Leesfragment: Mauk

07 september 2023 , door Jan Vantoortelboom
|

Nu op de longlist van de Boekenbon Literatuurprijs 2023 (en, update 9 november 2023: de winnaar!): Jan Vantoortelbooms roman Mauk, een ‘koortsdroom in proza’ (de Volkskrant). Lees bij ons de eerste pagina’s!

Mauk is oud en ziek en ligt in een bed bij het raam. Hij leeft in zijn herinneringen: hij was een kind dat de kleur van de achtergrond aannam, totdat zijn moeder tot bloedens toe wordt verwond. Het is te veel om te bevatten. Op dat moment overmeestert Henri, de grote moedige broer die hij altijd wenste, zijn gedachten. Henri beschermt hem, niet tegen het geweld van een dreigende buitenwereld, maar tegen dat van zijn tirannieke vader. Als Mauk op twaalfjarige leeftijd geconfronteerd wordt met een tragedie is Henri de enige die hem kan helpen. Mauk is het verhaal van een getraumatiseerd kind dat zich niet kan weren tegen de demonen van een vader, maar er door zijn vervormde verbeelding toch in slaagt zich staande te houden.



 

Nu ik hier lig te sterven, heb ik het voorrecht te besluiten dat ik dit alles, dit wat men zo voldaan het leven noemt, had overgeslagen, als ik daartoe de kans had gekregen. Rechtvaardigheid is niet van deze wereld en compassie evenmin. Nu ik hier lig dood te gaan in een bed bij het raam, heb ik het volste recht dat te concluderen. Het leven zoals het aan mij is opgedrongen was troebel, een poel van woede en verwarring. Ik heb door die donkere wateren gezwommen. De grootste bedreiging in mijn bestaan was het geloof dat Henri me zou redden. Er waren momenten, ik weet niet meer of ik ze in jaren kan uitdrukken, van licht en lucht. Maar telkens was er die onverwoestbare kracht die de aanjager was: de gave om de dingen anders te zien dan ze werkelijk waren, met een scherpte mij eigen, om pijn geen pijn te laten zijn en zo de schaduwen van me af te werpen. Ook nu, onder een deken en het gereutel van mijn ademtocht, kijk ik voorbij de rijp op de ruit naar het winterblauw van de lucht. Toch zie ik iets anders: ik staar achter het blauw en hoor in die onmetelijke verte de rust. Maar vóór die rust, die aan me trekt als een wanhopig kind aan zijn moeder, zit nog steeds woelende beroering. Daar zie ik vader, moeder en mijn grote broer Henri.
‘Henri? Waar ben je? Kon je vluchten? Of hebben ze je te pakken gekregen?’
‘Ik heb lang in het woud geleefd, tussen die hele hoge bomen die alleen daar groeien waar jij en ik zijn geweest, en bij een kreek met water, helder als glas, heb ik bomen geveld en een blokhut gebouwd. Het was daar zo mooi, Mauk.’
‘Tot ze je op het spoor kwamen?’
‘Tot ze me op het spoor kwamen.’
‘Hebben ze je te grazen genomen?’
‘Dat denken ze. Maar niemand kan mij écht pakken, dat weet jij wel.’
‘Dat weet ik. Denk je dat vader van ons hield?’
‘Dat moet je aan hem vragen. Hij kon zijn duivels niet beheersen en heeft moeder, jou en mij erin meegesleurd. Maar hij heeft mij gemaakt tot wie ik ben geworden en dat heeft mij geholpen en jou ook. Hij moest er wel voor boeten. Dat kon niet anders.’
‘En jij, Henri?’
‘Ik moet ook boeten voor wat ik heb gedaan.’
‘Zoek je me nog? Kom je me ooit nog bezoeken? Ik heb ook een huis op een mooie plek, het vroegere huis van nonkel Konrad. Ik heb het zelf verbouwd en sterk gemaakt; het bestaat echt. Het spijt me dat je je leven lang moest vluchten. Kom naar me toe, naar mijn huis, het staat dicht bij een bos met een grote rode beuk in het midden.’
‘Ik zou je graag terugvinden, Mauk.’

 

Ik ben geboren in het uur dat nonkel Konrad stierf. Toen hij bericht kreeg van mijn geboorte, haastte hij zich naar ons huis. Nonkel Konrad was een zonderling, dat is het woord dat mijn moeder gebruikte als ze over hem sprak. Hij woonde in een huis buiten het dorp, tussen de bosrand en de korenvelden in. Hij kweekte en droogde kruiden aan de lucht en aan het vuur, maakte er zalf, olie en thee van, en hielp mensen. Maar zichzelf kon hij niet genezen. Mijn moeder mocht en bezocht hem, vooral toen ze zwanger was van mij. Ze vertelde over hem: om mijn geboorte te vieren en liefde in mijn toekomst te verzekeren, zei ze, klom hij op weg naar mij toe hoog in een populier om een twijgje maretak af te knippen. Maar toen hij het in zijn zak wilde steken, verloor hij de grip. Mijn vader vond hem met zijn hoofd steunend tegen de stam, het takje duivelsgras nog in de vuist. Nonkel Konrad was zijn jongere broer. Misschien is in dat uur de pijn van mijn vader geboren?

*

Toen ik als man terugkwam van wat ik maar het westen zal noemen, herkende niemand me. Ik zocht een plek om te bestaan en vond het huis van nonkel Konrad terug. Het was amper nog een huis te noemen: lege openingen waar ooit ruiten en deuren zaten, een hoop stenen onder een verkrot dak vol gaten, een schuilplaats voor prooidieren en zwervers was het. Kasten en huisraad lagen er half opgehoopt op wat een stookplaats moest zijn geweest. Tussen de asresten: roestige nagels, kromgebogen ijzeren beslag en stenen die door de hitte gebarsten waren en een binnenste blootgaven dat zo glad aanvoelde dat het me kalmeerde wanneer ik er met mijn vinger over ging. Maar het lag van het dorp af, tegen het bos aan, slechts een smalle strook tarweveld ertussenin. Op een paar meter van de zuidelijke zijgevel stond een appelboom, gebogen door de wind, half uit de bast gebarsten. Korstmossen bekleedden de takken. Hij droeg zijn oogst met waardigheid, al waren de appels te klein. Ik plukte er een, beet erin, rilde van het zuur tegen mijn tanden. Tot zonsondergang bleef ik tegen de boom zitten met de schaduw van het huis en de foto van nonkel Konrad op schoot. Daarna, toen het donker werd, ging ik naar binnen, maakte een hoek schoon, bouwde een kleine beschutting en verbleef er een paar dagen. Door het gat in het dak: grijze leegte die grandioos was, de lichtende nachtwolken, de aardeschijn op de maan. Vleermuizen scheerden rakelings voorlangs me. Het was zoals ik had aangevoeld toen ik voor het eerst voor de puinhoop stond: hier word ik beschermd; hier ligt mijn aarde. In de ochtend was ik een dauwdrinker, ik likte aan het gras en de bladeren van de laurier.

[…]

 

© 2023 Jan Vantoortelboom

pro-mbooks1 : athenaeum