Leesfragment: Het geluid van een lichaam

08 mei 2024 , door Brenda Navarro
|

Nu in onze boekhandels: Brenda Navarro’s genadeloze, ruimhartig bekroonde roman Het geluid van een lichaam (Ceniza en la boca), uit het Spaans vertaald door Joep Harmsen. Lees bij ons een fragment en bestel!

Een jonge vrouw maakt een reis door haar verleden om te achterhalen wat er met haar broertje gebeurd is. Hij, Diego, was altijd de gevoelige, de vrolijke, de slimme, degene die wél zijn school zou afmaken, wél zou weten te ontsnappen aan de armoede en het geweld.

Van jongs af aan zorgt ze voor hem in Mexico-Stad terwijl hun moeder in Madrid werkt als huishoudelijke hulp. Op een dag worden ze ook naar Spanje gehaald, maar de kinderen vinden het maar een raar land en het land lijkt hen ook raar te vinden.

Als Diego’s zus uiteindelijk weer terugkeert naar Mexico doet ze dat met zijn as in een plastic tas.

Het geluid van een lichaam is een verhaal over ongelijkheid, racisme, seksisme en uitbuiting en over verlies, onbegrip, woede en onvervulde dromen. Een genadeloos boek dat je overrompelt met tederheid – waarmee Brenda Navarro zich vestigde als een van de meest gedurfde en belangrijke auteurs van Latijns-Amerika. Het boek won meerdere literaire en boekhandelsprijzen.

  • ‘Brenda Navarro is een grote ster in Spanje en in Latijns-Amerika. En ik snap waarom: haar boek leest als een lang flamencolied. Ze geeft een stem aan mensen die vaak over het hoofd worden gezien. Figuranten spelen bij haar de hoofdrol, ze maakt hen zo groot en schitterend als ze zijn.’ – Raoul de Jong

 

Deel I

Ik heb het niet gezien, maar het is alsof ik het wel gezien heb, want het blijft zich in mijn hoofd boren en ik kan er niet van slapen. Steeds hetzelfde beeld: Diego die valt en het geluid van zijn lichaam dat tegen de grond slaat. Dan word ik wakker en denk: het is niet mij overkomen, of Jimena, of Marina, of Eleonora, maar Diego; en keer op keer klinkt in mijn hoofd dat geluid, als een harde smak, als glas dat in stukken breekt en ineens onverwacht met een klap in een zak zand blijft steken. Een droge, resolute knal, de botsing tussen ribben, longen en asfalt. Zo: boem. Nee, zo: boeoeoem. Nee, zo: krak. Nee, zo: drak, drakoet. Nee, zo: paaaam, klap, crash, broeoeoem, broooom, groeoeoem, grrr, grooo… En een echo. Nee, het geluid is niet te beschrijven. Een lichaam dat op de grond te pletter slaat. Diego die een dreun wilde zijn, die de muziek van zijn lichaam wilde stilzetten. Diego die ons op die manier achterliet, met hem zwevend in ons midden. Diego, een ster.
Ik heb het niet gezien, mama ook niet. We waren allebei ver weg. Mama nog verder weg dan ik, want ze was al ver weg van ons voordat Diego zelfmoord pleegde. Mama, al negen jaar op afstand.
Toen Diego vijf was geloofde hij dat mama in de hemel was. Wanneer er een vliegtuig voorbijvloog, zei hij: Kijk, daar is mama in de hemel. Dat is mama niet, sufferd, zei ik dan, maar Diego bleef zeggen van wel en hij zwaaide naar haar en later vertelde hij het haar als ze belde: Mama, heb je gezien dat ik gistermiddag naar je zwaaide? En mama: Ja, dat heb ik gezien. En wat deed je toen? Ik was naar jou aan het kijken, natuurlijk. Als ik zie dat we langs huis komen, ga ik bij het raampje zitten en zwaai ik naar je. Heb je gezien dat ik ook naar jou heb gezwaaid? En Diego, met zijn fietsenrek, liet zijn ontbrekende tanden zien en zei: Ja, ik heb je gezien.
Wil jij dus piloot worden, zodat je bij mama in de hemel kunt werken? Nee, ik wil zelf vliegen, zonder vliegtuig: ik, in de lucht, zonder cape. Maar dat kan niet. Dat kan wel. Nee, dat kan niet. Jawel, dat kan wel. Nee, Diego, je kunt niet vliegen. Jawel, dat kan ik wel. Diego kon het wel, voor even: zes seconden. Dat was tenminste, zei de overbuurman, de tijd die op de klok van zijn telefoon was verstreken toen hij zich omdraaide om zijn vrouw te vragen of ze al met de politie aan het bellen was. Zes seconden. Je kon wél vliegen, Diego, zes seconden. Van de vijfde verdieping tot de stoep. Zes seconden, broertje. Jij kunt alles.
Denk je aan me? Denk je überhaupt? Nee, Diego, je denkt niet aan me want je bent dood.

Luister even. Ga zitten. Je moet nu een sterke vrouw zijn, want je bent al een vrouw, of niet dan? Ja, dat ben je. Ik ga weg en jullie blijven hier, maar niet voor altijd. Niets is voor altijd, dat zei ik al: het is maar voor even. Nee, zet nou niet zo’n gezicht op, want precies dat gezicht wil ik niet zien. Moet je nou overal om huilen? Ik ga weg, wat moet ik hier? Ja, ik weet dat ik dat de vorige keer ook zei, maar die keer was anders. Die keer was anders want daarom. Jij was anders, ik was anders. Maar weet je wat er niet anders is? Juist, dat je elke dag je bord leegeet. Gesnopen? Jij snapt het, jij snapt het perfect. Denk aan Diego. Zo klein, zo weerloos, zo zoet. Zie je? Jij speelde al de hele tijd in je eentje op zijn leeftijd, hij is zo afhankelijk, net als zijn vader, twee druppels water, maar niet twee dezelfde druppels, want hem gaan we anders opvoeden, of niet dan? En juist daarvoor heb ik jou nodig. Jij moet me helpen, wie kan ik anders vertrouwen? Mijn moeder? Je opa? Ik moet jou vertrouwen en jij moet mij vertrouwen. Het is nu afgelopen met doen alsof jij degene bent die het moeilijk heeft, degene die niet weet wat ze wil. Daar ga je niet achter komen, niemand weet dat en daar moet iedereen het mee doen. Je gaat mij helpen, want alleen door elkaar te helpen help je jezelf. Wat je nu doet, welke beslissing je nu maakt, gaat je in de toekomst helpen. Of niet dan? En daarom ga je er geen drama van maken en daarom ga je heel braaf zijn en stap je elke dag uit bed en zeg je: dit is wat goed is voor ons. Of wil je voor altijd hier blijven, in deze kamer, in dit huis, in deze stad? Nee, dat wil je niet, ook al denk je van wel, dat wil je niet.
En ik zei niets, ik huilde niet, ik zei geen ja, geen nee. Mama en haar monologen, mama zoals mama kon zijn. En ze vertrok. Op een maandagochtend, terwijl Diego sliep. Sst, wees stil, straks wordt hij nog wakker. Ik gaf haar een vuile blik, heel vuil, alsof mijn ogen alles konden overbrengen wat zij me niet liet zeggen. Ik haat je en jij haat mij, en wij haten elkaar, en je haat mijn broertje en dat je door hem niet kunt slapen, je haat alles: je haat jezelf en opa en oma en je dode man en mij. Je haat mij en daarom laat je je zoon bij me achter, en daarom speel je de vermoorde onschuld, maar in werkelijkheid zie je jezelf al in dat vliegtuig zitten, bitch, zit je daar al. Met je meest Europese kleren al aan, alsof je helemaal een vrouw van de wereld bent, die niets anders doet dan in vliegtuigen stappen. Dat zei ik haar allemaal met die blik, mijn lippen hield ik stijf op elkaar geperst en mijn buik strak aangespannen, alsof ik mijn ingewanden wilde samenpersen om een en al grom-grom te worden.
Kus, zei ze, en ze hield haar wang naast mijn wang en ik voelde hoe koud die was, maar tegelijkertijd heel zacht. Mama had het altijd koud. Ze was zo dun en had zo’n lage suikerspiegel dat haar lichaam altijd koud was, net als haar hart, dacht ik. Kus, zei ze dwingend en ze hield opnieuw haar wang naast de mijne en ik maakte een kusgeluid: smak. Ik klakte met mijn lippen tegen haar wang. Daarna legde ze haar hand op mijn schouder en ze keek me strak aan: We zullen elkaar snel weer zien en dan ga jij met mij en Diego naar Madrid en zal alles anders zijn. Beter en anders. Altijd is alles beter en anders. Of niet dan? En ze vertrok… En ik zag dat ze haar oorbellen was vergeten, dat paar dat ze altijd droeg, en ik ging ze pakken en wilde naar buiten gaan om te zien of de taxi er nog stond om ze aan haar te geven, maar ze was er niet meer, ze was al vertrokken. Toen ik op het punt stond om in huilen uit te barsten, was Diego me voor en rende ik naar zijn bedje om hem op te pakken en ik was hem dankbaar dat hij nog een koter was en geen vragen kon stellen.

Het was niet voor even, mama. Het duurde negen jaar.

[…]

 

© Nederlandse vertaling: Joep Harmsen
© Brenda Navarro, 2022

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum