Leesfragment: Gripsholm

06 juli 2023 , door Kurt Tucholsky
|

Nu in onze boekhandels: Kurt Tucholsky’s Gripsholm. Een kasteelroman (Schloss Gripsholm), vertaald door Ard Posthuma. Lees bij ons een fragment!

Gripsholm, een kasteelroman (1931) doet zich voor als een quasi-zorgeloos vakantieboek, dat zich afspeelt in Zweden. Er is een bijna onbekommerde rol weggelegd voor vriendschap, verliefdheid, geflirt in een spontane driehoeksverhouding, goed eten en drinken, en wandelingen in de natuur. Deze idylle wordt verstoord door een briefje van een kind dat op een meisjesinternaat verblijft, met een noodkreet. De directrice van het internaat, de enige andere Duitse in de buurt van kasteel Gripsholm, misbruikt op een regelrecht sadistische manier haar macht. Wat volgt is een visioen van een wrede gladiatorenstrijd op leven en dood. Het lijkt ogenschijnlijk nauwelijks iets met elkaar te maken te hebben, maar de huidige lezer weet wel beter.

Het sfeervolle Gripsholm, een kasteelroman inspireerde generaties schrijvers en lezers vanwege de prachtige combinatie van luchtigheid, menselijkheid en zorgeloosheid, tegen een decor van een snel grimmiger wordend wereldtoneel.

  • ‘Liefelijk, sprookjesachtig, griezelig en met een happy end. Ik herlees het elke zoveel jaar en ontdek telkens nieuwe dingen. Je kunt dit boek op vele niveaus lezen, zoals bij alle wereldliteratuur.’ — Nicolien Mizee

 

Hoofdstuk een

1

Uitgeverij Ernst Rowohlt
Berlijn W 50
Passauer Strasse 8/9

8 juni

Geachte heer Tucholsky,
Dank voor uw brief van 2 juni. Wij hebben nota genomen van uw wens. Iets anders voor vandaag.
Zoals u weet, heb ik de laatste tijd allerlei politieke boeken uitgegeven, waar u uitvoerig aandacht aan hebt besteed. Maar nu wil ik toch graag weer terug naar de ‘schone literatuur’. Heeft u niets liggen? Wat dacht u van een liefdesgeschiedenis? Denk er eens over na! Het mag niet al te duur worden, en om te beginnen zal ik tienduizend exemplaren laten drukken. Op mijn reizen vertellen bevriende boekhandelaren mij altijd hoe graag de mensen zulke dingen lezen. Wat dacht u?
We staan nog voor 46 rijksmark bij u in het krijt – waar moeten we die naar overmaken?
Met vriendelijke groet,
uw (imposante krul) Ernst Rowohlt

10 juni

Geachte heer Rowohlt,
Dank u voor uw brief van 8 juni.
Tja, een liefdesverhaal... Vereerde meester, hoe stelt u zich dat voor? Liefde in tijden als deze? Doet u aan liefde? Wie kan zich vandaag de dag nog liefde permitteren?
Dan liever een klein zomerverhaaltje.
Makkelijk is het niet. U weet hoe het me tegen de borst stuit om het publiek lastig te vallen met mijn eigen sores, dus zoiets komt niet in aanmerking. Trouwens, ik bedrieg elke vrouw met mijn schrijfmachine en maak dus niets romantisch mee. En moet ik misschien zo’n story uit mijn duim zuigen? Die bloeiende fantasie hebben alleen zakenlui als ze niet kunnen betalen. Dan schiet hun van alles te binnen. Maar mensen als wij...
Als ik de mensen hun droomwereldje niet voorschotel (‘De gravin tilde haar zilverkleurige gewaad op, keurde de graaf geen blik waardig en viel van de kasteeltrap’), dan blijft alleen het próplem van het huwelijk als zaalgymnastiek, het ‘menselijk geploeter’ en al die dingen die ons niet bevallen. Waar haal je het vandaan zonder het bij Villon te jatten? Over poëzie gesproken: Hoe komt het dat u in §9 van ons contract 15% royalty-vrije exemplaren vraagt. Zoveel recensieexemplaren stuurt u toch nooit de wereld in! Zo sluizen jullie het zure zweet van jullie auteurs door je keelgat – geen wonder dat jullie op fluweel drinken, terwijl wij op harde bankjes schraal bier moeten slikken. Maar zo zijn de dingen nu eenmaal.
Ik wist dat u het goed met me voorhad. Dat u goed bent voor 46 rijksmark stemt mij tot grote vreugde. Graag naar het bekende oude adres. Trouwens, ik ga volgende week op vakantie.
Met veel vriendelijke groeten,
uw Tucholsky

Uit: Tucholsky, Gripsholm

Uitgeverij Ernst Rowohlt
Berlijn W 50
Passauer Strasse 8/9

12 juni

Geachte heer Tucholsky,
Dank u voor uw brief van 10 juli jl.
Die 15% royalty-vrije kopieën zijn – dat kan ik u bezweren – mijn enige mogelijkheid iets te verdienen. Beste Tucholsky, als u onze balans zag, zou u weten hoe moeilijk het is voor een arme uitgever om het hoofd boven water te houden. Zonder die 15% zou ik zelfs niet kunnen bestaan en moeten verhongeren. Dat kan uw bedoeling niet zijn.
Denkt u nog eens na over dat zomerverhaal.
Mensen willen naast politiek en actualiteit ook iets hebben om aan hun vriendin cadeau te doen. U wilt niet geloven hoe ze daarom zitten te springen. Ik denk aan een klein verhaal, niet te omvangrijk, zo’n 100 à 120 pagina’s, iets voor het gemoed, gekartonneerd, een tikkeltje ironisch en met een kleurig omslag. Voor de inhoud hebt u alle vrijheid. Ik zou u wellicht tegemoet willen komen door de royalty-vrije exemplaren te verlagen tot 14%.
Hoe vindt u onze nieuwe brochure?
Ik wens u een prettige vakantie en doe u bij dezen de hartelijkste groeten,
uw (imposante krul) Ernst Rowohlt

15 juni

Vereerde meester Rowohlt,
Gulbransson heeft u treffend uitgebeeld in de nieuwe brochure: zoals u daar rustig peinzend aan de beekjesrand zit te hengelen naar vette vis. Maar het aas van 14% royalty-vrije exemplaren is niet vet genoeg – 12% is ook best aardig. Denk er even over na en geef uw harde uitgevershart een por. Ik weet zeker dat me niets te binnen schiet bij 14%. Mijn muze ontwaakt pas bij 12%.
Ik schrijf deze brief terwijl ik al met één been in de trein zit. Ik vertrek over een uur – naar Zweden. Ik ben niet van plan om er een werkvakantie van te maken, ik wil naar de bomen kijken en lekker uitrusten.
Laten we dit ei als ik terugkom samen opnieuw uitbroeden. Maar nu wapper ik met mijn hoed ten afscheid, ik groet u allerhartelijkst en wens u een prettige zomer! En niet vergeten: 12%!
Met vriendelijke groeten,
uw trouwe Tucholsky

Uit: Tucholsky, Gripsholm

Ondertekend – dichtgeplakt – gestempeld – het was precies tien minuten over acht. De trein van Berlijn naar Kopenhagen vertrok om twintig over negen. En nu moesten we de prinses ophalen.

2

Ze had een donkere alt en ze heette Lydia.
Karlchen en Jakopp noemden elke vrouw die met een van ons drieën iets had ‘de prinses’, dit om de prins-gemaal in kwestie eer te bewijzen – maar dit was nu dus ‘de’ prinses, en geen ander mocht voortaan nog zo genoemd worden.
Ze was geen prinses.
Ze was iets wat alle schakeringen omvat die je maar kunt bedenken: ze was secretaresse. Ze was secretaresse bij een pafferige chef, ik had hem een keer gezien en vond hem een verschrikking en tussen hem en Lydia... nee! Zulke dingen gebeuren bijna alleen in romans. Tussen hem en Lydia bestond die merkwaardige mix van genegenheid, nerveuze verdraagzaamheid en vertrouwen aan de ene kant, en genegenheid, afkeer en verdraagzame nervositeit aan de andere kant: ze was zijn secretaresse. De man mocht zich op de titel van consul-generaal beroepen en handelde verder in zeep. Altijd slingerden er hele pakken zeep in zijn kantoor, en zo had de dikzak tenminste een smoes als zijn handen vettig waren.
De consul-generaal had haar in een royale opwelling vijf weken verlof verleend; hij ging kuren in Abbazia. Gisteravond was hij vertrokken – moge de slaaptrein hem welbekomen! Zijn kantoor was tijdelijk bemenst met zijn zwager en een invalkracht voor Lydia. Wat kon mij zijn zeep schelen – Lydia kon me schelen.
Daar stond ze al met haar koffers voor haar huis – ‘Hallo!’ ‘Hee bist der ol?’ zei de prinses – tot de grenzeloze verbazing van de taxichauffeur die dit voor Oost-Chinees hield. Maar het was Labbekaks.
Labbekaks is wat je te horen krijgt als iemand uit de provincie correct Duits wil spreken. Hij krabbelt een paar gladgeboende traptreden van de Duitse grammatica omhoog en glijdt om de haverklap terug in zijn geliefde streekjargon. Lydia stamt uit Rostock en zij beheerst dat idioom tot in de perfectie. Het heeft niets boertigs – het is veel subtieler. De nieuwslezerstaal wordt daarin duchtig voor schut gezet; het is alsof een boer in rokkostuum met een hoge hoed op zijn kop zijn akker komt omploegen: Zo’n hoge hoed is as ’n sjieke stadse hoed, en bisto der nich mit opgroeid, dan gliidt er telkens wieder von ’e harses, ja toch? En dat dialect tekent de noorderling ten voeten uit: zijn gemoedelijke spot wanneer iemand het soms wat te bont maakt, zijn snedige humor als hij ergens kale kak ruikt, en reken maar dat-ie die ruikt, feilloos... Met die tongval kwam Lydia bij gelegenheid voor de dag. En hier was zo’n gelegenheid.
‘Wa mooi dast die tiid nich verschlafen hast!’ zei ze en kwam met stevige, rustige bewegingen mij en de chauffeur te hulp. We stouwden alles in de bak. ‘Hier, jij de teckel.’ De teckel was een vette, bijna potsierlijk uitgerekte handtas. En zo stipt op tijd als ze altijd was! Op haar neusvleugels lag een vleugje poeder. We reden.
‘Mevrouw Kremser heeft gezegd,’ begon Lydia, ‘dat ik mijn bontjas moest meenemen en een stel warme jassen – want in Zweden hebben ze helemaal geen zomer, heeft mevrouw Kremser gezegd. Daar is aldoor maar winter. Dat kan toch nich waar weez’n!’ Mevrouw Kremser deed bij de prinses de huishouding, kamermeisje, schoonmaakster, grootzegelbewaarster. Tegenover mij had ze nog altijd, na zo lange tijd, een zacht snuffelend wantrouwen. Met haar instinct was dan ook niets mis. ‘Zeg op, is het echt zo koud daar in dat Hoge Noorden?’
‘Het is toch eigenaardig,’ zei ik, ‘als mensen in Duitsland aan Zweden denken, dan denken ze altijd: Zweedse punch, ijzig koud, Ivar Kreuger, luciferhoutjes, ijzig koud, blonde vrouwen, ijzig koud. Zo koud is het daar helemaal niet.’ – ‘Nou, hoe koud is het er dan wel?’ – ‘Vrouwen zijn pedante wezens,’ zei ik. ‘Behalve jij,’ zei Lydia. ‘Ik ben geen vrouw’ – ‘Maar pedant!’ – ‘Nu even stoppen,’ zei ik, ‘waar blijft hier je logica. Je moet hier wel twee dingen scherp uit elkaar houden, ten eerste...’ – ‘Druk liever een kus op Lydia,’ zei ze waardig. Ik deed het en de chauffeur wiebelde zachtjes met zijn hoofd. En toen stopte de auto daar waar alle betere verhalen beginnen: voor het station.

 

© Copyright 2023 vertaling Ard Posthuma en Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum