Leesfragment: De bolle Gogh

12 januari 2024 , door Jaap Cohen
| |

Nu in onze boekhandels: de langverwachte biografie van Theo van Gogh, De bolle Gogh, geschreven door Jaap Cohen. Lees bij ons een fragment en bestel je exemplaar!

Opgegroeid in een welgesteld Wassenaars milieu, ontwikkelde Theo van Gogh zich in korte tijd tot de meest controversiële opiniemaker van Nederland. Als cineast, columnist en ‘predikant van de nihilistische gemeente’ stond hij garant voor tumult. Hij bespotte de exploitatie van (oorlogs)leed en bestempelde de islam tot een bedreiging van de vrije westerse waarden. De belediging had hij tot kunst verheven.

Tegelijkertijd onderhield Van Gogh een enorm netwerk aan vrienden. Acteurs en actrices liepen met hem weg. En hij was een ontwapenende interviewer, die via ‘prettige gesprekken’ antwoord probeerde te krijgen op de levensvragen waarmee hij zelf worstelde.

Waar kwam Van Goghs onstilbare zucht tot beledigen vandaan? In hoeverre speelden de oorlogsgeschiedenis van zijn ouders en zijn afstamming van de beroemde schilder een rol? Jaap Cohen sprak meer dan 150 familieleden, collega’s, vrienden én vijanden over een raadselachtige persoonlijkheid, die overal waar hij kwam verwarring stichtte – totdat hij bruut werd vermoord.



 

PROLOOG

7 MEI 2016

 

Het dashboardklokje staat op 9:48. Twaalf minuten te vroeg rijd ik de brede laan in. Hier, in dit mooie gedeelte van Wassenaar, wonen de ouders van Theo van Gogh. Wat zal ik doen? Alvast aanbellen? Nee, dat is geen goed idee. Het maakt geen goede indruk om voor het afgesproken tijdstip bij mensen thuis te komen. Zal ik dan voor hun deur blijven wachten tot het tien uur is? Dat zou toch een beetje raar zijn: alsof je een rechercheur bent die een huis moet observeren.
Ik stop de auto aan het begin van de laan. Het is er stil; afgezien van een man die een heg bijknipt, zijn er geen mensen te zien. Aan weerszijden van de weg staan vrijwel zonder uitzondering riante, vrijstaande villa’s, allemaal met oprit, ruime voortuin en brede dakkapel. Gemaaide gazons, veel planten en struiken. De bomen zijn al volop in bloei, hun bladeren glanzen in het zonlicht. Hoewel het nog vroeg is, begint het al warm te worden. De eerste zomerse dag van het jaar is in aantocht.
Hoe vaak zou Theo van Gogh over deze weg hebben gereden? Duizend keer? Tweeduizend? Ik las ergens dat hij al lang het huis uit was toen zijn ouders hier in 1984 kwamen wonen, maar dat hij hen geregeld bleef bezoeken. Meestal liet hij zich in een taxi afzetten, hij had nooit zijn rijbewijs gehaald.
Het beeld van de postende rechercheur blijft in mijn gedachten. Het is, bedenk ik, niet eens zo ver bezijden de waarheid. Ik heb zelf het plan opgevat om een biografie van Theo van Gogh te schrijven, wat inhoudt dat ik ook het privéleven en verleden van zijn ouders zal moeten onderzoeken. Feiten en verhalen achterhalen, met elkaar in verband brengen, in een context plaatsen. Hun familieleven observeren. Ik kan me goed indenken dat zij daar helemaal niet op zitten te wachten. Misschien zien ze me wel als een indringer, een op sensatie beluste journalist zoals ze die na de moord op hun zoon zoveel hebben meegemaakt. Of ze hebben überhaupt geen zin meer om hun levensverhaal aan een wildvreemde te vertellen, dat kan natuurlijk ook.
Bij Theo’s moeder, Anneke van Gogh-Vonhoff, lijkt dat zeker het geval te zijn. Toen ik haar voor het eerst telefonisch sprak en haar mijn plan voorlegde om een biografie van haar zoon te schrijven, wekte ze een allesbehalve enthousiaste indruk. Ik legde haar uit dat het niet mijn doel zou zijn om over hem te oordelen, maar om te proberen zijn uitzonderlijke en in veel opzichten paradoxale persoonlijkheid te doorgronden. ‘U zult mijn man moeten spreken, ikzelf wil helemaal níéts meer met biografen te maken hebben,’ zei ze. Er waren vóór mij al auteurs bezig geweest met een biografie, maar die waren er inmiddels mee opgehouden.
Theo’s vader, Johan van Gogh, reageerde welwillender, zeker toen ik hem vertelde dat ik nog niet zo lang geleden was gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Theo verdient een goede biografie,’ zei hij. ‘Stuurt u me uw proefschrift maar toe, en bel me over een week nog eens op.’ Een week later spraken we af om op deze zaterdagochtend in mei met elkaar kennis te maken.
Het dashboardklokje staat op 9:59. Ik breng de auto weer in beweging, rijd de laan door en kijk naar de huisnummers die naast de hekjes van de opritten vermeld staan. Daar, precies in de bocht, moet het zijn. Het huis ziet er anders uit dan de andere huizen in de laan: witgeschilderd, en niet zo enorm groot. Charmant. Het heeft slechts één volwaardige verdieping, te bereiken via een omhooglopende oprit van witte kiezels. Daaronder bevindt zich het souterrain, dat vanaf de weg maar voor de helft zichtbaar is. Het huis houdt zich enigszins verscholen achter het loof. Onder de ramen hangen rijkelijk gevulde plantenbakken, twee kliko’s staan keurig naast het hekje voor de ingang. Ik parkeer de auto aan de kant van de weg, loop het kiezelpad op en bel aan.
Het duurt even voordat ik voetstappen hoor, dan gaat de deur open. Daar staat Anneke van Gogh. Ze ziet er eigenlijk precies uit zoals ik me haar van televisie herinner, toen ze in de weken na de moord op haar zoon ineens een publiek figuur werd. Alsof ze niet al tachtig, maar nog steeds achtenzestig is. Ze is slank, heeft een smal en fijn gezicht, sprekende ogen, opgestoken grijs haar. Ze draagt eenvoudige, maar elegante kleren, heeft zilveren oorbellen in.
‘O, bent u daar al. Ik dacht dat we om halfelf hadden afgesproken.’
Ik stamel dat ik toch echt meende dat tien uur het afgesproken tijdstip was, maar dat ik natuurlijk ook nog even kan wachten.
‘Hmm. Komt u maar binnen,’ zegt ze. Ik overhandig de bos pioenrozen die ik voor haar heb meegenomen. Gelukkig, ze lijkt ze mooi te vinden. ‘Schuin afsnijden en in lauw water zetten,’ zeg ik, herhalend wat de medewerker van de bloemenzaak mij adviseerde. ‘Jaja, dat weet ik heus wel,’ antwoordt ze afwerend, en ze loopt naar de keuken om de bloemen weg te leggen.
Ik kijk rond in de sober ingerichte hal. Op een dressoir staat de dertiendelige dvd-box die Theo’s productiebedrijf Column een jaar na zijn dood heeft uitgebracht. Al zijn speelfilms, plus een boekje met artikelen van acteurs, producenten en scenarioschrijvers die bij de films betrokken waren. De ruggen van de dvd’s en het boekje vormen samen een portret van Theo in een peinzende pose, met één hand in zijn haar. Wat een weinig karakteristieke foto eigenlijk, er is in elk geval geen spoor in te herkennen van de rol van ‘dorpsgek’ die hij zo graag wilde spelen.
‘Komt u maar mee,’ zegt mevrouw Van Gogh. We lopen de woonkamer in, een lichte ruimte met uitzicht op het gazon en de brede, achterliggende vijver. De deuren staan wijdopen. ‘Neemt u plaats op het terras, het is mooi weer. Wilt u een kopje koffie?’
‘Heel graag,’ zeg ik, terwijl ik ga zitten. Wat een prachtige plek is dit. De tuin ligt er mooi bij, een grote kastanjeboom zorgt voor kronkelige schaduwen op het felgroene gras. Eenden maken kringen op het water van de vijver, overal kwetteren vogeltjes.
Daar komt mevrouw Van Gogh weer aan, in haar hand een schoteltje met een kopje koffie. ‘Alstublieft,’ zegt ze. ‘Mijn man wordt in de slaapkamer aangekleed, die zal zich straks bij u voegen. Ikzelf geef u nu een hand, want wij zullen elkaar niet meer spreken.’ Verbluft neem ik haar hand aan, waarna ze zich omkeert en wegloopt.
Een minuut of vijf later hoor ik een deur opengaan. Meneer Van Gogh komt aangelopen, zwaar steunend op een rollator. Hij ziet er wél anders uit dan ik me van televisie herinner, veel ouder en brozer. Hij loopt krom, maakt kleine, aarzelende stapjes. Zo gek is dat natuurlijk niet, hij is vierennegentig jaar. Buiten aangekomen kijkt hij even naar me op. ‘Dag meneer Cohen,’ zegt hij met een duidelijk verstaanbare en licht geaffecteerde stem. Met enige moeite gaat hij zitten in de stoel die op het terras voor hem klaarstaat. Hij is enkele jaren geleden getroffen door het guillain-barrésyndroom, verklaart hij, waardoor hij zich maandenlang bijna niet had kunnen bewegen. Maar wonderwel is hij vrijwel helemaal genezen, alles gaat alleen wat trager nu.
Ik ben me ten volle bewust van het bijzondere van onze ontmoeting. Hoe vaak komt het nu voor dat je een ouder kunt spreken van degene van wie je een biografie schrijft? Tegelijk realiseer ik me dat het gesprek voor meneer Van Gogh bijna een routineklus moet zijn: hij krijgt voortdurend biografen over de vloer – en niet alleen auteurs die een boek over zijn zoon willen schrijven.
Meestal zijn deze biografen geïnteresseerd in Johan van Goghs kennis over zijn oudoom, Vincent van Gogh (1853-1890), of over zijn grootvader, de kunsthandelaar Theo van Gogh (1857-1891). Talloze boeken en films zijn er verschenen over de bijzondere verstandhouding tussen deze broers; als Theo zijn oudere broer niet altijd en ondubbelzinnig was blijven steunen – ook financieel –, dan had Vincent nooit de schilderijen kunnen maken die hem na zijn dood wereldfaam zouden bezorgen. Maar ook andere Van Goghs uit vroeger tijden zijn voor biografen van belang gebleken: er is een boek verschenen over de zussen van Vincent en Theo, en er is een biografie in de maak over Theo’s vrouw – en Johan van Goghs grootmoeder – Johanna van Gogh-Bonger (1862-1925), die de schilderijen van Vincent onder de aandacht van een groot publiek heeft weten te brengen. Over Johans vader, ir. Vincent Willem van Gogh (1890-1978), wordt eveneens een biografie geschreven: hij was degene die de stichting van het Van Gogh Museum bewerkstelligde. Dan zijn we er nog niet, want de familie van Johans moederskant is al even interessant voor biografen. De vader van zijn moeder was namelijk de legendarische SDAP-politicus Floor Wibaut (1859-1936), die als machtige wethouder van Amsterdam hele volkswijken uit de grond stampte.6 Wibauts vrouw, de actieve feministe Mathilde Wibaut-Berdenis van Berlekom (1862-1952), is bovendien een geliefd onderwerp voor onderzoekers in de vrouwenstudies en de geschiedenis van de sociaaldemocratie in Nederland. Alleen bij het laatste bezoek van een biograaf aan huize Van Gogh hoefde Johan van Gogh niet in actie te komen; over voormalig VVD-coryfee Henk Vonhoff (1931- 2010), een volle neef van Anneke, kon zijn vrouw veel beter vertellen.
Hoeveel geschiedenis kan een mens verdragen? En hoeveel drama? Niet alleen Johan van Goghs zoon is geliquideerd, dat geldt ook voor zijn oudere broer Theo vanwege diens rol in het studentenverzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. En ten minste even ingrijpend voor Johan van Gogh was de vroege dood van zijn moeder, Josina van Gogh-Wibaut (1890-1933), toen hij elf jaar was.
Ondanks al deze ellende uit zijn familiegeschiedenis neemt Johan van Gogh ruim de tijd om me te woord te staan, en probeert hij mijn vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Uit een soort plichtsbesef, denk ik. Plichtsbesef tegenover zijn zoon, die hij – ondanks al zijn grillen en soms ook, in zijn ogen, kwalijke gedragingen – altijd is blijven steunen. En plichtsbesef tegenover de geschiedenis, want hij begrijpt dat zijn zoon, hoe je het wendt of keert, een belangrijke figuur in de recente geschiedenis is geworden. Bovendien is hij oud en broos, ook dat realiseert hij zich. Zóveel mogelijkheden om elkaar te spreken zullen er misschien niet meer komen. ‘We zitten hier nú,’ zegt hij.  

[...]

 

Copyright © 2024 Jaap Cohen

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum