Leesfragment: Het gat

26 februari 2024 , door Hye-young Pyun
|

Morgen in onze boekhandels: Hye-young Pyuns Het gat, uit het Koreaans vertaald door Mattho Mandersloot. Lees bij ons een fragment en bestel!

Oghi ontwaakt uit een coma na een verwoestend auto-ongeluk dat zijn vrouw het leven kostte en hem verlamd achterliet. Zijn verzorger is zijn schoonmoeder, die rouwt om het verlies van haar enige kind. Eenzaam in zijn bed denkt Oghi aan zijn vrouw die al haar levensdoelen gedwarsboomd zag, behalve één: het cultiveren van de tuin voor hun huis. Maar Oghi’s schoonmoeder graaft druk steeds grotere gaten in de verlaten tuin, ze ontwortelt wat haar dochter zo ijverig had geplant. Desgevraagd antwoordt ze alleen dat ze afmaakt waar haar dochter aan is begonnen. Terwijl Oghi wanhopig zoekt naar een manier om te ontsnappen, ziet hij de pijnlijke waarheden over zijn vrouw onder ogen, en de tol die hun relatie van haar eiste.

 

1

Oghi opende langzaam zijn ogen. Het felle licht verblindde hem en stak scherp af tegen een soort lichtgrijs waas. Hij sloot zijn ogen, opende ze weer. Het kostte hem moeite. Gelukkig. Dat betekende dat hij nog leefde. De fysieke inspanning om zijn ogen te openen, ze samen te knijpen tegen het felle licht, gold als bewijs.
Een plafond van gipsplaten, uitgerust met tl-buizen, verscheen voor zijn ogen. Alle tl-buizen brandden, wat suggereerde dat hij zich in een ziekenhuis bevond. Zoveel verlichting was alleen in een ziekenhuis noodzakelijk. Hij probeerde zijn hoofd te draaien, maar dat lukte hem niet. Hij kon zijn ogen van de ene naar de andere kant bewegen, dat was alles.
‘Meneer Oghi.’
Hij hoorde een stem. Een vrouwenstem. Hij kon niet zien wie bij de stem hoorde, tot er geleidelijk een wit uniform zijn gezichtsveld binnenkwam. De vrouw – hij nam aan dat ze een verpleegster was – liep op hem af. Hij kon haar ruiken. Geen fijn geurtje. Penetrant. Misschien had ze net gegeten. Hoe laat zou het zijn?
Oghi wilde iets zeggen. Hij hoefde niet te vragen waar hij was, dat wist hij al. Wat kon dit zijn behalve een ziekenhuis? Op sterven na dood was hij in elk geval niet. Dan had hij haar niet kunnen ruiken.
‘Kunt u me horen?’
De verpleegster bestudeerde Oghi’s gezicht van dichtbij en drukte op de hulpknop aan de muur.
‘Even geduld nog, de dokter is al onderweg. Weet u waar u bent?’
Ze keek op de klok en noteerde de tijd in Oghi’s dossier.
Oghi deed een poging zijn kurkdroge lippen te spreiden. Er kwam geen geluid uit zijn mond, alleen een pufje lucht.
‘U bent in het ziekenhuis. U hebt erg lang geslapen,’ zei de verpleegster met luide stem. ‘Eerst maar eens uw bloeddruk meten. De dokter zal u zo dadelijk nauwkeurig onderzoeken.’
De verpleegster pakte een grijze bloeddrukmeter. Oghi staarde naar zijn arm terwijl de verpleegster hem vasthield en er een dikke band omheen wond. Vreemd. Hij voelde de band niet opblazen en aanspannen. Hij voelde ook niets terwijl de band leegliep, noch toen de verpleegster het apparaat losmaakte om zijn arm weer op het bed te leggen.
De verpleegster krabbelde weer iets in zijn dossier en glimlachte naar hem, als om te zeggen dat de meting erop zat.
En mijn vrouw? vroeg Oghi.
Er kwam geen geluid uit zijn mond. Zijn kaak bewoog niet, zijn stembanden trilden niet. Verbijsterd liet hij zijn tong langs zijn gehemelte glijden en slikte voorzichtig zijn speeksel weg.
De verpleegster zei dat ze zo terug zou zijn, en verliet de kamer. Oghi deed nog een poging om zijn onderkaak te bewegen. Geen centimeter. Met veel pijn en moeite kwamen zijn droge lippen iets los van elkaar. Dit keer probeerde hij ‘ah’ te zeggen. Hij hoorde een vaag zuchtje, terwijl de lucht die diep in zijn longen had liggen rotten naar buiten kwam. Dat was alles. Hoe hij ook probeerde geluid te produceren, wat hij hoorde was niet zijn stem. Het enige wat zijn oren bereikte waren de regelmatige bliepjes van de medische apparaten die aan zijn lichaam verbonden waren, het uit beleefdheid onderdrukte gemompel op de gang, het zachte gekraak van de ziekenhuisklompen van langslopend personeel.
Even later kwam de verpleegster samen met de dokter terug. Hoewel Oghi de man nog nooit eerder had gezien, leek de dokter Oghi direct te herkennen.
De dokter glimlachte van oor tot oor en spreidde zijn armen overdreven wijd.
‘Meneer Oghi, wat goed om u te zien! Hoelang is het geleden?’ vroeg hij.
Dat vroeg Oghi zich ook af. Hoelang wás het geleden? Hoelang was hij buiten bewustzijn geweest?
‘U weet toch zeker waar u bent?’
Oghi staarde naar de dokter.
‘U bent in het ziekenhuis, ja toch?’
Oghi probeerde te knikken. Tevergeefs.
‘Goed, als het klopt wat ik zeg, knipper dan eenmaal met uw ogen.’
Oghi deed wat van hem werd gevraagd. Hij sloot zijn ogen en opende ze weer.
‘Juist, heel goed. Dat doet u heel goed.’
De dokter klonk geanimeerd, alsof hij in zijn vuisten kneep van verrukking. Oghi was nog nooit zo aangemoedigd na simpelweg met zijn ogen te hebben geknipperd.
Mijn vrouw? probeerde Oghi nogmaals.
De dokter trok Oghi’s rechterooglid omhoog, daarna het linker. Vervolgens leek hij Oghi hier en daar aan te raken. Oghi voelde er niets van. De dokter keek beurtelings naar Oghi en de waarden op de schermpjes bij zijn hoofdeinde, schreef iets op in zijn dossier en fluisterde de verpleegster instructies in.
‘Uitstekend gedaan, meneer Oghi. U hebt ontzettend knap werk verricht, maar u moet nog heel even doorzetten. De ware strijd begint nu. Snapt u? Vanaf dit moment is uw wilskracht van doorslaggevend belang. Geen medische kracht, maar wilskracht. Daar draait het om. Er is een hoop werk aan de winkel om u beter te krijgen en ik ga alles op alles zetten om dat te regelen. Mijn taak valt echter in het niet bij de uwe. Volgt u me? U zult zelf de grootste strijd moeten leveren, niet het ziekenhuis. Maar eerst moeten we een paar testjes doen, dus we brengen u even naar een andere kamer. Goed? Eenmaal knipperen als u me hebt verstaan.’

 

[...]

 

© 2024 Pyun Hye-young, Uitgeverij De Arbeiderspers, Nederlandse vertaling Mattho Mandersloot
 

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum