Leesfragment: Logboek Slauerhoff. Dagboeken & reisverslagen

03 oktober 2023 , door J. Slauerhoff
| | | |

Vanaf vandaag in onze boekhandels: het rijk geïllustreerde Logboek Slauerhoff. Dagboeken & reisverslagen, samengesteld en bezorgd door Hein Aalders en Menno Voskuil. Kom 10 oktober naar de presentatie bij Boekhandel het Martyrium, koop dat boek en lees bij ons de inleiding en de eerste aantekeningen!

Logboek Slauerhoff laat de schrijver-scheepsarts en wereldreiziger J. Slauerhoff (1898-1936) aan het woord in diens eigen, meest intieme woorden: de tobbende poète maudit, de avontuurlijke reiziger, de geestige observator. Met alle dagboeken en reisreportages, aangevuld met fragmenten uit zijn reisbrieven en gelardeerd met talrijke, ook door hemzelf gemaakte foto’s en documenten uit zijn leven, markeert Logboek Slauerhoff het pad over de wereld van de schrijver van Het leven op aarde, Schuim en as en de dichtbundel Een eerlijk zeemansgraf. Dichter bij Slauerhoff kom je niet.



 

Inleiding

Een rusteloze ziel, altijd onderweg en nergens thuis. Dit is het beeld dat Slauerhoff graag van zichzelf toonde in zijn gedichten en verhalen. Al van jongs af aan benauwde het calvinistische Nederland hem en droomde hij van verre oorden en vreemde volkeren. Met name de zee oefende een onweerstaanbare aantrekkingskracht op hem uit, iets dat duidelijk blijkt uit de titels die Slauerhoff zijn gedichten meegaf: ‘Oceaannacht’, ‘Zeilend in den herfst’, ‘Zeekoorts’, ‘De havensteden’ en ‘Het laatste zeilschip’.
Als jongeling mocht hij al even proeven van de zee toen hij voor vakantie de Waddenzee overstak naar Vlieland. Zijn eerste echte zeereis maakte Slauerhoff in de zomer van 1920: na een bezoek aan Parijs nam hij in het Franse Le Havre de nachtboot naar Rotterdam. De kust van Engeland zag hij niet, daarvoor was het te donker, maar spijt van de ‘afknottende 2 x zo dure zeereis’ had hij geenszins.
Er zouden tot aan zijn dood in 1936 nog vele reizen volgen, van China tot Zuid-Amerika, van Noorwegen tot Zuid-Afrika. Zijn werk als scheepsarts aan boord van handels- en passagiersschepen stelde Slauerhoff in de gelegenheid de verre oorden te bezoeken die hem al zo lang fascineerden. Zo leerde hij het nachtleven van Shanghai kennen (inclusief de beruchte opiumkitten), zag hij de grot van de door hem zo bewonderde dichter Camoës in Macau en trok hij langs de vervallen oud-Hollandse forten aan de kust van Guinee.
Al deze indrukken en observaties noteerde Slauerhoff allereerst in zijn dagboeken en notities, soms fragmentarisch, een andere keer weer uitgebreid. Hij verwerkte deze later weer in de reisverslagen die hij schreef voor kranten en tijdschriften als Het Vaderland, de Nieuwe Arnhemsche Courant, Het Indische Leven en het Javaanse dagblad De Locomotief.
Voor de meeste lezers van toen vormden Slauerhoffs reisreportages een eerste kennismaking met deze verre oorden: zij hadden die landen zelf nooit gezien, noch beelden ervan. Verreweg het grootste deel van de Nederlandse bevolking (de enkelen uitgezonderd die in de Oost waren geweest) kwam niet verder dan de landsgrenzen of er net overheen.
Voor Slauerhoff vormde geld een belangrijke drijfveer voor het schrijven van deze reportages, want zijn inkomsten als scheepsarts lieten vaak te wensen over, een vaste aanstelling had hij niet, hij leefde van contract naar contract. Desondanks nemen deze reisverslagen, en ook zijn dagboeken, een wezenlijke plek in binnen Slauerhoffs oeuvre: hij gebruikte ze regelmatig als grondlegger voor zijn romans, verhalen en gedichten. Een voorbeeld hiervan vormen de aantekeningen die hier in Logboek onder de titel ‘Hongkong en Macau’ zijn te vinden. Slauerhoff benutte deze teksten weer bij het schrijven van zijn eerste Chinaroman, Het verboden rijk. Ook de door hem beschreven opiumscènes in ‘Dagboek Oost-Azië’ keren met dezelfde personages terug, ze duiken weer op in Het leven op aarde. Maar ook als afzonderlijke teksten zijn de dagboeken en reportages zeer lezenswaardig. Allereerst leren we in de dagboekfragmenten Slauerhoff kennen in zijn eigen, meest intieme woorden. Hij komt naar voren in verschillende gedaanten: de dromer, de verliefde vrijgezel, de tobbende poète maudit, de avontuurlijke reiziger, de scherpzinnige observator. Maar in de reisreportages neemt hij de lezer ook op sleeptouw naar een wereld die nu is verdwenen. Het koloniale rijk van Nederland, Engeland en Spanje bestond in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw grotendeels nog, maar vertoonde al wel flinke scheuren. De grip van de Europese landen op de koloniën was verre van krachtig, en Slauerhoff doet hier op scherpe en soms geestige wijze verslag van.

In Logboek Slauerhoff zijn voor het eerst Slauerhoffs dagboeken en reisverslagen samen gebundeld, aangevuld met andere persoonlijke teksten en brieffragmenten die betrekking hebben op zijn scheepsreizen. Zo geeft Slauerhoff in een opgetekende verklaring weerwoord aan een ontevreden kapitein (Slauerhoff kwam te laat aan boord) en voert hij in een radiolezing de toehoorders aan de hand van zijn eigen poëzie mee over de wereld.
Alle teksten zijn hier chronologisch weergegeven zodat Slauerhoff, steeds in zijn eigen woorden, door de lezer gevolgd kan worden tijdens zijn vele reizen en verblijven, waar ook ter wereld. Van zijn eerste aantekening als veertienjarige scholier over de mythische Peruaanse zeevaarders tot aan zijn woorden over de laatste reis, geschreven op zijn sterfbed.

Scheepskist van Slauerhoff. Uit: Logboek Slauerhoff. Dagboeken & reisverslagenScheepskist van Slauerhoff.

Voor de illustraties in Logboek Slauerhoff maakten we een ruime keuze uit de foto’s en documenten, deels gevonden in Slauerhoffs papieren nalatenschap die wordt bewaard in het Literatuurmuseum. Foto’s van Slauerhoff aan boord van de zeeschepen waarop hij voer, gekleed in uniform met pet of tropenhelm, worden afgewisseld met kiekjes door Slauerhoff zelf gemaakt en afbeeldingen van de ansichtkaarten die hij tijdens zijn reizen kocht. Logboek Slauerhoff vormt zo ook een visuele reis door het bewogen leven van de dichter-scheepsarts.
Achterin Logboek Slauerhoff is een ‘Wie is wie’ opgenomen, met daarin alle namen van de historische personen die voorkomen in Slauerhoffs reisbeschrijvingen en dagboeken, voorzien van geboorte- en sterfjaar en een korte toelichting. Zo kan de lezer, wanneer Slauerhoff bijvoorbeeld de naam ‘Koltsjak’ of ‘Marryat’ terloops laat vallen, snel nagaan dat hier een Russische admiraal respectievelijk een Engelse romancier wordt bedoeld.

Slauerhoff beschreef de gebeurtenissen en personen in zijn reisverslagen onomwonden en soms ronduit karikaturaal: Duitsers zijn corpulent en Fransen hebben een bijgelovig respect voor de coup de soleil. Ongemakkelijker wordt zijn taalgebruik wanneer Slauerhoff blijk geeft van oude koloniale denkbeelden waarin met superieure blik naar de bewoners van de niet-westerse wereld werd gekeken. Daar waar het gebruik van het woord ‘neger’ nog te verklaren valt (destijds een algemene benaming voor personen met een zwarte huidskleur), komen toevoegingen als ‘barbaars’ en beschrijvingen als ‘hun brede witte tanden flikkeren in hun roofdiermonden’ op de lezer van nu als racistisch over. En antisemitische uitlatingen als ‘poenige Jood’ en een ‘te Joodse neus’ laten zien hoezeer de maatschappij ook toen doordesemd was met antisemitische gevoelens.
Wij hebben er bij het samenstellen van Logboek Slauerhoff voor gekozen dergelijke kwalificaties onverbloemd te laten staan. Het kuisen of verwijderen ervan zou afbreuk doen aan de historische context en ook een vertekend beeld opleveren. Ze horen eenvoudigweg bij de persoon Slauerhoff, niets meer en niets minder.

Hein Aalders & Menno Voskuil

Uit: Logboek Slauerhoff. Dagboeken & reisverslagen

 

Uit: Logboek Slauerhoff. Dagboeken & reisverslagen

Eerste aantekening

Op de avond van 6 juli 1913 zit de veertienjarige scholier Jan Slauerhoff aan de eettafel in de woonkamer van het ouderlijk huis aan de Voorstreek 26 in Leeuwarden. Hij leest de Leeuwarder Courant van een paar dagen geleden en zijn oog valt op een bericht. Het gaat over de mysterieuze stenen hoofden op Paaseiland voor de westkust van Zuid-Amerika. Afkomst en betekenis van die reusachtige koppen zijn tot op de dag van vandaag een geheim gebleven. Maar de Leeuwarder Courant bericht nu, zonder een bron te noemen, dat er wellicht een band bestaat met de Inca’s in Peru die ook van die eigenaardige monumenten van kolossale afmetingen hadden. Dankzij de zuidoostpassaat zou het eiland vanaf de Peruaanse kust zelfs met kleine scheepjes bereikbaar zijn. Alleen was de afstand te ver voor een terugtocht naar het vasteland. De Peruaanse zeevaarders zijn dus spoedig uitgestorven op Paaseiland en waarschijnlijk zijn de geheimzinnige monumenten hun graftekens. De jonge Slauerhoff pakt het tijdschrift De Aarde en Haar Volken erbij, de ingebonden oude jaargang van 1880 waar hij zich al zo vaak in heeft verloren, en slaat het artikel over Paaseiland open. Daar staan de gravures van de reuzenkoppen. Hij pakt een potlood en noteert onder het artikel de vroegst geschreven woorden die wij ruim honderd jaar later nog van hem bezitten:

Heden (1913) heeft men de veronderstelling gedaan dat oude Peruaanse zeevaarders, die door de Z.W.-passaat naar het eiland gevoerd zijn en met hunne gebrekkige vaartuigen niet terugkeren konden, deze beelden opgericht hebben. Spoedig uitgestorven, zijn in latere tijd Polynesiërs op dit eiland gekomen. J. Slauerhoff, 6 juli 1913.

Paaseiland, gravure. Uit: Logboek Slauerhoff. Dagboeken & reisverslagenGravure bij het door Slauerhoff bewaarde artikel over Paaseiland in het tijdschrift De Aarde en Haar Volken, jaargang 1880.

Parijs

Ik ben, zoals ik ook van plan was, per schip teruggekeerd. Overhaast Parijs verlaten door vervroegde afvaart van de Ary Scheffer uit Le Havre. Ik dacht zaterdagochtend te kunnen gaan en zaterdagmiddag te vertrekken. Ik hoorde echter vrijdagmiddag dat reeds ’s ochtends het anker werd gelicht zodat ik ’s avonds moest gaan. Het deed mij even verdriet van Parijs te scheiden. Ik hield er al veel van – maar ik moet toch in Holland zijn en lang kon ik toch niet meer blijven. [...] In Le Havre een nachtelijke wandeling gemaakt voordat ik er een chambre à coucher vond. Ik was de laatste tijd al moe door de ontzettende einden die ik liep. Zodat de andere dag, een heldere middag, de falaises mij wel zacht voorbijgeschoven zijn, terwijl ik half sluimerde. Maar ik zag ze toch. Wel eentonig, maar mooi vooral de dorpsnesten in de diepten waar een riviertje de zee bereikte. Eindelijk vernevelde het, half in slaap half in de verte. Engeland heb ik niet te zien gekregen. Het was nacht toen wij voorbijvoeren. [...] De aankomst in Rotterdam was zéér lelijk, wat is dat een filister stad.
(Aan Maarten Vrij, 23 juli 1920)

Ardennen

Houffalize was ons zuidelijkste punt. Dinant en omtrek met de meeste toewijding en tijd bezocht. Luxemburg niet bereikt waar deze reis ook rustreis moest zijn. En nóg veel afgelegd hebben en steilten overkomen. De mooiste rivier is toch de Amblève. Ourthe veel minder, trouwens ’t meest ontwijd door Jacques Perk. Aan de Grot van Han geen behoefte gehad na die van Remouchamps (wonder!) bezocht te hebben.
(Aan Maarten Vrij, 31 juli 1921)

 

[...]

 

Copyright samenstelling en verantwoording © 2023 Hein Aalders en Menno Voskuil

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum