Leesfragment: Jericho

08 april 2024 , door Lammert Voos
|

11 april verschijnt het nieuwe boek van Lammert Voos, Jericho. Wij publiceren voor! Lees een fragment en reserveer.

Tijdens een verwoestende burgeroorlog probeert correspondent Adam zich een weg te banen door de belegerde stad Jericho, gedreven door een haastig gemaakte belofte. Zijn pad wordt daarbij gekruist door onderwijzeres Lidija, die met haar familie vanuit een dorp naar de stad is gevlucht, en de barman van Hotel International, Devlet, die met gevaar voor eigen leven de vluchtelingen voorziet van voedsel en water. Tot slot is er de cynische VN-sergeant De Jong, die om onduidelijke redenen Adam wil helpen met zijn zoektocht. Als de stad definitief ingesloten raakt, ontstaat er een complete anarchie, waarin Adam, Lidija en Devlet hun waardigheid en menselijkheid proberen te bewaren. Maar is dat wel mogelijk midden in een oorlog?



 

Niets had hem voorbereid op de stank en de chaos, de beelden die ’s nachts terugkwamen. Hij schreef zijn verhalen met de nodige afstand en verwonderde zich erover dat hij erbij geweest was. Het leek hem niet te raken, maar er waren kleine bewijzen van het tegendeel, zoals de koude rillingen die hij voelde als er iemand achter hem langs liep, de angst die opborrelde tijdens het vuurwerk bij de jaarwisseling en hem terugwierp in een modus waarin hij niets anders voelde dan agressie en licht sliep.
Er staken botten uit de grond, vreemd fruit hing in de bomen, huizen brandden, mensen huilden, scholden, haatten, doodden, martelden en ze leken dan wel op hem, maar het waren een heel ander soort mensen. Hoewel ze allemaal dezelfde taal spraken en decennialang buren waren geweest in hetzelfde land, stonden ze elkaar naar het leven alsof de ander de baarlijke duivel was.
Het grote verdriet dat de mensen overkomt, het grote verdriet dat mensen aanrichtten, dat mensen die op hem leken gruwelijke dingen doen, hij wist het, hij had het gezien en hij kon het niet geloven, wilde het niet geloven, tot hij weer naar binnen keek, de afgrond zag, de duisternis, en hij wist: het zit ook in mij.
Stiekem huilde hij ’s nachts en bad of God de afgrond uit hem wilde halen en hijzelf alsjeblieft een beter mens mocht zijn dan die anderen.
Dus als hij aan jou dacht, Moedzjikistan, dan dacht hij aan de bergen, de wouden, de heldere meertjes, de hartelijke mensen die zelfs als ze zelf nauwelijks iets hadden, wilden delen. Dan dacht hij aan de bergweggetjes, waar hij geen last had van hoogtevrees, zoals anders, waar hij gewoon naar beneden had durven kijken, de diepte in, aan de uitgestrekte steppes, de harde, heldere lucht in de woestijn.
En Adam ontkende. Hij ontkende alles wat hij gezien en geroken had. Hij ontkende zijn angst. Hij ontkende dat hij machteloos was. Alles had zin gehad, er was geen afgrond, die was er nooit geweest.

Hotel International

In de dichte mist naderden de Oerody in stilte. Ze waren vlakbij. De vallei beneden hen vulde zich met voelbare angst. Regeringssoldaten verschansten zich in de ruïnes. Als de Oerody over de berg kwamen moesten deze jonge mannen ze het hoofd bieden.
Er stond een witgeschilderde vn-pantserwagen bij de mijn te wachten. Adam nam plaats naast een sidderende Amerikaanse fotograaf en rook de diesel toen de pantserwagen optrok. Het werd een evacuatie genoemd, maar het voelde meer als een wilde vlucht. Moby Dick. Jonas. Hij wilde niet associëren, dat overkwam hem altijd als hij moe was, hij wilde alleen registreren, niet bedenken wat bebloede lappen betekenden of een greppel vol drab, de ijzeren geur van bloed en cordiet.
Naast Adam zat de jonge fotograaf te klappertanden, hij rook weeïg. Hier zaten ze in deze baarmoeder van staal met slechts een smalle gleuf om te zien wat zich buiten afspeelde. Ze keken naar een slechte film, boven en onder een zwarte strook, daartussen de vluchtende burgers. Hebben, houden, verliezen. Ongewassen lijven in diverse stadia van paniek. Iemand had in zijn broek gescheten. Adam herinnerde zich dat er een tijd was geweest dat hemzelf de dunne stront langs de benen liep. Hij hoorde gegil boven de brullende motor uit komen, het leek of iemand met een hamer tegen de buitenkant van de pantserwagen roffelde.
Ze zijn hier, schoot het door hem heen. God, geef gas. Hij had te lang gewacht in deze ruïnes vlak buiten Jericho. Gebrek aan angst op de juiste momenten, verslaafd aan de adrenalinekick. Het zou hem nog eens zijn leven kosten. De jonge fotograaf huilde. Het geroffel verstomde, evenals het gegil. De vluchtelingen buiten waren dood, zijzelf waren ontsnapt.
Een halfuur later gingen de luiken van de pantserwagen open. Het voertuig bewoog zich log door de buitenwijken van Jericho tussen de rijen vluchtelingen en de betonnen reuzen die neerkeken op de ordeloze massa die traag naar het centrum van de stad bewoog. Een verslagen, stinkende sliert die voetje voor voetje met uitdrukkingsloze gezichten door het stof voortschuifelde. Ieder voor zich, ouden van dagen en kinderen werden niet ontzien, wie viel was er geweest.
Een sluipschutter zou vanuit die betonnen flats de soldaat achter het machinegeweer van de pantserwagen makkelijk kunnen raken. Dat geweer, symbool van onmacht, mocht de soldaat niet gebruiken, dat stond in het mandaat van de vn: terugschieten zou tot escalatie leiden.
De pantserwagen ploegde voort en bereikte het oude stadscentrum, reed langs de neoklassieke gebouwen, de eens zo mooie parken die nu allemaal kerkhoven waren, langs het station, in de richting van Hotel International. Achter het hotel lag de vn-compound en in het hotel huisden de fixers, de journalisten, hulpverleners, hoeren, pooiers en de gangsters die de stad in werkelijkheid controleerden. Mogadishu, Kabul, Goma, Bagdad; al die steden hadden zo’n hotel. Binnen heerste wapenstilstand, één stap buiten en je was vogelvrij.

[…]

 

Copyright © 2024 Lammert Voos

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum