Leesfragment: In onze tijd

15 april 2024 , door Tim Fransen
|

Nu in onze boekhandels: Tim Fransen, In onze tijd. Leven in het Calamiteitperk. Lees bij ons een fragment en koop dat boek!

Er schort iets fundamenteels aan ons vooruitgangsgeloof. De afgelopen eeuwen leek de geschiedenis zich te voltrekken van behoorlijk belabberd naar alsmaar beter. De technologische vooruitgang, de menselijke grip op de natuur en de wereldwijde verbondenheid hebben geleid tot een hoogtepunt in termen van welvaart, comfort en levensverwachting. Maar deze ontwikkelingen bleken een schaduwzijde te hebben. Technologische vooruitgang heeft steeds destructievere wapens voortgebracht. De menselijke grip op de natuur heeft geleid tot ecologische ontwrichting. En de verregaande verbondenheid legt niet alleen kwetsbaarheden bloot, maar brengt ook tal van nieuwe manieren om elkaar dwars te zitten.

Langzamerhand is onze wereld wankel geworden. We leven in een tijd van crises en calamiteiten: het Calamiteitperk. In In onze tijd onderzoekt filosoof en cabaretier Tim Fransen ons huidige tijdsgewricht. Hij vraagt zich af: hoe heeft het vooruitgangsgeloof ons misleid? Hoe herstellen we onze maatschappelijke fundamenten die erdoor zijn aangetast? En welke rol is er weggelegd voor ons burgers als we weer een slagvaardige democratie willen worden? Met behulp van verrassende denkers en concrete ideeën neemt Fransen de lezer op sleeptouw. En biedt hij handvatten voor een weerbare samenleving waarin weer volop hoop gloort.

Tim Fransen (1988) is cabaretier, schrijver en filosoof. Voor zijn cabaretprogramma's ontving hij verschillende prijzen. Zijn debuutvoorstelling Het failliet van de moderne tijd werd bekroond met de cabaretprijs Neerlands Hoop en met zijn tweede voorstelling, Het kromme hout der mensheid, won hij de Poelifinario. Van zijn hand verschenen eerder Brieven aan Koos (2018) en Het leven als tragikomedie (2019), het essay voor de Maand van de Filosofie.

 

Proloog:
Opgroeien in tijden van optimisme

[…]

Nu gaan de wortels van het vooruitgangsoptimisme verder terug dan die ongekende periode van maatschappelijke voorspoed waarin ik opgroeide, de jaren tussen 1989 en 2001. In feite geldt voor iedereen die na de Tweede Wereldoorlog is opgegroeid dat we deel uitgemaakt hebben van een transformatie die in de menselijke geschiedenis ongekend is. Zeker in termen van levensverwachting en materiële welvaart zijn wij getuige geweest van spectaculaire ontwikkelingen; ontwikkelingen die tastbaar zijn geworden in koelkasten, smartphones, ultra-hd-televisies en matrassen van visco-elastisch schuim. Bewust en onbewust kregen wij de verwachting ingeprent dat opvolgende generaties het beter zullen hebben dan hun ouders.
Als we iets verder uitzoomen (en de wereld bekijken vanuit een westers perspectief) kunnen we het vooruitgangsgeloof zelfs nog verder in het verleden traceren. Al tijdens de wetenschappelijke revolutie en de Verlichting van de zeventiende en achttiende eeuw ontstond in het Westen het idee dat wetenschap en technologie de sleutel vormen tot onbegrensde vooruitgang. Aanvankelijk had dit idee vooral vat op een kleine elite die daadwerkelijk de vruchten begon te plukken van die vooruitgang. In de tweede helft van de negentiende eeuw, met de industriële revolutie in een vergevorderd stadium, kwam de maatschappij als geheel in aanraking met toenemende materiële zegeningen. Hoewel het ook toen nog even zou duren voordat de gewone man toegang zou krijgen tot een matras van visco-elastisch schuim, waren de snelle veranderingen onmiskenbaar. De toekomst werd min of meer synoniem voor betere tijden. Men ging zelfbewust spreken van ‘de moderne tijd’, met een duidelijk onderscheid ten opzichte van die arme stakkers die het moesten zien te rooien in de ‘premoderne tijd’. De trein der vooruitgang leek niet te stoppen. Tot op het punt dat het vooruitgangsgeloof een van onze diepst gekoesterde dogma’s werd.
De titel van Al Gore’s documentaire An Inconvenient Truth was in die zin goed gekozen. Het klimaatprobleem was inderdaad een ongemakkelijke waarheid. Niet alleen vormde het een bedreiging voor onze manier van leven, het was ook een regelrechte bedreiging van de stellige overtuiging dat alles altijd beter zou worden.

Toen mijn vooruitgangsoptimisme op losse schroeven kwam te staan, moest ik me opnieuw leren verhouden tot de wereld. Onder meer in mijn studies psychologie en filosofie zocht ik naar handvatten. Door de jaren heen – we zijn inmiddels meer dan vijftien jaar verder – evolueerde mijn denken over de toekomst. Aanvankelijk was dat nogal zwart-wit. Of eigenlijk vooral zwart. De toekomst was gehuld in een onheilspellende mist, vanwaaruit plotseling de allesverzengende klimaat-apocalyps zou opdoemen.
Naarmate ik me verder verdiepte in de geschiedenis van de menselijke beschaving, zag ik dat dit beeld misschien wat te simpel was. Mijn toekomstbeeld kreeg meer kleurnuances, en door me te verdiepen in de geschiedenis kreeg ik bovendien een dankbaar besef van de verworvenheden die mij als Europeaan in de eenentwintigste eeuw ten deel zijn gevallen. En dan heb ik het echt niet alleen over mijn matras van visco-elastisch schuim. Het valt simpelweg niet te ontkennen dat de mensheid in de afgelopen eeuwen op heel veel terreinen vooruitgang heeft geboekt.
Toch verdiepte mijn overtuiging zich dat er iets fundamenteels schort aan het vooruitgangsverhaal. Of eigenlijk twee dingen. De eerste tekortkoming is dat het ons een eenzijdig verhaal vertelt over de geschiedenis, en daarmee ook over het heden. Onze huidige situatie valt moeilijk te rijmen met het idee dat alles alleen maar beter wordt. Het vooruitgangsverhaal biedt ons dan ook een uiterst gebrekkig perspectief als we onze tijd willen begrijpen. Nu steeds duidelijker wordt dat het vooruitgangsverhaal vastloopt, lijken we, bij gebrek aan een alternatief, veroordeeld tot een zekere perspectiefloosheid. Dat is gevaarlijk. Want zonder een vorm van collectieve hoop liggen cynisme en fatalisme op de loer.
De tweede tekortkoming is van nog groter belang. Het vooruitgangsgeloof is meer dan het simpele idee dat de geschiedenis zich beweegt van belabberd naar alsmaar beter. Het gaat ook gepaard met aannames en ideeën over hoe die vooruitgang tot stand komt. Met andere woorden: het levert een politiek en economisch recept dat voorschrijft hoe we onze maatschappij moeten inrichten, willen we ons van verdere vooruitgang verzekeren. Op die manier bepaalt het vooruitgangsgeloof ook ons handelen, zowel op individueel als op collectief niveau. Het doet uitspraken over wat we wel of juist niet moeten doen. In die zin kunnen we ook spreken van een vooruitgangsideologie.
Nu is de grote ironie, en de reden voor mij om dit boek te schrijven: veel van die ideeën hollen de maatschappelijke fundamenten die vooruitgang mogelijk maken juist uit. De recepten van het vooruitgangsdenken vormen een ernstige onderschatting van wat ervoor nodig is om een beschaafde, democratische samenleving overeind te houden, en bovendien van wat zo’n samenleving van ons als burgers vraagt. Het is een manier van denken die ons heeft verzwakt en die sommige van onze meest waardevolle verworvenheden op het spel heeft gezet. Het ironische gevolg is dan ook dat het vooruitgangsdenken zelf een obstakel vormt voor wezenlijke vooruitgang.
Met andere woorden: het vooruitgangsgeloof is niet alleen eenzijdig, het is ook schadelijk. Het heeft ons iets essentieels afgenomen. Namelijk het besef dat beschaving niet iets vanzelfsprekends is, maar iets precairs dat onze constante inzet en zorg vereist.
Onze tijd vraagt daarom om een nieuw perspectief. De opeenstapeling van crises waar we momenteel getuige van zijn – de coronacrisis, de Europese energiecrisis, de stikstofcrisis, de biodiversiteitscrisis, de klimaatcrisis, de zorgcrisis, de gevaarlijke geopolitieke situatie – is niet zomaar een ongelukkige speling van het lot. Deze crises, en de manier waarop ze zich ontvouwen, zijn de uitdrukking van specifieke historische omstandigheden. Deze omstandigheden tezamen noem ik het Calamiteitperk. (Misschien niet de meest vrolijke benaming, al hoop ik dat we door de woordspeling de sfeer er toch nog een beetje in houden.)
En ja, zoals de naam suggereert, kenmerkt het Calamiteitperk zich door crises en calamiteiten. Maar dat betekent niet dat dit tijdvak haaks staat op vooruitgang. Integendeel. De huidige crises zijn in zekere zin juist een product van die vooruitgang. Zo beschikken we in onze tijd over technologische superkrachten. De keerzijde daarvan is dat deze technologie ook voor meer duistere doeleinden kan worden ingezet. Of wat dacht je van het menselijke vermogen om de natuur op grote schaal naar onze hand te zetten: dat vermogen stelt ons in staat genoeg voedsel te produceren voor acht miljard mensen, maar de prijs daarvoor is de grootschalige verwoesting van ecosystemen.
De lens van het Calamiteitperk biedt een perspectief op onze tijd, waarin vooruitgang en haar schaduwzijde vaak innig met elkaar verweven zijn. Het is daarmee een correctie op het eenzijdige vooruitgangsverhaal. Tegelijkertijd moet het Calamiteitperk meer bieden dan alleen een historisch perspectief: het moet ons ook handvatten bieden voor een weerbare samenleving. Dat begint bij het besef dat we zaken als vooruitgang of beschaving nooit voor lief mogen nemen.

[…]

 

Copyright © 2024 Tim Fransen

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum