Leesfragment: Overal zit mens

31 januari 2023 , door Yves Petry
|

Nu op de longlist van de Libris Literatuurprijs 2023: Yves Petry’s Overal zit mens. Een moordfantasie. Lees bij ons een fragment!

Overal zit mens. Het element mens heeft zich genesteld in elke uithoek van het ondermaanse, in elke porie van de biosfeer. Geen stukje mos, geen druppel uit de zee, geen staaltje van de bodem of de eeuwige sneeuw zonder dat het miljoenen moleculen mens bevat. Sapiens kan geen kant meer uit. Hij zit al overal.

Als beheerder van het bos Mirandel neemt Kasper Kind de weinig florissante toestand van de planeet hoogst serieus. Niet minder serieus is zijn plan om publieksintellectueel Max De Man te vermoorden, met wie hij een gedeeld verleden heeft. Alleen lopen de dingen niet helemaal zoals gepland. Want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en verder vooral mensen, altijd maar weer mensen.

Yves Petry (1967) is een van de belangrijkste schrijvers van Vlaanderen. Hij won onder meer de Libris Literatuur Prijs, de BNG Nieuwe Literatuurprijs, de Inktaap en de Tzumprijs voor beste literaire zin van het jaar.

N.B. Lees ook fragmenten uit De geesten en Liefde bij wijze van spreken, en Esther Wils’ interview met Petry over De maagd Marino.

 

De fantasie

Overal zit mens. Het element mens heeft zich genesteld in elke uithoek van het ondermaanse, in elke porie van de biosfeer. We ademen mens, we eten mens, we drinken mens. Geen stukje mos, geen druppel uit de zee, geen staaltje van de bodem of de eeuwige sneeuw zonder dat het miljoenen moleculen mens bevat. Eeuwig is trouwens niet langer een bruikbare term. Alles is mens geworden, dat wil zeggen, alles is bezoedeld, alles is op drift. Vluchten kan niet meer. Wie verlangt naar panorama’s die niet zijn aangetast of kringlopen die niet zijn ontregeld door de factor mens, zal daarvoor naar de maan moeten lopen – en voor alle zekerheid zelfs nog een stukje verder. Onheilsprofeten hoeven zich niet langer uit te sloven, iedereen heeft de boodschap begrepen. Velen voelen zich inmiddels zelfs meer bedrukt door de mogelijkheid van een planetaire catastrofe dan door de zekerheid van de eigen dood. Kinderen van tien praten even doembewust als volleerde klimatologen. De apocalyps is al een cliché nog voor ze werkelijkheid is geworden. Elke dag opnieuw worden we met schrikbarende cijfers en rapporten om de oren geslagen. Elke dag opnieuw worden we met onze neus in ons eigen vuil gedrukt. Of we daar zindelijk van zullen worden, is zeer de vraag. Maar talrijk zijn diegenen – en hun aantal neemt almaar toe – die er een intense walg aan overhouden en hun afkeer van de onderneming mens nauwelijks nog weten te onderdrukken. Met het antropoceen lijkt voor niet weinigen onder ons ook het misantropoceen te zijn aangebroken. Zoals methaan dat vrijkomt uit de ontdooide toendra, zo stijgt uit het opeengeperste mensdom een lucht van mensenhaat op. Naar oude gewoonte zullen de meesten hun haat in de eerste plaats willen botvieren op de medemens, niet op zichzelf. Maar anders dan in het verleden zullen we die haat niet kunnen rechtvaardigen op grond van onze verschillen. Wat stellen die nog voor in het licht van wat komen zal? We zullen de anderen haten hoewel er tussen ons en hen geen onderscheid van betekenis meer bestaat, hoewel zij dezelfde beproevingen en dezelfde angsten doormaken als wij. Wij zullen de anderen haten hoewel – en ook precies omdát – wij onszelf en onze paniek in hen weerspiegeld zien. Omdat zij onze uitweg blokkeren en wij die van hen. We zullen elkaar haten, al zijn we onderling verwisselbaar geworden als skeletten, als röntgenportretten in de ogen van een leek. We zullen in onze naaste wel degelijk de evenmens onderkennen, de lotgenoot en de soortgelijke, maar dat zal geen reden zijn om hem of haar te beminnen, verre van. Tenslotte zijn er al veel te veel zoals wij. Er zullen geen eersten zijn, alleen nog laatsten. Geen uitverkorenen, alleen verdoemden. Geen mannen of vrouwen meer, geen rassen of onderscheiden culturen, geen ingebeelde identiteiten of zelfverklaarde minderheden. Enkel nog uitgeklede, allemaal eendere mensendieren die niet weten waarheen.
Sapiens kan geen kant meer uit.
Hij zit al overal.
Je merkt het, ik neem de situatie hoogst serieus. Ik ben me bewust van de last waar mijn tijdgenoten onder gebukt gaan en onderschat geenszins hun gevoel van malaise en radeloosheid. Misschien overdrijf ik zelfs een tikje en valt het met hun psychische welzijn voorlopig wel mee. Tenslotte voel ik me zelf ook nog niet werkelijk verpletterd door de doemgetallen en de rampgrafieken. Soms boezemen die me zelfs een zekere speelsheid in. Ik zoek naar prikkelende woorden voor het ergste, ik spreek het ergste uit en beleef daar onmiskenbaar enig genoegen aan. Een tikje pervers van me, dat geef ik toe. Van iemand die de vijftig nadert had je wellicht meer verantwoordelijkheidszin verwacht. Maar het is niet anders. Uiterlijk valt er van lichtzinnigheid aan mij evenwel niets te merken. Ik zit niet demonstratief als een Nero zingend en tokkelend op mijn harp te genieten van het ondergangsspektakel. Voorlopig houd ik me gedeisd en deel ik mijn gedachten met niemand. Met niemand anders dan met jou. Dat je niet bestaat, is geen probleem. Het zou voorbarig zijn om me in deze fase van mijn plan al tot reële toehoorders te richten.
Wat voor plan, wil jij nu natuurlijk weten.
Geduld, mijn beste. Dat komt nog.
Alles op zijn tijd.

 

Een frisse, winderige, heldere ochtend in maart. Ik zit voor het raam van mijn cabine, midden in het bos Mirandel, en ben net klaar met mijn ontbijt. In de verte horen we het geschreeuw van een buizerd, of waarschijnlijk van meerdere, want het is in dit seizoen verre van ongewoon ze met tien of meer te zien rondcirkelen, honderden meters boven de nog bladerloze boomtoppen, waar ze in weidse bogen krijsend om elkaar heen draaien, uit rivaliteit of paardrift of om mee te liften op de ochtendlijke thermiek, zoals de gangbare verklaringen luiden. Maar wie weet ook uit een drang naar roes en expansie, als in een derwisjachtige dans, waarom niet. Volgens mij kunnen ook dieren, net als mensen, gegrepen worden door het verlangen meer te zijn dan een organische rekenmachine. Ik mag dan een wetenschapper zijn geworden, daarom ben ik nog geen idioot. Waarom zou de levende natuur enkel en alleen maar uit zijn op voortplanting en lijfbehoud? Meer dan een theoretisch vooroordeel is dat niet. Het kan een en ander verklaren maar het zegt zeker niet alles. Op een andere dag was ik waarschijnlijk naar buiten gelopen om even stil te staan bij die vloeiende ellipsbanen in de hoogte, die ik vroeger wel eens ervaren heb als een wenk uit het onkenbare, maar vandaag blijf ik zitten waar ik zit, achter mijn laptop, omdat ik zonder verder uitstel de mail moet beantwoorden die mijn tweelingzus Eva me vorige week heeft gestuurd.

Lieve Kasper. Het is alweer een poos geleden dat we elkaar spraken. Dat etentje verliep toen niet bepaald in de allerbeste sfeer, wat jammer is, want zo vaak zitten we niet met ons drieën samen. Maar goed, ik zal proberen niet te klinken als een mater familias, dan hoef jij ook niet meteen met je ogen beginnen te rollen.
Ik schrijf je in verband met Céline. Ook van haar heb ik sinds ons verjaardagetentje niets meer gehoord. Hooguit stuurt ze een berichtje dat alles goed met haar gaat en dat ik me geen zorgen hoef te maken. Verder bots ik telkens weer op die ellendige voicemail. Natuurlijk, ze is eenentwintig, ik hoef niet elke dag te weten waar ze zoal uithangt. Maar ik heb geen goed gevoel bij die kliek waar ze tegenwoordig mee optrekt. Dat heb ik je geloof ik al eens verteld. Bovendien begrijp ik niet waarom ze zich voor mij zo onbereikbaar maakt. Heb ik soms wat verkeerd gedaan? Had ik niet het recht een paar serieuze vragen te stellen bij haar beslissing om haar studie op te geven? Terwijl ze daar zelf geen overtuigende reden voor kon aanvoeren! En dat laatste verontrust me eigenlijk nog het meest. Vroeger zou ze me met haar argumenten, aannemelijk of niet, om de oren hebben geslagen. Nu was er alleen maar dat onnozele en bijna gemelijke stilzwijgen. Ze had meer weg van een puber dan van de volwassen vrouw die ze bezig is te worden. Mijn indruk is dat ze de laatste maanden aan zelfstandig denken heeft ingeboet in plaats van gewonnen. Ik vraag me eerlijk gezegd af of ze zich haar besluit niet minstens voor een deel door anderen heeft laten aanpraten.
Aan mij wil ze momenteel niet veel kwijt maar ooit was er een tijd dat ze jou uitgebreid in vertrouwen nam. Vandaar mijn vraag: wanneer heb jij Céline voor het laatst gezien of gehoord? Weet jij toevallig iets wat ik niet weet maar beter wel zou weten, zoals in het verleden wel vaker is gebeurd? Dat mag je me dan zeker vertellen. Wees gerust, ik zal er discreet mee omgaan.

Afgelopen nacht heeft het een paar graden gevroren, de bodem is berijpt, de lucht is van een verkwikkelijke scherpte. Nu en dan brengt een windvlaag de boomstammen aan het kreunen. Het zonlicht is nog winters dun en bleek maar de zangvogels hebben de voorbije dagen al hoorbaar aan branie gewonnen. Op zich is het een ochtend die veeleer uitnodigt tot goede luim dan tot getob. Maar ik kan de mail van Eva onmogelijk nog langer onbeantwoord laten. Het onderwerp Céline laat zich niet zomaar negeren. Als het om Céline gaat, voel ik me verplicht Eva iets terug te schrijven, en niet om het even wat. Mijn reactie dient doordacht te zijn en blijk te geven van gewetensvolle betrokkenheid. En dat zeg ik niet om me goedhartiger of fijngevoeliger voor te doen dan ik ben. Het is een zwakte, dát is wat ik ervan denk. Maar genoeg daarover. Er is op de wereld bepaald geen tekort aan sentimenteel gelul.

[…]

 

© 2022, Yves Petry

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum