Leesfragment: Gerechtigheid voor dieren

01 januari 2023 , door Martha C. Nussbaum
|

5 januari verschijnt het nieuwe boek van Martha C. Nussbaum, Gerechtigheid voor dieren. Onze collectieve verantwoordelijkheid (Justice for Animals), in de vertaling van Rogier van Kappel en Huub Stegeman. Lees bij ons een fragment!

Overal zijn dieren in gevaar. Of het nu gaat over de gruwelijke mishandeling in de vleesindustrie, de jacht, de vernietiging van de natuurlijke omgeving of de verwaarlozing van huisdieren: de positie van dieren vraagt dringend om een wereldwijd ethisch reveil, om een bewustzijnsverandering van internationale proporties. In dit boek presenteert Martha C. Nussbaum een fundamenteel nieuwe benadering van dierenrechten, -ethiek en -wetgeving.

Van dolfijnen tot kraaien, van olifanten tot octopussen, Nussbaum beziet de levens van dieren met verwondering, ontzag en compassie, en geeft antwoord op de vraag hoe wij een klimaat kunnen scheppen waarin de mens het dier als een evenwaardig wezen beschouwt, niet als een handelsobject of een gebruiksvoorwerp. Gerechtigheid voor dieren scherpt ons denken over dieren en hun recht op een goed bestaan. Het is een vurig pleidooi voor verandering, waarin Nussbaum ook laat zien hoe politiek en wetgeving onze ethische verantwoordelijkheid ten opzichte van dieren kunnen waarmaken: de mensheid heeft de collectieve plicht dierenleed te onderkennen en op te lossen.

Voor tal van haar boeken, waaronder Het koninkrijk van de angst, De breekbaarheid van het goede, Grensgebieden van het recht en De kosmopolitische traditie oogstte Nussbaum lof en bewondering. Zij behoort tot de invloedrijkste hedendaagse denkers over ethiek en recht. Gerechtigheid voor dieren is een nieuw hoogtepunt in haar omvangrijke en belangrijke oeuvre.

N.B. Lees op onze site ook een fragment uit Het koninkrijk van de angst, Miriam Rasch over Woede en vergeving, en Leonhard de Paepe over Niet voor de winst.

 

Inleiding

Dieren zitten wereldwijd in de problemen. Onze wereld wordt overal overheerst door mensen: op het land, in de zeeën en in de lucht. Geen enkel niet-menselijk dier ontsnapt aan de menselijke overheersing. Veelal brengt die overheersing dieren onrechtmatig letsel toe: door de barbaarse wreedheden van de bio-industrie, door stroperij en jacht, door de vernietiging van habitats, door vervuiling van lucht en zeeën of door verwaarlozing van de gezelschapsdieren waarvan mensen zeggen te houden.
In zekere zin is dit een eeuwenoud probleem. Zowel westerse als niet-westerse filosofische tradities betreuren al zo’n twee millennia de wreedheid van de mens tegen dieren. De Hindoe-keizer Ashoka (ca. 304-232 v.Chr.), een bekeerling tot het boeddhisme, schreef over zijn inspanningen om vlees te laten staan en alle praktijken die dieren schaadden af te zweren. In Griekenland schreven de platonistische filosofen Plutarchus (46-119) en Porphyrius (ca. 234-305) uitvoerige verhandelingen waarin ze de wreedheid van de mens tegenover dieren betreurden, hun grote intelligentie en hun capaciteit tot sociaal leven beschreven, en er bij de mens op aandrongen zijn voedingspatroon en levenswijze te veranderen. Maar over het algemeen zijn deze stemmen aan dovemansoren gericht, zelfs in het zogenaamd morele rijk van de filosofen, en de meeste mensen zijn de meeste dieren blijven behandelen als objecten waarvan het lijden er niet toe doet – hoewel ze soms een uitzondering maken voor gezelschapsdieren. Intussen hebben talloze dieren geleden onder wreedheid, ontbering en verwaarlozing.
Vandaag de dag hebben wij dus een ethische schuld die we allang hadden moeten inlossen: luisteren naar argumenten die we niet hebben willen horen, zorg dragen voor wat wij stompzinnig hebben genegeerd en handelen naar aanleiding van de kennis van onze slechte praktijken die we zo gemakkelijk kunnen vergaren. Maar vandaag hebben we redenen die we als mens nooit eerder hadden om iets te doen aan het onrecht dat we de dieren aandoen. Om te beginnen is de menselijke overheersing in de afgelopen twee eeuwen exponentieel toegenomen. In de wereld van Porphyrius leden de dieren als ze om hun vlees werden gedood, maar tot die tijd hadden ze een behoorlijk leven. Er was nog geen bio-industrie die deze dieren vandaag de dag fokt alsof ze eigenlijk al niet meer dan vlees zijn, en ze opsluit onder afschuwelijke omstandigheden, benauwd en geïsoleerd, totdat ze sterven voordat ze ooit fatsoenlijk hebben geleefd. Lang werd er op wilde dieren gejaagd, maar hun leefgebieden werden over het algemeen niet ingenomen voor menselijke bewoning of binnengevallen door stropers die geld probeerden te verdienen aan de moord op een intelligent wezen, zoals een olifant of een neushoorn. De mens heeft de zee altijd bevist voor voedsel, en op walvissen is lange tijd gejaagd vanwege hun handelswaarde. Die zee dreef echter niet vol plastic afval dat dieren verleidt om ervan te eten, waarna ze erin stikken. En al evenmin waren er bedrijven die naar olie in de zeebodem boorden en overal geluidsoverlast veroorzaakten (boren, de middelen die worden gebruikt om de oceaanbodem in kaart te brengen), waardoor het leven van sociale wezens voor wie het gehoor hun belangrijkste communicatiemiddel is steeds moeilijker wordt. Vogels werden afgeschoten voor voedsel, maar de vogels die wisten te ontkomen stikten niet in de luchtvervuiling en vlogen niet tegen de wolkenkrabbers van de stad, gelokt door de verlichte ramen. Kortom, de omvang van de menselijke wreedheid en verwaarlozing was nog relatief beperkt. Vandaag de dag duiken voortdurend nieuwe vormen van dierenmishandeling op, zonder zelfs ook maar als mishandeling te worden erkend, aangezien nauwelijks rekening wordt gehouden met de gevolgen ervan voor het leven van intelligente wezens. We hebben dus niet alleen de achterstallige schuld van het verleden, maar ook een nieuwe morele schuld die duizendvoudig is toegenomen en blijft groeien.
Omdat de reikwijdte van de menselijke wreedheid is toegenomen, is ook de betrokkenheid van vrijwel alle mensen daarbij toegenomen. Zelfs mensen die geen vlees eten dat door de bio-industrie is geproduceerd, hebben waarschijnlijk wel eens plastic wegwerpartikelen gebruikt en fossiele brandstoffen die onder de oceaan zijn gedolven en de lucht vervuilen. Ze wonen op plaatsen waar ooit olifanten en beren rondliepen, of in een flatgebouw dat de dood voor trekvogels kan betekenen. De mate waarin we zelf betrokken zijn bij praktijken die dieren schade berokkenen, zou ieder mens met een geweten moeten doen nadenken over wat wij allen kunnen doen om deze situatie te veranderen. Schuldgevoelens zijn minder belangrijk dan het feit dat de mensheid als geheel de collectieve plicht heeft deze problemen onder ogen te zien en op te lossen.
Tot nu toe heb ik het niet gehad over het uitsterven van diersoorten, want dit is een boek over verlies en ontbering, geleden door individuele schepselen die er elk op zich toe doen. Soorten als zodanig lijden niet onder verlies. Toch vindt een uitsterven nooit plaats zonder massaal lijden van individuele schepselen: de honger van een ijsbeer, uitgehongerd op een ijsschots, niet in staat om de zee over te steken om te jagen; het verdriet van een verweesd olifantje, verstoken van zorg en gemeenschap terwijl de soort snel uitsterft; het massaal uitsterven van zangvogelsoorten als gevolg van lucht die te vervuild is om in te ademen – een afschuwelijke dood. Wanneer menselijke praktijken diersoorten doen uitsterven, lijden de dieren die deel uitmaken van die soort daar altijd ernstig onder omdat ze aan alle kanten in de verdrukking komen en worden gefnuikt. Bovendien zijn de soorten zelf van belang voor het creëren van diverse ecosystemen waarin dieren goed kunnen leven (zie hoofdstuk 5).
Ook zonder menselijk ingrijpen zouden er soorten uitsterven. Zelfs in dergelijke gevallen kunnen we redenen hebben om in te grijpen en het te voorkomen in het belang van de biodiversiteit. Wetenschappers zijn het er echter over eens dat de huidige uitsterfsnelheid 1000 tot 10.000 maal hoger ligt dan de natuurlijke. (Het is moeilijk daar met zekerheid wat over te zeggen, want we weten eigenlijk niet hoeveel soorten er werkelijk zijn, vooral als het om vissen en insecten gaat.) Wereldwijd worden momenteel ongeveer een kwart van alle zoogdieren en meer dan 40 procent van alle amfibieën met uitsterven bedreigd.3 Daartoe behoren verschillende berensoorten, de Aziatische olifant (bedreigd), de Afrikaanse olifant (bijna bedreigd), de tijger, zes walvissoorten, de grijze wolf, en nog zoveel meer. In totaal zijn meer dan 370 diersoorten bedreigd volgens de criteria van de U.S. Endangered Species Act, vogels niet meegerekend. Er is een aparte lijst van vergelijkbare lengte voor vogels. Aziatische zangvogels zijn in het wild zo goed als uitgestorven vanwege de lucratieve handel in deze luxeartikelen. Veel andere vogelsoorten zijn onlangs uitgestorven. Intussen is het internationale verdrag cites, dat vogels (en talloze andere dieren) moet beschermen, krachteloos en wordt het niet gehandhaafd. Dit boek gaat niet over het massale uitsterven, maar het lijden van individuele schepselen speelt zich af tegen deze achtergrond van menselijke onverschilligheid jegens de biodiversiteit.
Er is nog een reden waarom er een einde moet komen aan het vermijden van het onderwerp in de ethiek zoals we dat tot nu toe hebben gezien. We weten inmiddels veel meer over het leven van dieren dan vijftig jaar geleden, te veel om ons nog schaamteloos van onze oude excuses te bedienen. Porphyrius en Plutarchus (en Aristoteles vóór hen) wisten veel over de intelligentie en gevoeligheid van dieren. Toch vinden mensen steeds weer manieren om te ‘vergeten’ wat de wetenschap in het verleden duidelijk aan het licht heeft gebracht, en gedurende vele eeuwen dachten de meeste mensen, inclusief de meeste filosofen, dat dieren ‘redeloos’ waren, automata zonder een subjectief besef van de wereld, zonder emoties, zonder samenleving, die misschien niets eens pijn voelden.
De laatste decennia heeft zich echter een explosie voorgedaan van onderzoek op hoog niveau dat alle gebieden van de dierenwereld bestrijkt. Een van de grote genoegens van het schrijven van dit boek is dat ik me daarin heb mogen verdiepen. We weten nu niet alleen meer over dieren die al langer van nabij werden bestudeerd – primaten en gezelschapsdieren – maar ook over moeilijker te bestuderen dieren – walvissen en andere zeezoogdieren, vissen, vogels, reptielen en koppotigen.
Wat weten we? We weten – niet alleen door waarneming, maar ook door zorgvuldig ontworpen experimenten – dat alle gewervelde en veel ongewervelde dieren subjectief pijn voelen en, meer in het algemeen, een subjectief gevoelde kijk op de wereld hebben: de wereld is echt iets voor hen. We weten dat al deze dieren ten minste enkele emoties ervaren (waarvan angst de meest alomtegenwoordige is), en dat veel soorten emoties zoals medeleven en rouw ervaren die een complexere ‘kijk’ op een situatie suggereren. We weten dat dieren zo uiteenlopend als dolfijnen en kraaien, ingewikkelde problemen kunnen oplossen en kunnen leren om daarbij gereedschap te gebruiken. We weten dat dieren complexe vormen van sociale organisatie en sociaal gedrag kennen. Meer recentelijk zijn we te weten gekomen dat deze sociale groepen niet zomaar plaatsen zijn waar een uit het verleden overgeërfd repertorium wordt nagespeeld, maar dat er een echt ingewikkeld sociaal leren plaatsvindt. Soorten die zo verschillend zijn als walvissen, honden en talloze vogels, geven belangrijke delen van het repertoire van de soort onmiskenbaar sociaal door aan hun jongen, niet alleen genetisch.
Ik zal in dit boek vaak van dat onderzoek gebruikmaken. Wat zijn de implicaties ervan voor de ethiek? Die moeten toch enorm zijn, dat lijkt duidelijk. We kunnen niet langer de gebruikelijke grens trekken tussen onze eigen soort en ‘de beesten’, een grens die bedoeld is om intelligentie, emotie en bewustzijn te onderscheiden van het stompzinnige leven van een ‘redeloos dier’. Evenmin kunnen we een grens trekken tussen een groep dieren die we al kennen als een soort ‘zoals wij’ – apen, olifanten, walvissen, honden – en andere die verondersteld worden niet intelligent te zijn. Intelligentie neemt in de echte wereld verschillende en fascinerende vormen aan, en vogels, die zich langs een heel andere weg dan de mens hebben ontwikkeld, zijn tot veel vergelijkbare vermogens gekomen. Zelfs een ongewerveld dier als de octopus heeft verrassende capaciteiten voor intelligente waarneming: een octopus kan individuele mensen herkennen en complexe problemen oplossen door bijvoorbeeld een van zijn armen door een doolhof te leiden om voedsel te bemachtigen, waarbij hij alleen zijn ogen gebruikt.7 Als we dit eenmaal volledig tot ons laten doordringen, moet het toch ook gevolgen hebben voor ons ethisch denken. Een ‘redeloos dier’ in een kooi zetten lijkt op het eerste gezicht niet erger dan een steen in een terrarium leggen. Maar dat is niet wat we feitelijk doen. Wij schenden het bestaan van intelligente en complex voelende levensvormen. Elk van deze dieren streeft naar een goed leven, en elk van hen beschikt over sociale en individuele vaardigheden die het in staat stellen een fatsoenlijk bestaan te leiden in een wereld die dieren voor moeilijke uitdagingen stelt. Wat de mens doet is dit streven dwarsbomen, en dat lijkt verkeerd. (In hoofdstuk 1 zal ik deze ethische intuïtie uitwerken tot een rudimentair idee van rechtvaardigheid.)
Maar ook al is de tijd gekomen om onze ethische verantwoordelijkheid tegenover de andere dieren te erkennen, toch beschikken we over weinig intellectuele middelen om een werkelijk zinvolle verandering teweeg te brengen. De derde reden waarom we nu onder ogen moeten zien wat we de dieren aandoen, is dat we een wereld hebben gemaakt waarin twee van de beste hulpmiddelen van de mensheid om vooruitgang te boeken, het recht en de politieke theorie, ons tot dusver geen of weinig hulp hebben kunnen bieden. Zoals uit dit boek zal blijken, heeft het recht – zowel dat van de natiestaten als het internationale – heel wat te zeggen over het leven van gezelschapsdieren, maar heel weinig over dat van andere. En in de meeste landen hebben dieren geen ‘procesbevoegdheid’, zoals juristen dat noemen: de status die het mogelijk maakt om een rechtsvordering in te stellen als hun onrecht wordt aangedaan. Natuurlijk kunnen dieren zelf geen rechtsvordering instellen, maar dat kunnen de meeste mensen ook niet, bijvoorbeeld kinderen, mensen met cognitieve handicaps en, eerlijk gezegd, vrijwel alle andere, aangezien mensen weinig kennis van het recht hebben. We hebben allemaal een advocaat nodig om onze belangen te behartigen. Maar alle mensen die ik heb genoemd – met inbegrip van mensen met levenslange cognitieve beperkingen – tellen mee en kunnen een rechtsvordering instellen, daarin bijgestaan door een bekwame advocaat. Zoals we de rechtssystemen van de wereld hebben ontworpen, hebben dieren dit eenvoudige voorrecht niet. Ze tellen niet mee.
Wetgeving wordt door mensen gemaakt met de theorieën die zij hebben. Toen die theorieën racistisch waren, waren de wetten racistisch. Toen theorieën over sekse en gender vrouwen uitsloten, deed het recht dat ook. En het valt niet te ontkennen dat het meeste politieke denken van de mens wereldwijd steeds op de mens gericht is geweest, en geen oog had voor dieren. Zelfs de theorieën die pretenderen houvast te bieden in de strijd tegen het misbruik, vertonen grote gebreken en zijn gebaseerd op een gebrekkig beeld van het leven en streven van dieren. Als filosoof en politiek theoreticus die zich ook diepgaand met recht en het onderwijs daarin bezighoudt, hoop ik met dit boek iets te veranderen door een filosofische theorie aan te reiken die gebaseerd is op een juiste kijk op het leven van dieren en die goede raad geeft aan het recht.
Ik heb al gesteld dat het van cruciaal belang is de zaken juist aan te pakken, door de theorie te baseren op een nauwkeurig beeld (ondersteund door het beste wat de wetenschap op dit moment te bieden heeft) van een uiteenlopende reeks dierenlevens, waarbij wordt gekeken naar hoe dieren streven te floreren, en hoe ze worden gedwarsboomd door diverse menselijke praktijken. Laat ik beginnen met u uit te nodigen om na te denken over deze vijf dieren, die ik gekozen heb om de zones van de wereld te vertegenwoordigen waarin dieren schade wordt berokkend: land, zee, lucht, de veeteelt en gezelschapsdieren.
Mijn voorbeelden zijn hooguit een bescheiden greep uit wat een dier kan overkomen, en vormen niet meer dan een staalkaart van diersoorten. Ik zal het dier beschrijven dat zijn eigen leven leidt en floreert, en vervolgens het dier dat lijdt door onrechtmatige behandeling door de mens.
Omdat niet-menselijke dieren zo vaak worden behandeld als dingen en niet als individuele wezens met een bewustzijn, en omdat één aspect van die behandeling als ding het ontzeggen van een eigen naam was, geven wetenschappers tegenwoordig de individuele dieren die zij bestuderen nadrukkelijk een naam. Ik zal dat hier ook doen, en baseer me daarbij zowel op feiten als op fictie.
In al mijn gevallen, behalve dat van Lupa, die zowel slechte als goede tijden had meegemaakt, maakten de dieren het goed toen ik (of anderen) ze observeerde en beschreef. Mijn tweede beschrijving is hypothetisch, maar gebaseerd op al te vaak voorkomende calamiteiten in het leven van dit soort dieren.

[…]

 

Copyright © 2023 Martha C. Nussbaum

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum