan de seizoenen. Er zijn jaren geweest dat deze grensstreek bijna maandelijks in andere handen overging. En niet zachtzinnig. Maar de berken staan wit in de septemberzon. Het meertje rimpelt niet. Het riet steekt dromerig in de oever. Op de wandelpaden ligt een enkel blad. De stallen en schuren, omgebouwd tot kantoor en gastenverblijf, hebben rode dakpannen en frisgeschilderde muren. De velden golven traag op de donkere bossen af en over wat daar is gebeurd hebben we het later.

[…]

 

Copyright © 2024 Chris Keulemans

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum