Leesfragment: Nirwana

16 september 2023 , door Tommy Wieringa
|

19 september verschijnt de nieuwe, grote roman van Tommy Wieringa, Nirwana, zijn eerste sinds De heilige Rita (2017, Bookspot Literatuurprijs), een epische familieroman. Een boek waarnaar we reikhalzend uitkijken. Lees bij ons de eerste pagina’s.

De geschiedenis van een grootvader bepaalt het heden van een kleinzoon. Samen vertellen ze het verhaal van een eeuw waarin het wereldvuur oplaaide als nooit tevoren.

Gevierd kunstenaar Hugo Adema stamt uit een roemruchte familie die al decennia haar stempel op de moderne tijd drukt. Zijn grootvader Willem Adema stichtte zijn offshore-imperium na een dubieuze rol in de Tweede Wereldoorlog: aanvankelijk vecht hij aan Duitse zijde aan het oostfront, maar halverwege de oorlog sluit hij zich aan bij het verzet. Wie is die man die sommigen vereren als een held en anderen beschouwen als een geslepen opportunist?

Terwijl zijn tweelingbroer aan het hoofd van het familiebedrijf het grootste schip ter wereld laat bouwen, raakt Hugo’s eigen leven in een impasse als zijn grote liefde hem verlaat. Hij keert terug naar het landgoed waar hij is opgegroeid om weer te schilderen en het verleden van zijn inmiddels honderdjarige grootvader te onderzoeken. Wanneer zijn vroegere gouvernante overlijdt duiken in haar huis de verloren gewaande dagboeken van Willem Adema op, die een ontstellend licht werpen op diens oorlogsjaren. Is dit het moment om de geschiedenis recht te doen?

Nirwana is een wervelend epos over een familie die generatie na generatie de verovering van de aarde najaagt, ook wanneer blijkt dat het vuur een goede knecht is, maar een slechte meester.



 

Vooraf

Na jaren van onbruik wordt er in de zomer van 1990 bijna elke dag gezwommen in het zwembad tussen de villa en de bosrand. De hittegolf die eind juli begon en tien dagen duurde is voorbij; het is nog altijd erg warm. Op de bodem van het bad scherpt een jongen opnieuw zijn onderwaterrecord aan. In juni is hij veertien geworden. Het wrede seizoen. Wanneer hij zich buiten adem op de tegelvloer afzet en naar de oppervlakte schiet, is het alsof hij zal sterven, maar dat is pas over achtenvijftig jaar, op ditzelfde landgoed, in een ander jaargetijde en onder omstandigheden die het best paradoxaal genoemd kunnen worden. Nu leeft hij, de jongen Hugo Adema, en hoe: happend naar lucht breekt hij door de waterspiegel. Hij zwemt naar de rand en hijst zich erop. Zijn hart dreunt, zijn schouderbladen steken scherp uit wanneer hij bij de badhokken een handdoek rond zijn middel slaat. Hij is mager en zo bruin als een eekhoorn, een en al knoken en huid. Sinds kort kruipt er een potloodstreepje haar vanuit zijn zwembroek naar zijn navel.
Het spoor van zijn natte voetstappen vervliegt vlug op de warme stenen. De gedachten van de jongen zijn bij zijn nieuwe record van één minuut achtentwintig, maar voor het overige overal en nergens. In De Telegraaf van zijn grootvader leest hij over de val van de Muur, de aanstaande hereniging van de beide Duitslanden en de Golfoorlog die eerder die maand is uitgebroken, maar zijn eigen beslommeringen schijnen onvergelijkelijk veel groter. De toekomst is een duisternis, sinds hij bij zijn grootouders is ondergebracht. De eeuwige ruzies en vechtpartijen met zijn broer zijn zo uit de hand gelopen dat ze elke nieuwe au pair binnen de kortste keren aan de rand van een zenuwinzinking brengen. Dit, moeten zijn ouders hebben gedacht, is een eenvoudige, elegante oplossing zo: hij hier op het Wassenaarse landgoed van zijn grootouders en zijn tweelingbroer thuis aan de Groot Haesebroekseweg, hemelsbreed nog geen twee kilometer bij elkaar vandaan, maar de verwijdering is compleet. Er is geen einddatum vastgesteld, zodat zijn excommunicatie zich tot in het oneindige uitstrekt, en er is ook geen sprake van dat ze zullen ruilen op een dag, zodat hij terug naar huis kan en zijn broer hier wordt geparkeerd, waardoor hij zich daadwerkelijk verbannen voelt, de ongewenste van de twee.
Hij mist de honden.
Ondraaglijk traag zijn de zomerdagen met alleen twee bejaarden en een kokkin om zich heen, al past het woord ‘bejaarde’ misschien niet zo erg bij zijn opgedofte grootmoeder of de gestrengheid van zijn grootvader. Hij, de oude man, is het merendeel van de tijd afwezig omdat hij zijn onderneming op zijn vierenzeventigste nog altijd met vaste hand leidt; de jongen voelt zich beter op zijn gemak in huis wanneer hij er niet is.
Hij mist niet alleen de honden maar ook zijn moeder. Vooral haar, als hij eerlijk is, maar hij slikt nog liever zijn tong in dan eerlijk te zijn. Zij heeft deze regeling bedacht, dat weet hij zeker. Hij zal het haar nooit vergeven.
De zon brandt, een aangename rilling trekt over zijn huid. Vanuit de bosrand klinkt het koeren van een holenduif, zoveel bescheidener dan de jonge kauw die op het gazon met schrille stem en klapperende vleugels zit te bedelen bij de ouderdieren. De sproeier op het gazon gaat tikkend rond; de tuinman verplaatst het ding een paar keer per dag. De man leidt een verborgen leven op het landgoed, en maakt zich over het algemeen slechts kenbaar door het geknetter van de bosmaaier of de motorzaag in de verte.
Als Hugo zich omdraait ziet hij aan het andere eind van het zwembad zijn grootvader staan in een robijnrode badjas. Hij is uit het souterrain opgedoken, de deur staat open. Hij schrikt, hoelang staat hij daar al zo? Onbeweeglijk staart de oude man naar hem. Onpeilbaar is zijn blik. Tussen de brede stoffen kraag schemert het wit van zijn borst. De jongen loopt langs de rand van het bad naar hem toe alsof hij gehoorzaamt aan een opdracht. ‘Gaat u zwemmen, pake?’ brengt hij onnozel uit. Er steekt iets in zijn keel bij die woorden.
‘Ik heb altijd veel gezwommen,’ zegt zijn grootvader. ‘In zee.’ Hij knijpt zijn ogen dicht tegen de schitteringen op het water. ‘Maar op een warme dag als deze…’ Hij trekt zijn badjas uit en vouwt hem over de rug van een ligstoel. De jongen wendt zijn ogen af. Willem Adema, geglazuurd in formaliteit, draagt thuis zelfs aan tafel een das; dat het inwendige van zijn pakken een mens van vlees en bloed blijkt te bevatten komt de kleinzoon obsceen voor.
Anders dan de jongen is de grootvader buitengewoon geïnteresseerd in de hereniging van de Duitslanden en de Golfoorlog, net als in de schokkende desintegratie van de Sovjet-Unie en in de prijs van een vat ruwe olie die sinds de Iraakse inval in Koeweit naar 41 dollar is gekatapulteerd – elke ochtend krijgt hij een knipselmap met het belangrijkste nieuws over de mondiale energie-industrie op zijn bureau. Hij weegt zijn kansen, de president-directeur van Adema Marine Operations. De offshore beweegt mee met de wereldconjunctuur en de wereldconjunctuur beweegt mee met de prijs en de mate van beschikbaarheid van olie en gas – vurige tango.
Het einde van de Koude Oorlog brengt voor de offshore nieuwe wingebieden binnen bereik. De verovering van de aarde gaat altijd door, onophoudelijk spieden mannen zoals hij tot in de verste uithoeken van de planeet om te zien waar ze hun geavanceerde gereedschappen in de moederrots kunnen planten. Al dat hakken, boren, graven en delven in de aardkorst heeft het aanzien van een gewelddaad, van een verkrachting in symbolische zin, waarmee ze gehoorzamen aan de goddelijke opdracht die aan het begin der tijden aan de mens is gesteld, om vruchtbaar te zijn en de aarde en alles wat daarop is aan zich te onderwerpen.
Wanneer zijn grootvader achterwaarts het zwembadtrapje afdaalt, ziet Hugo een kleine tatoeage op de onderkant van zijn bovenarm, een donker cirkeltje op zijn witte vel. Hij kijkt nog eens, het cirkeltje bevindt zich een centimeter of twintig onder zijn linkeroksel. Het kan volgens hem niets anders dan een tatoeage zijn. De oude man laat zich onder water zakken en komt snuivend weer boven. Is het misschien de eerste letter van de naam van zijn grootmoeder, Odilia, vraagt de jongen zich af, of is hij lid geweest van een of ander geheim genootschap met zo’n merkteken? Voor dat eerste lijkt zijn grootvader hem niet romantisch genoeg, zonder het te weten nadert hij met zijn tweede veronderstelling de werkelijkheid al een stuk dichter.

De kleine gebeurtenis aan de rand van het zwembad zal Hugo zich zijn leven lang herinneren als het begin van iets, het water en het licht, de zeurende droefheid en de euforie om zijn verlatenheid, en ook de tatoeage onder de arm van de oude man met zijn bleke ogen, op die zomermiddag in het warmste jaar sinds het begin van de meteorologische metingen in 1705.

 

© Tommy Wieringa

pro-mbooks1 : athenaeum