Leesfragment: Londen

23 april 2024 , door Louis-Ferdinand Céline
|

30 april verschijnt Louis-Ferdinand Célines teruggevonden roman Londen (Londres), in de vertaling van Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre, met een voorwoord van Arnold Heumakers. Wij publiceren voor. Lees een fragment en reserveer je exemplaar!

Ferdinand, die in Oorlog de prostituee Angèle heeft leren kennen, is inmiddels met haar naar Londen gereisd, waar hij zijn intrek heeft genomen in het Leicester pension. Dat blijkt een centrum van intense sekshandel, dat gerund wordt door Cantaloup, een pooier uit Montpellier, samen met enkele andere kleurrijke personages, zoals de politieagent Bijou, en een voormalige bommenlegger, Borokrom. Met prostitutie, alcoholisme, illegale handel, geweld en allerlei andere onregelmatigheden wekt dit gezelschap met de dag meer argwaan.

Londen is het grote verhaal van de dubbele roeping van Céline: geneeskunde en schrijven. Of: hoe je zo dicht mogelijk bij de waarheid van de mens blijft als je ondergedompeld bent in de bedrieglijke klucht die het leven in oorlogstijd is.




 

I

1

De eerste tijd na onze aankomst in Londen zag ik haar nauwelijks Angèle. Als ze me de eerste maand een paar keer [kwam] groeten en ik haar neukte dan is het veel. Ze was te veel bezig zei ze om met haar Purcell te verhuizen naar een laan die ik nog niet kende richting Marble Arch in een mooie buurt zoiets als bij ons l’Étoile op de hoek van een park in de stijl van Monceau, het Hyde (Haide). Ik ging nooit die kant op, dat hadden we onderling zo afgesproken, om ze niet in de weg te lopen. Ik bleef dus in mijn deel van de stad, ik vroeg niemand wat, wou met rust gelaten worden. Van mij was geen gedoe te verwachten. Vandaar dat ze voor mij in Leicester Street een kamertje in een kosthuis had uitgekozen heel sjiek dat moet ik zeggen. Leicester dat is vooral de wijk van het makkelijke amusement, een buurt opzij van de brede straat om u een idee te geven, net om de hoek bij het Empire Theatre. In de tijd waarover ik het heb, speelden er revues met veel gehups in het Empire Theatre. Het was ook de tijd van de propaganda voor het slagveld. De Engelsman werd met alle middelen, van alle kanten gelokt om mee te doen, en de Engelsman die is hardhorend! Hij kreeg een en ander dus voorgeschoteld met muziek als een enorme, heel vaderlandslievende huwelijksreis, als een sloot getetter, en werd overdonderd met ritmisch hooggeheven dijen in een paradijs van hevig bloeiende elektrische bloemen. Ik vraag me af wat hij nog meer wou. Bij het 22ste pantsertroepen werd het heel simpel gehouden maar voor de gentleman deden ze moeite. Die was kieskeurig. Hij werd bewerkt met suggestie, met whisky, met sigaretten, met trots, met ruisende zijde, door hem af te matten. Ik zei niks, ik bewonderde, dat was mijn rol, maar daar zag ik het meer als kinderspelletjes. Toen ik geen uniform meer had om in rond te lopen, kwam hun ronselaar met zijn kokarde en zijn rottinkje vaak naar me toe om te peilen hoe ik me voelde. Hij gaf me een hoop eigenwaarde, zag me als een beginner. Hij had een vlotte babbel. Ik waggelde als een eend. Ik liet me gaan. In elk geval had ik nou wat te dromen. Als ik naar hem luisterde, dan werd ik weer helemaal jong, ik kwam kerngezond terug uit de diepe hel. Ik luisterde ook voor de lol. Mijn oor dat was dus niet te zien? Dat was niet van buitenaf te horen? Ik heb u al gezegd dat de straat waar ik woonde een eindje opzij van Piccadilly Circus lag, het plein met al die voertuigen en ramen vol reclame. Eigenlijk daar vlak bij een heel dubieus straatje dat van ons, met winkels waar niet veel werd verkocht, behalve seks min of meer, maar uiteraard stiekem, op de entresol, Engelse stijl. Beneden, op de begane grond, in een soort zitkamer, dat was de rustplek voor de pooiers, altijd op de uitkijk. Angèle die kende Engeland niet, maar ze had meteen contacten voor me gevonden, ze had ons aan elkaar voorgesteld. Mijn verwondingen, dat maakte me sympathiek in het begin. Echte vrienden trouwens. Kan geen kwaad om dat te zeggen, tot op zekere hoogte. Ze stonden versteld jawel van mijn militaire orde, maar die rottige medaille die gaf me te veel status bij hun echtgenotes en dat was dus gevaarlijk. Ik heb het uniform uitgetrokken. Ik wou niet dik doen.
Ik had de prachtige gelakte zolder helemaal bovenin voor mezelf, vlak boven de kamers van Cantaloup, die kleine pooier uit Montpellier die de reizen ondernam. Hij nam de dellen er nog bij in Leicester Street. Hij was al een man met ervaring Cantaloup, zoiets als Cascade, maar dan veel meer onderlegd en succesvoller. Hij had soms drie of vier meiden samen in zijn tent die moesten verdwijnen en maanden wachtten tot hun trein via La Coruña naar Rio zou vertrekken. Cantaloup die redde zich in het vak met charme, niet met geweld, hij sprak vaak af met echte Engelse meisjes hoewel die moeilijk zijn, hij viste ze zelfs uit cafés aan Shaftesbury Avenue vlakbij, verse en jonge meisjes, eentje was zelfs nog geen zestien. Uiteraard zette hij de Engelse vrouwen net als de meiden uit het zuiden, de gewone, op proef neer in de buurt van Victoria Station, om ze een poos te laten wachten. Als hij ze aan elkaar voorstelde, zijn tippelaarsters, ging het vaak mis, ze hadden niet verwacht dat ze met zoveel voor Cantaloup werkten. Soms werden het zelfs echte vechtpartijen. Die grote Ursule van hem, zijn vaste partner, die vond dat dan een leuke klus, dat kan [je] wel zeggen. Ze sloeg de groentjes om te beginnen net zo makkelijk een paar tanden uit de mond, gewoon om ze eronder te krijgen, en dan zelfs met een hele bezem op hun kont om ze weer tot de orde te roepen. Cantaloup bemoeide zich niet met zijn huis, zijn specialiteit was charme buitenshuis. Ikzelf kon intussen alles horen via de schoorsteen van zijn slaapkamer als de bestraffing plaatsvond. Cantaloup was liever niet bij die dingen aanwezig, hij zocht het Royal weer op, het pluchen bankje opzij, waar zijn kompanen uit Regent Street zaten. Overbekend in de hele wereld dat etablissement. Die maten die waren [persoonlijk ?] erg blij dat ze niet werden teruggeroepen naar de loopgraven, dat ze nog uitstel hadden, de laatste souteneurs van Londen, vanwege spataderen en longemfyseem, bijziendheid en andere veel gemenere ongemakken. Ze gingen elke week naar het consulaat aan Bedford Square,9 die maten, om bevend hun adres door te geven. Het werk, dat moest steeds stiekemer worden. Al die meiden wegsnaaien van de kompanen die vertrokken om helden te worden en die erin bleven. Er was sowieso meer dan ooit vraag naar vlees. De prostituees waar hij mee aankwam Cantaloup dat was een goeie keuze, het komt zelden voor dat dat mokkel Ursule ze uiteindelijk niet in het gareel kreeg. Ze huilden die meiden op het moment dat ze moesten vertrekken naar verre streken, zo gehecht waren ze al aan de gewoonten van hemzelf en van zijn leefgemeenschap, in minder dan drie weken, een maand. Cantaloup die was eigenlijk tegen alle soorten hardhandigheid. Daar voelde hij oorlog en bloedbaden door komen.
‘Ga maar,’ zei hij heel vriendelijk tegen de nieuwelingen, ‘ga maar schatje, ik hou je niet tegen, ga maar weg als het je niet bevalt bij ons. Hier moet je Ursule gehoorzamen, dat is alles wat ik vraag, ze is mijn vrouw! Dat verbaast je niet... ik ben trouw, doe maar net als ik... Later dan ga je dat waarderen. Je zal onderweg vast niet vaak mannen tegenkomen die doen wat ze beloven...! ik kan ze op prijs stellen als ik ze tegenkom, dat leer jij ook wel, ik zal er een voor je vinden als je madam wordt, een brave...’
Er zat iets poëtisch in die taal. Hij weigerde nooit ze te verkopen als het moment daar was, dat klopt. Ursule trainde ze tot in de kleinste details. Ze gaf de meiden de eerste dagen mooie lessen, leerde ze op Cantaloup zelf de manier met de honderd tierelantijnen, en genoegens die door klanten uit de tropen zeer werden gewaardeerd. Ursule was bovendien echt een paard qua kracht en omvang van haar dijen. Als ze een beginner op haar lazer gaf, klemde ze haar onder zich vast als in een bankschroef, en hoe meer ze worstelde die stoot hoe meer ze op haar donder kreeg, zodat ze die aframmeling haar hele leven niet meer zou vergeten. Als ze daarna naar Pantagonië [sic] vertrok, zagen we haar niet meer terug.
Zo’n sessie dat was dus een krijspartij waar geen eind aan kwam en dan kwamen ook nog de bijvrouwen van de souteneurs en van hiernaast aankakken als op een feest en die pakten de beginneling nog harder aan dan Ursule. Dan gingen ze om het hardst plukken hoofdhaar en konthaar uittrekken tot bloedens toe. Daarna kregen de tieten ook een beurt en als de nieuweling er haast in bleef, als ze niet eens meer op adem kwam, dan moest iedereen op haar gezicht gaan zitten en zijn billen eraan afvegen tot ze stikte, mannen en meiden door elkaar. Cantaloup die was daar liever niet bij, die kwam dan naar mijn etage om de straat in de gaten te houden.
‘Wat moet dat moet, Ferdinand, daar ben ik het mee eens en het is eerlijk en ze vragen erom, maar het blijft barbaars en natuurlijk is dat jammer.’
Zijn enige zorg was voorkomen dat de straat op stelten werd gezet. In Engeland komt het je duur te staan als je de straat op stelten zet en als je bij geweld betrokken bent. Absoluut niet doen.
De juut van beneden die we kenden, met zijn grote kaarsrechte hoge hoed op zijn knar en zijn dikke pens, die sneed intussen kalm, onverstoorbaar door de zacht deinende drom soldaten dwars over Picardy. Een grote, woelige meute soldaten uit alle dominions, soldaten in kaki, vuurrood en resedagroen, die tegen zessen werden losgelaten uit de kampen buiten de stad, en daartussen waren dan rond borreltijd onze meiden aan het werk, stippen die opvielen in het blikveld als in een tuin... onze bloemen... Om nog maar te zwijgen van het Leger des Heils dat de atmosfeer die blauw zag van de sigarettenrook vulde met zijn avondgroet, zijn luide trombone en zijn eindeloze lofzang op de goede wil. De knalrode bussen trekken traag voorbij, op een rij komen ze door de laan, voorovergebogen, de een achter de ander vullen ze ronkend elkanders reet.
Geen watje worden.

[…]

 

Copyright oorspronkelijke uitgave © Éditions Gallimard, Parijs, 2022
Copyright vertaling © 2024 Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre / Athenaeum—Polak & Van Gennep, Weteringschans 259, 1017 XJ Amsterdam
Copyright voorwoord © 2024 Arnold Heumakers

pro-mbooks1 : athenaeum