Leesfragment: Morgen en morgen en morgen

27 januari 2023 , door Gabrielle Zevin
|

Nu in onze boekhandels: de nieuwe roman van Gabrielle Zevin (De verzamelde werken van A.J. Fikry, boekhandelaar), Morgen en morgen en morgen (Tomorrow, and Tomorrow, and Tomorrow), vertaald door Gerda Baardman. Lees bij ons een fragment.

  • ‘Briljant. Morgen en morgen en morgen is een van de beste boeken die ik ooit heb gelezen.’ — John Green

Op een ijskoude dag in zijn eerste jaar op Harvard stapt Sam Masur uit de metro en ziet Sadie Green. Hij roept haar naam. Even doet ze alsof ze hem niet hoort maar dan draait ze zich om. Het is het begin van een legendarische samenwerking. Sam en Sadie zijn nog geen vijfentwintig, ze zijn briljant, succesvol en beroemd vanwege hun gamedesigns. Maar dit zal ze niet beschermen tegen hun ambities of tegen de liefde. Morgen en morgen en morgen is een opwindende en duizelingwekkende roman over vriendschap, beperking, creativiteit, en boven alles over onze behoefte aan verbinding: lief te hebben en geliefd te worden. Ja, dit is een liefdesverhaal, maar een zoals je nooit eerder hebt gelezen.

  • ‘Schitterend. Zevin heeft het boek geschreven waarvoor ze is geboren. Dit boek zal iedereen voor zich winnen die nog nooit een videogame heeft gespeeld, en zal een instant cult status krijgen bij degenen die dat wel hebben gedaan.’ — Kirkus, starred
  • ‘Een duizelingwekkende, epische roman over vriendschap.’ — Publisher's Weekly, starred
  • ‘Afwisselend grappig, ontroerend en soms hartverscheurend: dit boek heeft me omver geblazen.’ — Nathan Hill
  • ‘Een schitterende ode aan het leven, met al zijn rozentuinen en mijnvelden. Dit boek lezen is lachen, rouwen, leren en groeien.’ — Tayari Jones

 

1
Zieke kinderen

 

1

Voordat Mazer zichzelf uitvond als Mazer was hij Samsom Mazer, en voordat hij Samson Mazer werd, was hij Samson Masur – het scheelde twee letters, maar ze transformeerden hem van een keurige, ogenschijnlijk Joodse jongen tot een Professioneel Bouwer van Werelden; het grootste deel van zijn jeugd was hij Sam, S.A.M. in de hall of fame van de Donkey Kong-machine van zijn grootvader, maar vooral Sam.
Op een late decembermiddag in de nadagen van de twintigste eeuw kwam Sam uit de metro en ontdekte dat de buis naar de roltrap werd geblokkeerd door een roerloze mensenmenigte, die naar een reclamebillboard stond te staren. Sam was al laat. Hij had een afspraak met zijn mentor die hij al een maand had uitgesteld, maar die volgens iedereen echt voor de kerstvakantie moest plaatsvinden. Sam hield niet van mensenmassa’s – niet om zich in te bevinden en ook niet van de onzin waar ze vaak massaal van genoten. Maar deze massa was onvermijdelijk. Hij zou zich erdoorheen moeten worstelen als hij de bovengrondse wereld wilde bereiken.
Hij had een grote, logge, marineblauwe wollen jekker aan die hij van zijn kamergenoot Marx had geërfd, die hem op zijn beurt in zijn eerste studiejaar bij de Army Navy Surplus Store in de stad had gekocht. Marx had hem bijna een heel jaar lang in de plastic tas laten rotten, totdat Sam vroeg of hij hem mocht lenen. De winter hield maar niet op, en een noordoosterstorm in april (april! Krankzinnig, die winters in Massachusetts!) had Sams trots eindelijk zo ver op de knieën gedwongen dat hij Marx om de vergeten jas durfde te vragen. Sam had beweerd dat hij hem cool vond, waarop Marx zei dat Sam hem wel mocht hebben, wat Sam van tevoren wel had geweten. Zoals de meeste spullen uit de Army Navy Surplus Store wasemde de jas schimmel, stof en zweet van dode jongens uit en Sam probeerde maar niet te denken aan de oorzaken die ertoe hadden geleid dat het kledingstuk bij de legerdump terecht was gekomen. Maar de jas was wel veel warmer dan het jack dat hij in zijn eerste studiejaar in Californië had gekocht. Hij had ook gehoopt dat de grote jas zijn postuur wat verhulde, maar door de belachelijk grote jas leek hij alleen maar ieler en kinderlijker.
Dat wil zeggen dat de eenentwintigjarige Sam Masur niet de bouw had om te duwen en te dringen, dus slingerde hij zich zo veel mogelijk door de menigte, waarbij hij zich een beetje voelde als de ten dode opgeschreven amfibie uit het spelletje Frogger. Hij betrapte zich op een reeks ‘sorry’s’ die hij niet meende. Het prachtige aan de codering van het brein was dat het ‘sorry’ kon zeggen terwijl het ‘fuck you’ bedoelde, bedacht Sam. Personages in romans, films en games meenden altijd alles wat ze zeiden of deden – tenzij ze onbetrouwbaar waren of duidelijk werden voorgesteld als slecht of krankzinnig. Maar mensen – gewone, fatsoenlijke, in principe eerlijke mensen – overleefden geen dag zonder dat kleine, onmisbare stukje programmering dat je in staat stelde het een te zeggen en het andere te bedoelen, te voelen of zelfs te doen.
‘Kun je niet achterlangs?’ riep een man met een zwart-groen macramémutsje tegen Sam.
‘Sorry,’ zei Sam.
‘Verdomme, ik zag ’m bijna,’ mopperde een vrouw met een baby in een draagdoek toen Sam voor haar langs liep.
‘Sorry,’ zei Sam.
Af en toe liep iemand haastig weg, zodat er een hiaat in de menigte ontstond. Die hiaten zouden Sam ontsnappingsmogelijkheden moeten bieden, maar op de een of andere manier werden ze altijd meteen weer opgevuld met nieuwe, naar afleiding hongerende mensen.
Toen hij bijna bij de roltrap was, draaide hij zich om, benieuwd waar al die mensen naar hadden staan kijken. Hij stelde zich voor dat hij Marx thuis over de opstopping in het metrostation vertelde en dat Marx dan vroeg: ‘Wilde je niet weten wat er aan de hand was? Je ziet een hele wereld vol mensen en dingen als je even ophoudt met dat misantropische gedoe.’ Sam vond het vervelend dat Marx hem als misantroop zag, al was hij dat wel, dus draaide hij zich om. En zag hij zijn oude vriendin Sadie Green.
Niet dat hij haar in de tussenliggende jaren nooit had gezien. Ze waren vaste bezoekers van wetenschapsbeurzen, de Academic Games League en talloze andere wedstrijdbijeenkomsten (retoriek, robotics, creatief schrijven, programmeren). Want of je nu op een heel middelmatige openbare middelbare school in oost zat (Sam) of op een dure particuliere school in west (Sadie), in het nerdcircuit in Los Angeles kwam je altijd dezelfde mensen tegen. Ze wisselden blikken over de hoofden van alle andere nerds – soms lachte ze zelfs naar hem, alsof ze hun band wilde bevestigen – om dan weer te worden meegetrokken in de gierenzwerm van aantrekkelijke, slimme jongens en meisjes die altijd om haar heen hing. Jongens en meisjes zoals hij, maar dan rijker, witter en met mooiere tanden en brillen. En hij wilde niet de zoveelste lelijke nerd zijn die om Sadie Green heen hing. Soms zag hij haar als een kreng en verbeeldde hij zich dat ze hem had beledigd: de keer dat ze hem haar rug had toegekeerd, de keer dat ze zijn blik had gemeden. Maar dat had ze allemaal nooit gedaan – misschien had ze het bijna beter wel kunnen doen.
Hij wist dat ze naar het mit was gegaan en toen hij naar Harvard ging, had hij zich weleens afgevraagd of ze elkaar ooit zouden tegenkomen. Tweeënhalf jaar lang had hij niets ondernomen om dat te laten gebeuren. Zij ook niet.
Maar daar was ze: Sadie Green in eigen persoon. En bij die aanblik moest hij bijna huilen. Alsof zij het wiskundige bewijs was dat hem nu al jaren ontglipte, maar dat voor zijn frisse, uitgeruste blik nu ineens volkomen voor de hand leek te liggen. Daar is Sadie, dacht hij. Yes. Hij wilde haar naam roepen, maar deed het niet. Hij voelde zich overvallen door de tijd die was verstreken sinds de laatste keer dat hij en Sadie samen alleen waren geweest. Hoe kon iemand zo jong zijn als hij objectief wel besefte dat hij was, terwijl er in zijn leven toch al zo veel tijd voorbij was gegaan? En waarom was het ineens zo makkelijk om te vergeten dat hij op haar had neergekeken? Tijd was een mysterie, dacht Sam. Maar een seconde later rationaliseerde hij dat gevoel. Tijd was wiskundig verklaarbaar; het ware mysterie was het hart – of dat deel van het brein dat het hart vertegenwoordigde.
Sadie was klaar met staren naar wat het ook was waar de menigte naar staarde en liep naar de binnenkomende Red Line-trein.
Sam riep haar naam: ‘sadie!’ Naast het lawaai van de naderende trein daverde het station ook van de gebruikelijke menselijke geluiden. Een jong meisje speelde Penguin Cafe Orchestra op haar cello in de hoop op wat kleingeld. Een man met een klembord vroeg aan voorbijgangers of ze een ogenblikje overhadden voor de moslimvluchtelingen in Srebrenica. Naast Sadie stond een kraampje waar je voor zes dollar een smoothie kon kopen. Meteen nadat Sam haar naam had geroepen werd de blender aangezet en er vermengde zich een geur van aardbei en citrus met de muffe ondergrondse lucht. ‘Sadie Green!’ riep hij weer. Ze hoorde hem nog steeds niet. Hij ging sneller lopen, voor zover dat mogelijk was. Als hij snel liep voelde dat contra-intuïtief, alsof zijn linkerbeen aan het rechterbeen van iemand anders was vastgebonden.
‘Sadie! sadie!’ Hij voelde zich belachelijk. ‘sadie miranda green! jij bent aan dysenterie bezweken!’
Eindelijk keek ze om. Ze zocht met haar ogen de menigte af en toen ze Sam zag, verspreidde de glimlach zich over haar gezicht als de vertraagd afgespeelde film van een openbloeiende roos bij biologie op school. Het zag er prachtig uit, dacht Sam, en misschien ook een tikje onecht, tobde hij meteen. Ze kwam naar hem toe, nog steeds glimlachend – een kuiltje in haar rechterwang, een bijna onzichtbaar spleetje tussen haar bovenste voortanden –, en het leek alsof de menigte voor haar uiteenweek zoals de wereld voor hem nooit had gedaan.
‘Dat van die dysenterie was mijn zusje, Sam Masur,’ zei Sadie. ‘Ik was van uitputting bezweken na een slangenbeet.’
‘En doordat je die bizon niet wilde doodschieten,’ zei Sam.
‘Dat vond ik zonde. Al dat vlees gaat toch maar rotten.’
Ze sloeg haar armen om hem heen. ‘Sam Masur! Ik hoopte aldoor dat ik je tegen het lijf zou lopen.’
‘Ik sta gewoon in de gids,’ zei Sam.
‘Misschien hoopte ik dat het vanzelf zou gebeuren,’ zei Sadie. ‘En dat is nu gebeurd.’
‘Wat voert jou naar Harvard Square?’ vroeg Sam.
‘Het Magic Eye natuurlijk,’ zei ze vrolijk. Ze wees naar voren, naar de poster. Nu registreerde Sam voor het eerst de poster van één bij anderhalve meter die de forenzen in een horde zombies had veranderd.

zie de wereld met nieuwe ogen.
het kerstcadeau dat iedereen wil: the magic eye

Het beeld was een psychedelisch patroon in de kerstkleuren smaragdgroen, robijnrood en goud. Als je er lang genoeg naar keek, maakten je hersenen zichzelf wijs dat je een verborgen 3D-beeld zag. Een autostereogram, voor de gemiddelde programmeur makkelijk te maken. Dat? dacht Sam. Waar mensen zich al niet druk over maken. Hij kreunde.
‘Jij vindt het niks?’ vroeg Sadie.
‘Dat hangt in alle studentenhuizen op de campus.’
‘Maar deze niet, Sam. Deze is uniek…’
‘Op alle metrostations in Boston.’
‘Misschien wel in heel Amerika?’ Sadie lachte. ‘Dus jij hoeft de wereld niet zo nodig met magische ogen te bekijken?’
‘Ik bekijk de wereld altijd met magische ogen,’ zei hij. ‘Ik ben een en al kinderlijke verwondering.’
Sadie wees naar een jongetje van een jaar of zes. ‘Moet je hem eens gelukkig zien zijn! Nu ziet hij het ook! Goed hoor!’
‘Heb jij het al gezien?’ vroeg Sam.
‘Nee, nog niet,’ gaf Sadie toe. ‘En nu moet ik echt de volgende trein halen, anders kom ik te laat op college.’
‘Je hebt toch nog wel vijf minuutjes om de wereld met magische ogen te kunnen aanschouwen?’ vroeg Sam.
‘Volgende keer misschien.’
‘Kom op, Sadie. Er komt wel weer een nieuw college. Hoe vaak kun je nou iets zien en weten dat iedereen om je heen hetzelfde ziet, of dat hun brein en hun ogen in elk geval op hetzelfde fenomeen reageren? Hoe vaak vind je nou zó veel bewijs dat we allemaal in dezelfde wereld leven?’
Sadie glimlachte quasiweemoedig en stootte Sam zacht tegen zijn schouder. ‘Dat was wel het Sam-achtigste wat je had kunnen zeggen.’
‘Ik bén ook Sam.’
Ze zuchtte toen ze haar trein hoorde wegrijden. ‘Als ik straks zak voor Advanced Topics in Computer Graphics, dan is het jouw schuld.’ Ze ging weer zo staan dat ze de poster kon zien. ‘Nu jij ook, Sam.’
‘Ja, m’vrouw.’ Hij rechtte zijn schouders en keek recht voor zich uit. Hij had in geen jaren zo dicht bij Sadie gestaan.

[…]

 

© 2022 Gabrielle Zevin
© 2023 Nederlandse vertaling Gerda Baardman / Uitgeverij Nieuw Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum