Leesfragment: Vernietigen

06 maart 2023 , door Michel Houellebecq
|

10 maart verschijnt de nieuwe roman van Michel Houellebecq, Vernietigen (Anéantir) in de vertaling van Martin de Haan. En donderdag 16 maart 19.30 komt De Haan erover spreken bij Athenaeum Boekhandel Spui. Kom ook - en lees nu een fragment.

November 2026. De Franse presidentsverkiezingen komen er weer aan, de zittende president kan na zijn tweede termijn niet worden herkozen, dus het hele veld ligt open en extreemrechts maakt een goede kans. Dan verschijnt er op internet een onmogelijk realistische nepvideo waarin een van de voornaamste potentiële kandidaten wordt onthoofd. Contactpersoon voor het onderzoek door de geheime dienst wordt topambtenaar Paul Raison, en over hem gaat dit boek: over zijn omgang met een grote terroristische dreiging, maar vooral ook over zijn privéleven, zijn relatie met zijn vrouw, zijn familie. Na bijna zeshonderd pagina’s blijven we verdwaasd achter.

Vernietigen is de achtste roman van Frankrijks onbetwiste sterschrijver, Michel Houellebecq. Hij pakt er naar eigen zeggen een motief in op dat hij in De kaart en het gebied (2010, Prix Goncourt) niet naar tevredenheid had behandeld: wat als het leven gewoon doorgaat – tot het niet meer doorgaat? Nooit eerder heeft Houellebecq zo’n totale poging gedaan om dat leven in een boek te vatten, met zijn mooie en lelijke kanten, zijn vreugde en zijn pijn, zijn betekenis en zijn betekenisloosheid. Is dit zijn magnum opus?

N.B. Lees ook Martin de Haan over het vertalen van Houellebecq, en een fragment uit Serotonine en een bespreking van het boekeen fragment uit In aanwezigheid van Schopenhauer en de laudatio voor Michel Houellebecqs Onderworpen bij de bekendmaking van de shortlist van de Europese LiteratuurprijsEerder besprak Arjen van Meijgaard Soumission en publiceerden we voor uit de vertaling van Martin de Haan. Ten slotte: in 2009 schreven De Haan en Rokus Hofstede een korte toelichting bij Publieke vijanden.

 

Openingsillustratie van Michel Houellebecqs nieuwe roman Vernietigen (Anéantir, vertaling Martin de Haan)

 

I

 

1

Er zijn van die maandagen, helemaal eind november of begin december, waarop je het gevoel hebt in de wachtkamer van de dood te zitten, vooral als je single bent. De zomervakantie is allang vergeten, het nieuwe jaar nog ver weg; het niets voelt ongewoon nabij. Op maandagochtend 23 november besloot Bastien Doutremont met de metro naar zijn werk te gaan. Toen hij uitstapte op station Porte de Clichy stond hij meteen weer tegenover de leus waarover verschillende collega’s hem de dagen ervoor hadden verteld. Het was iets na tienen; het perron was verlaten.
Al sinds zijn pubertijd was hij geïnteresseerd in de graffiti van de Parijse metro. Hij nam er vaak foto’s van met zijn verouderde iPhone – ze moesten inmiddels aan generatie 23 toe zijn, hij was blijven hangen bij de 11. Hij ordende zijn foto’s in mappen per station en per lijn, zijn computer stond er vol mee. Het was dus eigenlijk een hobby, maar hij gaf de voorkeur aan de mildere, hoewel in wezen hardere term tijdverdrijf. Een van zijn favoriete graffiti was trouwens een leus in verzorgde schuine letters waarop hij midden in een lange witte gang op station Place d’Italie was gestuit, en die krachtig verkondigde: ‘De tijd laat zich niet verdrijven!’
De affiches van de campagne Poëzie Ondergronds, die met hun vertoon van slappe onnozelheden een tijdlang alle Parijse stations hadden overspoeld en door middel van capillaire werking zelfs tot sommige metrostellen waren doorgedrongen, hadden bij de gebruikers allerlei gestoorde, boze reacties opgeroepen. Op station Victor Hugo had hij bijvoorbeeld kunnen noteren: ‘Ik eis de eretitel Koning van Israël op. Ik kan niet anders.’ Op station Voltaire was de graffiti harder en wanhopiger: ‘Laatste bericht aan alle telepaten, aan alle Stéphanes die mijn leven hebben willen verstoren: het antwoord is nee!’

De leus op station Porte de Clichy was strikt genomen geen graffiti: in enorme koeienletters van twee meter hoog, aangebracht met zwarte verf, strekte hij zich uit over de hele lengte van het perron in de richting Gabriel Péri-Asnières-Gennevilliers. Zelfs vanaf het tegenoverliggende perron had hij de tekst niet volledig in beeld kunnen krijgen, maar hij had hem wel helemaal kunnen lezen: ‘Voortlevende monopolies / Diep in de metropolis’. Dat was niet bijzonder verontrustend, niet eens bijzonder duidelijk; toch was het wel typisch zoiets wat de belangstelling van de dgsi kon wekken, zoals alle mysterieuze, vagelijk bedreigende mededelingen waarmee de openbare ruimte sinds een paar jaar werd overspoeld, zonder dat ze aan enige bekende politieke splintergroepering konden worden gelinkt, en waarvan de berichten op internet die hij momenteel moest zien op te helderen het meest spectaculaire en alarmerende voorbeeld vormden.

Op zijn bureau vond hij het rapport van het taalkundig forensisch lab; het was ’s morgens met de eerste post gekomen. Na onderzoek van de verzamelde berichten bleken er drieënvijftig letters te kunnen worden onderscheiden – alfabetische tekens, geen ideogrammen; op grond van de spaties konden die letters in woorden worden gegroepeerd. Ze hadden zich vervolgens beijverd om een bijectie met een bestaand alfabet te leggen, en eerst het Frans maar eens geprobeerd. Tegen elke verwachting in bleek het niet onmogelijk: als je bij de zesentwintig basisletters de karakters met een accent of cedille en de ligaturen optelde, kwam je op tweeënveertig tekens. Traditioneel waren er daarnaast elf leestekens, wat een totaal van drieënvijftig tekens opleverde. Ze stonden dus voor een klassiek decoderingsprobleem, waarbij er een eenduidige correspondentie diende te worden aangebracht tussen de tekens uit de berichten en die van het Franse alfabet in ruime zin. Helaas bleken al hun inspanningen na twee weken totaal vruchteloos: ze hadden met geen van de bekende coderingssystemen een correspondentie weten aan te brengen; het was de eerste keer sinds de oprichting van het lab dat dit gebeurde. Via internet berichten verspreiden die niemand zou kunnen lezen was uiteraard een absurde onderneming, ze moesten wel voor iemand bedoeld zijn; maar voor wie?
Hij stond op, maakte een espresso en liep met het kopje in de hand naar het grote raam. De wanden van het gerechtsgebouw weerkaatsten een verblindende glans. Hij had nooit een speciale esthetische waarde kunnen ontdekken in die vormloze hoop reuzenblokken van glas en staal, uittorenend boven een modderig, troosteloos landschap. Hoe dan ook hadden de ontwerpers niet de bedoeling gehad iets moois te maken, niet eens echt iets aangenaams, ze hadden eerder een bepaald soort technische knowhow tentoon willen spreiden – alsof ze vooral eventuele aliens de ogen wilden uitsteken. Bastien had de historische gebouwen op de Quai des Orfèvres 36 niet gekend en verlangde er dus in tegenstelling tot zijn oudere collega’s niet naar terug; maar het viel niet te ontkennen dat de wijk, het ‘nieuwe Clichy’, elke dag een stapje dichter in de buurt van een stedenbouwkundige ramp kwam; het winkelcentrum, de cafés en de restaurants die in het oorspronkelijke ontwikkelingsplan waren voorzien, waren het ideeënstadium nooit ontgroeid, en in de nieuwe gebouwen was het haast onmogelijk geworden om overdag ontspanning te vinden buiten het werk; parkeren, daarentegen, was geen enkel probleem.
Een meter of vijftig lager reed een Aston Martin db11 de bezoekersparkeerplaats op; Fred was dus aangekomen. Voor een geek als Fred, die logischerwijs een Tesla had moeten kopen, was die gehechtheid aan de charmes van de verbrandingsmotor een merkwaardig trekje – hij bleef soms minutenlang zitten dagdromen bij het lieflijke snorren van zijn v12. Hij stapte uiteindelijk uit en sloeg het portier achter zich dicht. Gezien de veiligheidsprocedures aan de balie zou hij er in tien minuten zijn. Hij hoopte dat Fred nieuws had; het was eerlijk gezegd zijn laatste strohalm om bij de volgende vergadering nog iets van vooruitgang te kunnen melden.
Toen ze zeven jaar eerder met een tijdelijk contract waren aangenomen door de dgsi — tegen een meer dan behoorlijk salaris voor jongelui zonder enig diploma of enige werkervaring — kende het sollicitatiegesprek maar één onderdeel: een demonstratie van hun hackerskunsten aan de hand van verschillende websites. Ten overstaan van een vijftiental speciaal voor de gelegenheid bijeengekomen ambtenaren van de befti en andere technische diensten van het ministerie van Binnenlandse Zaken hadden ze uitgelegd hoe ze, als ze eenmaal binnen waren in het rnipp, met een muisklik een persoonlijke zorgpas konden de– en reactiveren; hoe ze te werk gingen om de website van de belastingdienst te hacken en vervolgens heel eenvoudig de hoogte van een belastingaangifte te wijzigen. Ze hadden zelfs laten zien — die procedure was lastiger, de codes werden regelmatig veranderd — hoe ze, als ze eenmaal in de geautomatiseerde dna-databank fnaeg zaten, een genetisch profiel konden wijzigen of deleten, zelfs bij iemand die al was veroordeeld. Het enige wat ze maar liever hadden verzwegen was hun uitstapje op de site van de kerncentrale van Chooz. Achtenveertig uur lang hadden ze de controle over het systeem gehad, en desgewenst hadden ze een noodstop van de reactor in gang kunnen zetten, waardoor verschillende Franse departementen zonder stroom zouden zijn komen te zitten. Een groot nucleair incident zouden ze niet hebben kunnen veroorzaken — de reactorkern was beveiligd met een 4096-bits encryptiesleutel die ze nog niet hadden gekraakt. Fred had nieuwe kraaksoftware, en de verleiding was groot; maar ze waren het er die dag over eens geworden dat ze misschien te ver waren gegaan; ze hadden zich teruggetrokken, alle sporen van hun inbraak gewist en er nooit meer over gesproken . niet met anderen en niet met elkaar. Die nacht had Bastien een angstdroom gehad waarin hij werd achtervolgd door monsterlijke gedrochten, gevormd door kluitjes pasgeboren baby’s in staat van ontbinding; aan het eind van zijn droom was de reactorkern aan hem verschenen. Ze hadden meerdere dagen voorbij laten gaan voor ze elkaar weer zagen, ze hadden elkaar niet eens gebeld, en waarschijnlijk was dat het moment waarop ze voor het eerst overwogen hun diensten aan te bieden aan de Staat. Voor die twee jonge mensen, die Julian Assange en Edward Snowden als hun grote voorbeeld hadden gezien, was samenwerken met de autoriteiten verre van vanzelfsprekend, maar de context was medio jaren 2010 vrij ongewoon: na een reeks moorddadige islamistische aanslagen was de Franse bevolking leger en politie gaan steunen en zelfs een beetje gaan koesteren.
Fred had zijn contract met de dgsi na het eerste jaar niet verlengd, maar in plaats daarvan Distorted Visions opgericht, een bedrijf dat gespecialiseerd was in digitale special effects en computergraphics. Diep vanbinnen was Fred, in tegenstelling tot Bastien zelf, nooit echt een hacker geweest; hij had nooit echt het genot gevoeld, een beetje vergelijkbaar met dat van de slalom bij het skien, dat hijzelf ervoer bij het omzeilen van een serie firewalls, en ook niet de megalomane roes die over hem kwam wanneer hij een brute force attack lanceerde en duizenden zombiecomputers mobiliseerde om een zeldzaam listige sleutel te kraken. Net als zijn leermeester Julian Assange was Fred in de eerste plaats een geboren programmeur, in staat om in een paar dagen de meest geavanceerde talen die voortdurend op de markt verschenen onder de knie te krijgen . en hij had dat talent benut voor het schrijven van totaal vernieuwende algoritmen om vormen en texturen te genereren. Wie het over Franse excellentie heeft, denkt meestal aan de lucht. of ruimtevaart en veel minder vaak aan digitale special effects. Freds bedrijf had regelmatig de grootste Hollywood-blockbusters als klant; vijf jaar na de oprichting stond het wereldwijd al op de derde plaats.

[…]

 

Copyright © Michel Houellebecq en Flammarion, Paris, 2022
Copyright Nederlandse vertaling © 2023 Martin de Haan/ bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum