Leesfragment: De onbedoelden

30 januari 2024 , door Cobi van Baars
|

Nu op de longlist van de Libris Literatuurprijs 2024: Cobi van Baars’ roman De onbedoelden. Lees bij ons een fragment en koop dat boek!

Een jonge vrouw bevalt van een tweeling. Ze is ongetrouwd en moet van haar ouders haar dochters afstaan. De tweeling wordt daarna van elkaar gescheide,n en weet niet van elkaar bestaan af. Als dit geheim jaren later wordt onthuld begint hun zoektocht. Eerst naar elkaar en dan naar hun gemiste verleden. De onbedoelden is een pageturner, gebaseerd op waargebeurde feiten.

 

Hier, in de kier tussen motto en verhaal, meldt zich de verteller, de schrijver zo je wilt. Niet met een verantwoording, oh nee, er valt niets te verantwoorden, niet voor de schrijver althans. Die heeft zich enkel in dienst gesteld van dit verhaal, deze weerbarstige waarheid die voornamelijk uit losse brokken bestaat. Brokken die de waarheid decennialang eigenhandig bijeen heeft proberen te brengen – we zullen zien dat ze daar maar deels in geslaagd is. In arren moede heeft ze een schrijver op de schouder getikt. En nog een keer. Net zo lang tot… Nou ja, laten we maar beginnen. Het is 1988.

 

We kunnen toch delen, zegt Aaf. Ze zet het broodmes midden op het overgebleven stuk verjaardagstaart. Ik hoef niet alles! Ineke schudt haar hoofd, heft haar handen. Ze moet er niet aan denken. Niet aan de kleffe cake, niet aan de zware room en al helemaal niet aan het delen op zich. Neem jij het hele stuk maar, zegt ze, het was tenslotte jouw verjaardag. Zoekend tilt ze de krant op, de theedoek, de taartdoos. Heb jij mijn sleutels ergens gezien? Aaf schudt haar hoofd, steekt een marsepeinen roosje in haar mond en kijkt kauwend naar haar moeder. Nooit is die sleutels kwijt. Nooit is zij wat-dan-ook kwijt. Ineke is zo iemand die alles onder controle heeft zonder iets te controleren. Iemand die zich zonder te haasten door de dag beweegt, de uren lijkt te kunnen oppompen als ze tijd tekortkomt. Maar nu jagen haar handen over het aanrecht, de tafel, de vensterbank. Zitten ze niet in je tas? Misschien, zegt Ineke en weg is ze.
Vanuit de keuken heb je zicht op de tuin. Daar stapt Aafs vader net in zijn volière, hij moet een beetje bukken bij de deur. Toch jammer dat hij die net te laag heeft gemaakt, denkt Aaf, maar Fons zelf zit daar niet mee. Het gaat tenslotte niet om het binnengaan, maar om het binnen zijn. Fons ziet zijn volière ook niet als de gazen kooi waar je vanuit de keuken dwars doorheen kunt kijken, maar eerder als een groot nest dat hem beschutting biedt – een geruststellende geborgenheid die hij vandaag goed gebruiken kan. Ter begroeting spreidt hij zijn handen, de parkieten landen meteen op zijn vingers. Zes stuks, telt Aaf vanachter het keukenraam. Fons brengt ze tot vlak bij zijn mond.
Toen Aaf tien was, moest ze een spreekbeurt houden. Of het over parkieten mocht gaan en of ze haar vader mocht meenemen, vroeg ze de juf. Natuurlijk mocht haar vader mee, maar wist ze zeker dat het over parkieten moest gaan? Aaf wist dat zeker. En zo togen ze samen naar school, die lange man aan wie alles steil, licht en kalm was en zijn dochter die dat voorkomen benadrukte door in alles anders te zijn. Die ogen! Dat haar! Aaf vertelde alles wat ze wist. Dat parkieten vooral blauwig of groenig zijn, dat ze graag badderen, dat ze kunnen klimmen en dat je ze kunt temmen als je lief voor ze bent. Aan het einde van het verhaal zette ze het kooitje open dat die hele spreekbeurt voor haar op tafel had gestaan. De parkiet die zij een naam had mogen geven, Kietje, hipte naar de rand en vloog vervolgens gerichter dan een postduif naar Fons achter in de klas. Met de kanariegele vogel op zijn wijsvinger stond hij langzaam op. Aaf had de sensatie dat er geen einde kwam aan dat opstaan, niemand was ooit zo groot, niemand was ooit zo aanwezig, zo sterk, zo vader. Trots. Sindsdien weet ze wat het is, een soort champagne die vanuit je buik naar boven borrelt, je borst laat zwellen, je mondhoeken opstuwt. Niet klappen! zei de juf. Dan schrikt de kanarie. Fons knipoogde. Dit is geen kanarie, maar een parkiet, schitterde Aaf.
Als Aaf de koelkast opentrekt om melk te pakken, ziet ze Inekes sleutels liggen. Bovenin, op de plek waar vaak de boter staat. Vijf sleutels en een medaillon. Aaf kan het niet laten het zilveren dekseltje open te klappen. De foto heeft de grootte van een duivenei, maar de intensiteit van een korte film. Toont niet alleen Aaf en Brechtje met een emmertje op het strand, maar verhaalt ook over hun zusterschap. Brechtje is twee jaar ouder dan Aaf en ook zij lijkt in niets op haar ouders, nog minder lijkt ze op haar zusje. Ze heeft niks van dat dartele temperament dat zo eigen is aan Aaf. Brechtje is veel bedeesder, compacter en beresterk. Als kind al tilde ze alles op wat Aaf maar aanwees. Het wekte niemands verbazing dat ze na de middelbare school bij de marine ging – alsof haar aderen gevuld waren met zout water en iedereen dat kon ruiken. Het uniform past haar zo goed dat ze het vrijwel altijd draagt. Ook nu.
Heb jíj ze? Ineens staat ze naast Aaf in de keuken. Mam zoekt zich suf en ik moet mijn trein halen! Ga je nu al terug, vraagt Aaf verbaasd. Meestal vertrekt haar zus pas na het avondeten, soms zelfs na de koffie. Nooit in de ochtend. Brechtje trekt de band van haar ransel wat dichter naar haar hals en haalt haar schouders op. Het is niet haar idee, maar moet ze dat zeggen? Mag ik je naar het station brengen, vraagt Aaf. Brechtje schudt haar hoofd. Mam wil dat doen vandaag.

Hoe groot het verlangen naar een kind kan zijn weet alleen degene die de ballon van dat verlangen volledig heeft opgepompt. Degene die wat naïef hoopte dat haar wittebroodsweken al vruchtbaar zouden zijn, maar zeker toch het eerste jaar. Het tweede dan? Het derde? Degene die alle tips toepaste die werden rondgefluisterd, haar lichaamstemperatuur uitwerkte tot grafieken, haar bekken kantelde, haar bekken niet kantelde, onthouding toepaste en de frequentie opschroefde tot de liefdesdaad alleen nog daad was, middel, een middel dat faalde. Ineke. Zestien jaar lang dertien menstruaties. Trek daar drie miskramen van af en je komt op bijna twee honderd bloederige teleurstellingen. En dat terwijl de wereld om haar heen veranderde in zoetige suikerspin, haar zussen een knus taaltje ontwikkelden waarmee ze hun kruimelende kroost bespraken en zij het moest doen met een logerend nichtje dat halverwege de nacht naar huis wilde omdat ze haar moeder zo miste. Het was geen toeval dat Ineke het woord adoptie oppikte toen de regulering nog in de kinderschoenen stond.

[…]

 

© 2023 Cobi van Baars

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum